De steenweg: Vlaams, Vlaamser, Vlaamst. Een functionele verbindingsweg die steden of gemeentes met elkaar verbindt, waar grijs, grauw en groen elkaar ontmoeten, waar levens elkaar routineus kruisen, waar de auto nog steeds baas is. Voor ik hier steenwegen of liefhebbers ervan beledig: ik heb het hier over mijn steenweg, de Tiensesteenweg. Tegenwoordig heb je namelijk ook mooie, leefbare steenwegen die niet langer typerend Vlaams aanvoelen. Dat gaat helaas niet op voor de steenweg tussen mijn woonplaats rond Tienen en mijn werk in Leuven. Sinds ik in het voorjaar verhuisde, bracht ik elke werkdag een uur of twee door op de steenweg. Ik stap ’s ochtends in alle vroegte op mijn zwaarbeladen (volledig door beenkracht aangedreven) stadsfiets om 20 kilometer naar mijn werk te fietsen. 15 kilometer daarvan spendeer ik op steenwegterrein. En na schooltijd fiets ik uiteraard weer naar huis. De afgelopen maanden kreeg ik kortom uitgebreid de tijd om het steenwegleven te observeren. Het leven op de steenweg dat ligt nooit stil.
Voor ik jullie uitleg wat mij zo fascineert aan de steenweg, beantwoord ik een veelgestelde vraag: dagelijks 40 kilometer op een glooiende steenweg fietsen, is dat niet vreselijk lang en vermoeiend? Ik geef daarop steeds het ietwat filosofische antwoord: nee, dat is geen opgave omdat het in mijn hoofd niet lang is. Kijk, de eerste week dat ik de fietstocht naar mijn werk ondernam, was ik continu bezig met de weg en vooral met hoe ver het nog was. Ik zat nog niet in de routine, dacht nog te veel na. Ja, toen heb ik dus best wel gezucht, gevloekt en gefrustreerd op mijn pedalen gestampt. Ironisch genoeg reed ik juist die eerste weken ook belachelijk snel. Mijn record (ahum) verbeteren was namelijk een bezigheid die voor afleiding zorgde. Hoewel dat resulteerde in belachelijk snelle fietstochten, moet ik er inmiddels niet meer aan denken om wedstrijdgewijs naar school te fietsen. Nu is het kinderlijk eenvoudig: ik stap op de fiets, ik duw op mijn pedalen en ik kom thuis aan. Soms met wind en regen. Soms met de zon. Maar ik kom altijd thuis aan.
Van thuis uit is de weg náár de steenweg een droom van een fietspad die 4,5 kilometer duurt. Denk: een volledige afgescheiden én nieuw aangelegd pad langs het groen. De steenwegpret of -miserie begint onder de naam Leuvenselaan, dat wordt de Leuvensesteenweg om dan onvermijdelijk te veranderen in dé Tiensesteenweg. De logica achter de naamgeving kan de erbarmelijke fietsinfrastructuur niet verhullen. Armoe troef vat het zowat samen. Het grootste deel fiets ik tussen lijnen de naam fietspad niet waardig. Uitgerekend voor dit gegeven schopte “moordstrookje” het met enig cynisme tot Woord van het Jaar in 2018. Het wegdek bevindt zich bovendien ook nog eens in slechte staat, waardoor ik scheuren, barsten en bobbels moet trotseren. Als zwakke weggebruiker moet ik altijd alert zijn, heb ik ogen in mijn rug en fiets ik met een fluohesje en fietshelm in de hoop dat ik daardoor voldoende beschermd ben tegen (vracht)verkeer dat veel te dicht langs mij voorbij raast.
Ik verbaas me nog dagelijks over de diversiteit aan handelszaken die de steenweg huisvest. Voor de hand liggend zijn de medische en paramedische praktijken, de frituren, bloemenwinkels, broodjeszaken en krantenwinkels. Er is echter ook een speciaalzaak voor danskleding, een casino en zelfs een rendez-vous hotel. Met een totaal van 12 stuks zijn de kapperszaken het best vertegenwoordigd. Een bijzondere vermelding gaat naar Bajwa’s nachtwinkel die onder de noemer “algemene voeding” respectievelijk “tabak, alcohol, groenten en fruit” verkoopt. Na verloop van tijd kreeg ik ook inzicht in het mierennest aan gewoontes dat de steenweg herbergt. Kinderen wachten op de bus, werkmannen in hun camionette. Er is de man die op zijn balkon staat te roken (er wordt echt heel veel gerookt op de steenweg), het pubermeisje dat eenzaam op de schommel zit in een kale tuin, het meisje met de roze jas op de te kleine fiets en de kat die alles nauwlettend in de gaten houdt vanachter het raam. De alledaagsheid van de steenweg vind ik nog steeds boeiend. Vraag me niet waarom.
Minder alledaags zijn de magische steenwegmomenten die ik al beleefde. Die hebben altijd te maken met de natuur die ook bijzonder goed vertegenwoordigd is. In september zag ik tientallen ooievaars op lantaarnpalen zitten die in Kumtich (of all places!) hadden overnacht tijdens hun trek naar het zuiden. Ik zag al prachtige zonsopkomsten. Ik zag een betoverend in mist gehuld landschap. Ik zie dagelijks stoere bruine koeien, een merrie met veulen en een weide vol witte herten. Ook toen ik foto’s maakte om deze tekst van beeldmateriaal te voorzien, viel het me op hoeveel pittoreske plaatjes ik kon schieten. Van de natuur, maar ook van de prachtige woningen, de ene al bewoonbaarder dan de andere, die het steenweglint van een sierlijke touch voorzien. Vergis u niet: de steenweg an sich is lelijk, de streek die hij doorkruist is dat geenszins.
Ik was eerst van plan om het te hebben over de romantiek van de steenweg. Omdat er heus ook wel hoffelijkheid bestaat. Omdat er dezer dagen heel wat symbolen van verbindende aard te vinden zijn. Maar vooral omdat ik toch wel een klein beetje heel erg van mijn lelijke steenweg ben gaan houden. Het kleinmenselijke dat de steenweg biedt, staat echter in schril contrast met de groezelige en ronduit levensgevaarlijke kant van dat fameuze grijze lint. Een informatiebord langs de weg leerde mij dat er in de maand oktober maar liefst 612 zware boetes werden uitgedeeld op een plaats waar je 70 km/u mag sjezen. Er zijn te veel roekeloze chauffeurs die de steenweg voor Francorchamps aanzien. Het mag dan ook niet verbazen dat ik al meerdere aanrijdingen zag. Daarbovenop is er ook heel veel werfverkeer, (langs de steenweg wordt altijd gewerkt), waardoor er behoorlijk wat bouwmateriaal in de berm belandt. Je zal als fietser op de moordstrook maar een gyprocplaat tegen je hoofd krijgen. Ik zie veel te veel road kill dan goed is voor mijn gevoelig dierenzieltje. Ik voel plaatsvervangende schaamte voor het zwerfvuil in de berm, het wc-papier dat in de struiken hangt en de vuilniszakken die worden gedumpt. De steenweg is een plaats waar de mens zich ook van zijn smerigste kant toont.
Ondanks dat tragische aspect ben ik gehecht aan de steenweg omdat ik er als eenzame fietser soms kromgebogen over haar stuur in alle anonimiteit kan opgaan in het landschap. Stevig ingepakt vanonder mijn fietshelm durf ik al eens luidop meezingen en zelfs gesticuleren. Ik kan intens genieten van de muziek die ik op de heenweg luister en de podcast op de terugweg. Heel soms moet ik de neiging onderdrukken om kei hard te schreeuwen: zwijg nu allemaal eens! Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, die steenwegruis bezorgt mij op de één of andere manier een dagelijks rustmoment van en naar mijn werk. De steenweg en ik, we zijn aan elkaar overgeleverd. Tussen ons is het van moeten, maar daarom niet minder van harte.
Beste grote dochter,
Ik weet al lang hoe goed jij kunt schrijven en hoe handig je bent met taal. Toch was dit verhaal over een gewone steenweg nog verrassend. Ik vond het heel ontroerend hoe jij met de steenweg omgaat. Daarom richt ik mij ook nog eens tot de steenweg zelf.
Beste steenweg,
Mijn dochter is een prettige reisgezel. Zorg goed voor haar.
Bedankt
Liefs,
Je mama
LikeLike