De CPC Loop in Den Haag is altijd weer een feest, eentje waarbij je niet zelf de slingers moet ophangen. Op zondag 12 maart stond de 47e editie op het programma. In 2016 namen Roos en ik voor het eerst deel aan de halve marathon van de CPC. Inmiddels kan ik over elke editie wel een verhaaltje bedenken waarom net die zo onvergetelijk was. Zo was mijn laatste CPC nog maar een half jaar geleden: een zonovergoten najaarseditie, samen met Sam aan de start. Dit jaar was Roos weer van de partij en zakten we traditiegetrouw op zaterdag al af naar het prachtige Den Haag. Gedreven door onze honger naar loopavontuur én onze liefde voor die stad. Ik zou ons echt de Belgische ambassadeurs van Den Haag willen noemen. We komen er natuurlijk letterlijk een beetje thuis bij onze familie die er woont, maar Den Haag heeft werkelijk alles in huis om er een geweldige tijd te beleven. Met of zonder loopevenement.
We moesten er dit jaar wel wat voor over hebben om Den Haag te bereiken. Om verkeerschaos ten gevolge van klimaatbetogingen en boerenprotest te vermijden was het zaak om vroeg te vertrekken. Dat moet je ons geen 2x zeggen: vroeg is dan ook echt vroeg. Zo vroeg dat wij om 10u de eerste klanten waren bij mijn favoriete Café Emma op het Regentesseplein. Zo kon ook Roos eens aan den lijve ondervinden dat de bediening daar echt naar een hoger niveau van jovialiteit wordt getild. Het zonnetje scheen, wij waren in Den Haag bij onze familie. Onze dag kon kortom niet meer stuk. We aten taart en dronken koffie. We gingen voorraadjes inslaan bij de Albert Heijn. We lieten ons werkelijk overal prikkelen en inspireren zodat ook onze creatieve batterijen volop werden opgeladen.
Zondag was het weer minder gunstig: druilerig grijs met wat wind en kans op lichte regen. Eigenlijk krijgen we dat weertype elke CPC voorgeschoteld. Een grijs wolkendek heeft niet per se een negatieve invloed op je loopprestaties, een beetje regen ook niet. Wind is een ander verhaal, de wind kan echt een spelbreker zijn. Roos en ik zitten allebei in het staartje van de weg naar ons voorjaardoel. Ik stoom me klaar voor de marathon van Rotterdam, Roos waagt zich een weekje eerder aan een ultraloop van 59 kilometer. Ze had naar eigen zeggen nog een rekening te vereffenen met de CPC. Haar doel was om een nieuw record op de halve te laten optekenen en dus onder de 1u40 te duiken. Bij mij zou het erom spannen: mijn missie was om zo dicht mogelijk bij die 1u25 te blijven, maar ik wist ook dat mijn marge beperkt was. Als ambassadeurs van Den Haag hadden we echter nog een invité warm kunnen maken voor een eerste kennismaking met de CPC. Niemand minder dan Pieter (die soms wel de familienaam Van Houffalize lijkt te hebben) vervoegde ons team, samen met zijn immer enthousiaste ouders Erwin en Sybille. Pieter zou zijn eerste officiële halve marathon lopen en had dus evenzeer zin om eens goed uit te pakken.
Omdat ik in september 6 seconden onder de 1u25 wist te blijven, kon ik me inschrijven als subtopper. Een bescheiden mijlpaal in mijn even bescheiden loopcarrière. Met een polsbandje kreeg ik toegang tot de aparte subtop-kleedruimte. Een kwartier voor de start zouden we dan samen naar het startvak vertrekken. De koukleumtijd van een subtopper moet natuurlijk tot een minimum beperkt blijven. We kregen bananen en drankjes aangeboden, maar verder moesten we het ook gewoon doen met een krappe houten bank. Helaas kan ik weinig spannends vertellen over de voorbereiding van subtoplopers. Ze kleden zich gewoon om en bevestigen hun borstnummer met veiligheidsspelden. Sommigen maakten wel wat opmerkelijke opwarmingsbewegingen. Ik zat erbij en keek ernaar. Mijn pre-race-ritueel bestaat uit babbelen met Roos en dat miste ik nu. Wat opviel was dat werkelijk elke loper Vaporfly’s droeg: de ultrasnelle schoen van Nike. Ook ik trouwens! Het zou de vuurdoop zijn van mijn blauwe snelheidsduivels in wedstrijdverband. Ik zag dat je die veters met precisie moet strikken en dat je de lussen dan wegwerkt onder de veter zelf (zodat je er niet in verstrikt geraakt?!) 15 minuten voor de start komen we volgens planning aan bij het startvak, waar nog plaats is voorzien om op te warmen. Tja, dat doe ik nooit, maar nu voel ik toch druk om met mijn meest krachtige pas wat op en neer te lopen. Het is onvermijdelijk dat ik helemaal vooraan in het startvak beland. Achter mij wemelt het van de snelle mannen die als gekken staan te drummen om aansluiting te vinden bij de kop van de race, waar ik tegen mijn wil in ook bij hoor. Starten bij de subtop: het is een ervaring op zich, maar wel eentje van stresserende aard.
Als de rode vlag de lucht in gaat, is het nog een minuut tot de start. Nooit eerder stond ik zo oncomfortabel tegen anderen aangedrukt te wachten. Eindelijk weerklinkt het startschot! Mijn raceplan is eenvoudig: snel, maar niet té snel vertrekken, dat is wat ik moet doen als ik 21,1 kilometer lang rond de 4’00” per kilometer wil lopen. De zon schijnt voorzichtig, maar mijn voeten zijn bevroren. Daardoor lijk ik de eerste kilometers geen voeling te hebben met mijn lichaam. Ik loop gewoon met de massa mee. De wauw-factor die ik in september had is er niet. Waar ik op training het gevoel had te vliegen met die Vaporfly’s, lijkt het nu alsof ik op slappe turnpantoffels loop. Een echt lekker begin is dit niet. Vandaag zal het niet moeiteloos gaan. Mijn neef Maarten is reporter en supporter ter plaatse. Hij fietst een stukje mee om live verslag te kunnen geven aan de familie in België. Hem wacht de aartsmoeilijke opdracht om drie lopers met verschillende tempo’s aan te vuren, een missie waar hij wonderwel in zal slagen.
Na 5 kilometer kan ik niet anders dan conclusies trekken: er is verdorie veel wind en die wind waait verdorie recht in mijn gezicht. Ik moet nu al werken om mijn beoogde tempo te halen, wat in deze fase van de race eigenlijk niet zou mogen. Vandaag is het kortom niet mijn dag om een besttijd neer te zetten. Ik verkondigde al vaak dat de halve marathon één van mijn favoriete wedstrijden is omdat je zowel duur als snelheid combineert. Anderzijds is het ook één van de meest verraderlijke afstanden, juist om diezelfde redenen. Na 8 kilometer tegenwind besef ik dat ik nog een lange weg te gaan heb. Ik kan geen beschutting vinden in een groepje, want die lijken er niet te zijn. Ook kan ik me niet van de indruk ontdoen dat ik vandaag toch eerder de prooi dan de jager ben. De wind zal wel eens draaien, het tij zal niet keren. Ik stel mijn doel bij naar een gemiddelde onder de 4’05”. Ik wil vooral weer het goede gevoel te pakken krijgen, een comfortabel ritme vinden waarbij ik de controle heb over hoe snel er gelopen wordt. In theorie klinkt dat eenvoudiger dan wat het in werkelijkheid is. Een lopend lichaam laat zich namelijk niet aansturen als een auto waarbij je het gaspedaal wat kan lossen of verder indrukken. Ik wil een tempo aanhouden zonder krampachtig tegen de wind in te beuken. Na een kilometer of 10 lukt dat te midden van de woonwijken al wat beter. Echt soepel is mijn tred niet, maar ik vind wel een tweede adem.
Als ik na 14 kilometer richting de boulevard loop, heb ik mezelf weer wat teruggevonden. Langs de zee heb ik de wind in de rug, al loopt het daar ook niet echt lekker over een oplopend stuk en een bakstenenpad is erg mooi, maar efficiënt loop je er niet op. In tegenstelling tot vorig jaar vind ik hier wel mijn derde adem. Een dag ervoor had ik het met Roos over wat de finale van een halve marathon is. Volgens mij was dat kilometer 18. Ik zou dat nu bijstellen naar kilometer 17,5: naar analogie met de beruchte km 35 van de marathon. Als ik van de pier weer afdraai richting de city (City-Pier-City!) begin ik aan mijn finale. Het lukt me wonderwel om mijn hoofd boven water te houden en nog stevige kilometers af te tikken. Met dank ook aan de aanmoedigingen van Maarten. De laatste rechte lijn richting Malieveld lijkt zoals steeds oneindig lang. Ik pers er nog uit wat erin zit en word richting finish gestuwd met de steun van Erwin en Sybille. Ik klok uiteindelijk af op 1:26:07 en een gemiddelde snelheid van 4’03” per kilometer. Missie toch wel geslaagd.
Aanvankelijk voel ik wat teleurstelling. Simpelweg omdat ik trager ben dan in september. Gezien de omstandigheden denk ik echter niet dat het vreemd is dat ik per kilometer 3,5 seconde meer nodig had. Ik loop nog steeds top 50 bij de vrouwen, ik ben bovendien de eerste Belgische en ook nog eens zesde in mijn leeftijdscategorie. Het zou ronduit belachelijk zijn om hier ontevreden mee te zijn. Na de finishzone word ik meteen omringd met de goede zorgen van de familie Van den Borre. Pieter finishte in een straffe tijd van 1:20:48. Volgens de app gaat Roos op dat moment nog als een malle tekeer om haar PR te verpulveren. Het is namelijk Roos Odeyn die de knalprestatie van de dag levert: met 1:35 rond loopt ze haar record in gruzelementen. SIA-gewijs liep zij Unstoppable door de Haagse straten, als een Porsche zonder remmen, zonder batterij, op 100% beenkracht en windenergie. Pieter en ik konden niet anders dan het hebben over die vreselijke wind. Waarop Roos verwonderd vroeg: was er wind dan? Om het sportbulletin van de dag te vervolledigen: Sam liep in Gent een halve marathon in de elite-wave Bashir Abdi achterna. Met een sterke 1:18:28 verbeterde hij zijn PR met 7 seconden en ja hoor, ook bij hem was er sprake van een windverhaal.
Roos droeg haar PR op aan haar peter Julien die exact een jaar geleden overleed. Julien was een fervent (marathon)loper, een prachtig en toepasselijk eerbetoon dus! Ook om een andere reden waren we een klein beetje in de rouwsfeer ondergedompeld. Onze favoriete webshop waar we de laatste jaren al onze Nike loopschoenen en dito kleding aan scherpe prijzen konden kopen ging die week ter ziele. Onze nieuwste outfitaanwinsten voelen nu als relikwieën uit vervlogen tijden. Vertrekken in Den Haag doet altijd een beetje pijn. We stapten zondagavond dus weer in de auto. Goed volgeladen met onder andere twee fietsen, heel wat bagage en een voorraadje Tony’s chocolade en appelstroop. We konden weer een onvergetelijk hoofdstuk toevoegen aan ons CPC-boek. Op naar het volgende avontuur: de halve marathon in en rond de Gentse binnenstad!