Leiden, september 2007. Ik studeer af als master in de literatuurwetenschap met een thesis* over Marcel Proust. Mijn eindwerk krijgt de titel Een kant van Proust, liefde in de schaduw van jaloezie, een knipoog naar de eerste twee delen van Prousts levenswerk A la recherche du temps perdu: ruim 3000 pagina’s in zeven delen die verschenen tussen 1913 en 1927. Niet alleen de omvang van dit werk, maar ook de uitermate beschrijvende stijl van Proust hebben ertoe bijgedragen dat Proust lezen een zekere status met zich meedraagt. Mount Proust kent geen genade. Toen ik de volledige romancyclus als prille twintiger las, stelde ik vast dat Proust verrassend genoeg best leesbaar is. In mijn thesis ging ik specifiek in op deel 5 (De gevangene) en 6 (De voortvluchtige), waarin de Franse elite plaats ruimt voor de verstikkende relatie tussen verteller Marcel en zijn geliefde Albertine. Vanuit dat perspectief bleek het Marcels ziekelijke jaloezie te zijn die als een rode draad door de Recherche-cyclus loopt en in de laatste delen steeds meer de bovenhand krijgt. Geloof me: Proust heeft de moderne lezer meer te bieden dan ellenlange zinnen en een madeleine.
Ik kijk met een dubbel gevoel terug op mijn studietijd in Leiden. Enerzijds was de opleiding literatuurwetenschap een verrijking voor mezelf als lezer en als mens. Anderzijds hield ik aan mijn studie ook een lichte afkeer aan het universitaire leven over en het ivoren-toren-gevoel dat erbij leek te horen. Mijn plan was altijd om leerkracht te worden: terug de maatschappij in. Bovendien heb ik me nooit echt thuis gevoeld in Leiden. Ik bleef er altijd De Belg, een sympathieke buitenstaander. Mijn keuze om over Proust te schrijven was een stille daad van verzet. Destijds was het namelijk in om het vooral niet te hebben over de grote klassiekers en hun verdiensten, maar juist een gemarginaliseerde auteur op te snorren die de canon oversteeg en die liefst niemand kende. Door te kiezen voor een boegbeeld van het modernisme (zwaar, snobistisch, moeilijk) en te betogen dat die wel degelijk leesbaar was, toonde ik stiekem waar ik zelf voor stond: een zelfbewuste benadering van literatuur.
In mijn thesis vermeed ik bewust de iconische madeleine. Het is in deel 1 (De kant van Swan) dat Marcel zijn madeleine in de thee doopt (van zompig gesproken), waarop hij terug gekatapulteerd wordt naar de vakantietijd die hij doorbracht bij zijn tante in Combray. Et voila: la mémoire involontaire doet haar intrede. De madeleine-scène werd exemplarisch voor de eindeloze mijmeringen die Proust tot in het kleinste detail weet te beschrijven. Ik dompelde me graag onder in Proust omdat ik er mijn liefde voor Parijs in weerspiegeld zag. Naarmate ik echter vorderde in de Recherche bleek het romantische beeld van die madeleine steeds minder typerend te worden. De meanderende herinneringen maken plaats voor een buitengewoon menselijk aspect: jaloezie die groteske vormen aanneemt. In tal van sappige passages krijgen we steeds meer zicht op de ongezonde relatie die Marcel en Albertine erop na houden. Hij beticht haar van vuile manieren met andere mannen. Zij liegt de pannen van het dak. De eens zo beheerste verteller trekt stilistisch een ander register open. Marcel is van kop tot teen menselijk.
In augustus 2007 moest ik mijn thesis verdedigen bij mijn begeleider, in veel opzichten een atypische universitair docent. Wellicht kon ik het daarom goed met hem vinden. Bij dit gesprek was ook Docent 2 aanwezig. Hij gaf een collegereeks over het literaire modernisme, waarvan één sessie volledig gewijd was aan Proust. We kwamen daarbij niet verder dan de madeleine-passage, hoe verrassend! Ik kreeg complimenten voor de close-readings in mijn eindwerk (altijd scoren) en wat kritische vragen over de secundaire literatuur waar ik naar teruggreep (de pro-forma geplogenheden). Tot Docent 2 me lichtjes uit mijn lood sloeg. Waarom heb je het niet over de madeleine? Hoe kan je over Proust schrijven zonder het over de madeleine te hebben? Heel mijn thesis was opgebouwd rond het gegeven dat er door het motief van de uber-menselijke jaloezie juist een grote betrokkenheid ontstaat tussen lezer en verteller en dat je de Recherche oneer aandoet door de zevendelige cyclus te laten overschaduwen door één bovennatuurlijk gebakje dat nota bene in het eerste deel gegeten wordt! Bij nader inzien las Docent 2 waarschijnlijk geen enkel deel van Proust. Ik vraag me zelfs af of hij wel de moeite had genomen om mijn eindwerk volledig te lezen. Voor mij was dit het ultieme bewijs dat ze mij in Leiden nooit echt begrepen hebben.
Moet je Proust nog lezen anno 2021? Ja, als je graag eens een klassieker ter hand neemt. Nee, als je niet houdt van verhalen die hun tijd nemen om verteld te worden. Proust is de meester van de uitweiding en de breed uitgesponnen beschrijving, laat daar geen misverstand over bestaan. De kern van zijn romancyclus is echter een ongezonde relatie: begrijpelijke kost die ver weg ligt van het abstracte of conceptuele dat je bij andere modernisten terugvindt. Zo vond ik de 1200 pagina’s van Robert Musils De man zonder eigenschappen een worsteling en James Joyce heel interessant, maar ook aartsmoeilijk. Laat je dus niet intimideren door de status die Mount Proust in de wereldliteratuur krijgt toegewezen. Het is een meesterwerk, maar dat zijn de Ardennen ook. Je kan er prachtig wandelen en als je van de natuur houdt, moet je echt geen alpinist zijn om er een berg op te kunnen. Laat je verleiden door de madeleine, savoureer ze, maar weet dat de Franse boulangerie nog meer gebakjes in de toonbank heeft liggen. Ik hou ook meer van koffie dan van thee. Bon appétit!
*thesis, scriptie, eindwerk, masterproef: what’s in a name?
2 gedachten over “Het boek – De vervloekte madeleine van Proust”