Het is vandaag Internationale Vrouwendag en – ik zeg het elk jaar – zo’n dag is nodig. Omdat er nog steeds door ons allemaal een strijd geleverd moet worden voor een gelijkwaardige behandeling van vrouwen. En natuurlijk ook omdat er gelukkig zoveel inspirerende fascinerende vrouwen zijn. Het is echt leuk om een vrouw te zijn hoor! Al zijn er heel veel plekken op de wereld waar ik liever geen vrouw ben. Je moet ook geen doorwinterd tijdreiziger zijn om te beseffen dat vrouwen er vroeger doorgaans bekaaid van af kwamen. De mythe van het zwakke geslacht zit diep in onze geschiedenis geworteld. Het kan geen toeval zijn dat ik de laatste tijd veel boeken las over vrouwen die tegen de stroom en tijd in op eigen benen proberen te staan. Veelal was dat wankel, met meer vallen dan opstaan. Meestal liepen zulke pogingen niet goed af. Je moest wel gek zijn om als vrouw je eigen koers te durven varen. Bam! Daar kreeg je je stempel! Vandaag kunnen we die waanzinnig dappere vrouwen alleen maar dankbaar zijn voor de stenen die ze hebben gelegd.
In 1900 schreef Frederik van Eeden Van de koele meren des Doods. De titel verwijst naar de naargeestige gedachten van hoofdpersonage Hetty. Als kind wordt ze getekend door de dood van haar moeder, waardoor ze steeds meer “verdonkert”. Sterven intrigeert en fascineert haar meer dan leven. Van Eeden was psychiater en in zijn voorwoord benadrukt hij dat hij geen wetenschappelijke studie wilde schrijven over een pathologisch geval, zoals hij Hetty zelf noemt, maar wel “een kunstwerk over een zielsgebeurtenis” (enter het moraliserende vingertje). Hetty’s leven is een lijdensweg, één en al kommer en kwel, afzien in het kwadraat. Ze belandt uiteindelijk in een obscure kliniek in Parijs waar ze troost vindt in het geloof. Dat is uiteindelijk ook de boodschap die Van Eeden tracht mee te geven: het enige heil dat mentaal lijden kan verzachten is religie. De onderliggende gedachte is dat een vrouw zwakker van natuur is. Pijnlijk.
Heel wat genuanceerder is Wat stilte wil (2022), de jongste roman van Arthur Japin. Hij vertelt het gefictionaliseerde verhaal van Anna Witsen, een jonge vrouw die aan het begin van de 20e eeuw een zangcarrière ambieert, maar heel wat tegenkanting ervaart. In de eerste plaats van haar vader. Anna worstelt bovendien stevig met de maatschappelijke verwachtingen. Gestaag worden haar dromen de grond ingeboord. Haar broer Willem daarentegen kan zich wel volop ontwikkelen. Hij is lid van de Tachtigers, een vernieuwende beweging binnen de Nederlandse literatuur, waar ook de reeds vernoemde Frederik van Eeden deel van uitmaakt. Als vooraanstaand psychiater reist hij naar Parijs om er hypnoseshows bij te wonen van dokter Charcot in het Hôpital de la Salpêtrière. Arthur Japin slaagt erin om van de historische figuur Anna Witsen een gelaagd personage te maken. Haar levensloop toont aan dat als vrouwen 125 jaar geleden durfden te kiezen voor een ander dan het gebaande pad ze van een héél kale reis terugkwamen.
Victoria Mas kiest in Het bal der gekken (2019) resoluut voor een positieve benadering van vrouwelijke waanzin. Haar roman speelt zich af in het eerder genoemde La Salpêtrière in Parijs, een ziekenhuis dat onderdak bood aan zogenaamd hysterische vrouwen. Onder hen zowel slachtoffers van verkrachting, als sekswerkers, als dementerenden of vrouwen die op de één of andere manier als “anders” werden bestempeld. Veelal gedumpt door hun familie werden ze er geïsoleerd van de samenleving zonder enig vooruitzicht op herintegratie. Daarbovenop waren ze overgeleverd aan de therapeutische sessies van dokter Charcot. Hij behandelde hysterie onder andere door zijn patiënten op te voeren in openbare hypnoseshows. Een akelig stukje geschiedenis kortom, maar toch slaagt Victoria Mas erin om met haar 19-jarige hoofdpersonage Eugénie het verzet te laten zegevieren. Ze stelt “gek zijn” in vraag en breekt daardoor een lans voor female empowerment.
Deprimerender van aard is dan weer Een revolverschot (1911) van Virginie Loveling dat zich omstreeks dezelfde periode afspeelt in het verstikkende Vlaanderen. In 2021 verscheen dankzij Annelies Verbeke een nieuwe versie van deze vergeten Vlaamse klassieker. Ze voorzag de roman van een voorwoord en friste de taal op met respect voor Lovelings stijl. Haar ingrediënten voor een gevaarlijke (lees: dodelijke) cocktail zijn: twee zussen, één man, één revolver en enkele sterfgevallen. Centraal staat het gevoelsleven van Marie Santander die door een samenloop van omstandigheden beetje bij beetje afglijdt richting de waanzin. Of is het de eenzaamheid? Maries verhaal zet de kwetsbare positie van vrouwen die alleen (over)leven in de verf. Als vrouw zonder man, maar ook als slachtoffer zonder aangepaste zorg, stapelen de desillusies zich op en was je een dikke eeuw geleden een vogel voor de kat.
Een Marie die er wel in slaagt om zich als buitenbeentje te manifesteren is het hoofdpersonage in Matrix (2021) van Lauren Groff. Deze dappere 17-jarige heldin wordt in de 12e eeuw verbannen van het hof van Queen Eleanor naar een verlaten abdij zonder enig toekomstperspectief. Marie is letterlijk en figuurlijk te groot voor het hoofse wereldje. Ze lijkt aanvankelijk dan ook een slachtoffer te zijn van haar eigenzinnigheid. Omringd door een bont allegaartje vrouwen (nonnen van diverse pluimage) slaagt Marie er echter in om een imperium in middeleeuwse stijl op te bouwen. Een plek waar vrouwen geen mannen nodig hebben om hun boontjes te doppen, waar de liefde voor God hand in hand kan gaan met de liefde voor vrouwen. Het alom bejubelde Matrix is een roman met sprookjesachtige allures én uitsluitend vrouwelijke personages. Smullen maar!
In het wondermooie The Easter Parade (1976) bewijst Richard Yates dat het leven als vrijgevochten vrouw ook niet zo gek lang geleden geen lachertje was. De eerste zin is meteen een stevige waarschuwing aan het adres van de gevoelige lezertjes: Neither of the Grimes sisters would have a happy life. Zussen Sarah en Emily zoeken vanuit een gebroken gezin elk hun eigen weg. Sarah kiest voor het klassieke gezinsleven: het ogenschijnlijk perfecte plaatje. Schijn bedriegt uiteraard, daar komt ook Emily achter die er een hobbelig liefdesparcours op na houdt, inclusief gefnuikte carrièremogelijkheden. De zusjes Grimes rijden zich keer op keer vast in hun verlangens. Werkelijk elke droom wordt vakkundig aan diggelen geslagen, of ze nu het rechte pad, dan wel de weg van de weerstand kiezen. Toch weet Yates tussen al de miserie door sprankeltjes hoop te laten schitteren. Je kan niet anders dan diep bewondering hebben voor alle Emily’s.
Few men since Flaubert have offered such sympathy to women whose lives are hell – Kurt Vonnegut over het werk van Richard Yates
Nightbitch (2021) van Rachel Yoder is ongetwijfeld het meest excentrieke boek in dit lijstje met het meest waanzinnige hoofdpersonage. Ook opgeleide vrouwen met een waaier aan kansen in onze tijd kunnen immers verzanden, spartelen en wegzakken. “The mother” is een naamloze verteller met kind “the boy” en een man die uitblinkt in afwezigheid. Een moeder die haar kind oprecht graag ziet, maar toch een torenhoge tol betaalt om te voldoen aan de maatschappelijke verwachtingen die bij het moederschap (niet ouderschap) horen. Waar ze zich aanvankelijk nog probeert te verzetten tegen de beperkende rol die haar wordt opgedrongen, beseft ze al vrij snel dat dit zinloos is. I am now a person I never imagined I would be (…) I would like to be content, but instead I am stuck inside a prison of my own creation. Het gevolg is dat deze moeder ervan overtuigd geraakt dat ze ’s nachts in een hond verandert. Jawel. Nightbitch is zowel teder als hilarisch. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, het verhaal gaat juist over de allesverpletterende liefde van een moeder voor haar kind. “The mother” dwaalt net zoveel als een hondsdolle jachthond op de dool.
Afsluiten doen we hoopvol én in stijl met Elizabeth Finch (2022) van Julian Barnes. We bevinden ons in een klassieke setting à la Barnes: Elizabeth Finch doceert namelijk Culture and Civilisation. Na haar dood gaat één van haar voormalige studenten graven in haar archieven. Hij doorspit stapels essays en notities in de hoop een saillant persoonlijk verhaal op te duikelen, maar het ene na het andere beschouwende stuk over de Europese kunst en cultuur belandt in zijn handen. Leeswaarschuwing: het verhaal gaat hier wel wat de elitaire toer op. Met name het middenstuk is een beschouwing over Julianus de Afvallige, een Romeinse keizer in de 4e eeuw. Barnes kwam er wat mij betreft mee weg omdat hij zo fantastisch mooi kan schrijven. Zijn Elizabeth Finch is net zo raadselachtig als dat ze intrigerend is. Een vrouw die leeft bij gratie van de kunst en cultuur en daar volstrekt gelukkig mee is. Of hoe gelukkig niet alle vrouwen die voor zichzelf en hun carrière kiezen grandioos ten onder moeten gaan.
Moeten er nog vragen zijn? Jazeker en maar liefst 20 stuks aan het adres van mijn niet zo kleine zusje Roos. Over haar leven en lopen nu de eerste twee maanden van het nieuwe jaar achter de rug zijn. Over het kleine geluk en de grote dromen. Stof genoeg om al eens te kijken naar wat 2023 bracht en hopelijk nog brengen zal. Ik doe altijd mijn best om mijn familieleden niet té veel te belasten met al die vragenstellerij, maar ik kreeg nu toch weer te horen dat sommige vragen moeilijk waren. Aan de antwoorden is daar in ieder niks van te merken.
Heb je dit jaar al geskeelerd?
Spijtig genoeg nog niet. Je hebt een combinatie van droge en schone wegen nodig. Dus geen bladeren of modder en geen nattigheid. Skeeleren is ook het veiligst in daglicht dus de weekdagen vallen ook al weg. Ik hoop er snel weer mee te kunnen starten.
Hoe gaat het op je werk?
Prima. Weer lekker druk. Ik had sinds januari veel werk met wat extra opdrachten, die zitten er voorlopig op.
Welk loopevenement wil je nooit (meer) missen?
De CPC is altijd zo een leuk weekend, een blijvertje. Maar de loop zelf viel al vaak tegen. Nog nooit echt kunnen schitteren. De 20 kilometer van Brussel blijft mijn lievelingswedstrijd, want daar is alles begonnen. Ook al erger ik me elk jaar blauw aan de wandelaars en buggy’s tussen de lopers, het is zo een fijn evenement!
Op maandag 10 april loop je De Jogclub Ultra van maar liefst 59 kilometer. Waarom?!
Na Parijs vorig jaar wou ik geen nieuwe marathon meer plannen omdat die naar mijn idee boven verwachting goed was geweest. Ik had ook zoveel plezier beleefd aan het supporteren bij de marathon van Berlijn en later Amsterdam dat ik me prima voelde in die supportersrol. Maar anderzijds geeft dat aanschouwen toch altijd een prikkel om er weer zelf voor te gaan. Met dat getwijfel in mijn hoofd kreeg ik aan het einde van het jaar een stevige sinusitis te pakken en een geforceerde tussenribspier, dat bleef maar aansleuren en ik had het gevoel al achterstand te hebben in mijn trainingen alvorens te zijn gestart. Toen ik me uiteindelijk ging inschrijven was de marathon van Rotterdam uitverkocht. Toen besliste ik om de Jogclub Ultra mee te doen. Het voelt nu niet aan als een plan B, maar als een plan A. Het is ook weer een nieuwe uitdaging, je kan het dus niet beter of slechter doen, wat het ook wel minder stresserend maakt.
Wat was je zwaarste training tot nu toe?
Mijn 25 km loop. Niko zijn geweldig pannenkoekenontbijt wierp al na enkele kilometers op, de stukjes bos die ik had gepland, vielen me meteen zwaar. Ik had geen echte route uitgestippeld dus moest vaak stoppen om me op mijn gsm te oriënteren. Toen ik uiteindelijk de weg gevonden had, kwam de wind opsteken en kwam daar nog regen bij. En toen begonnen mijn darmen te rommelen, vreselijk! Ik was zo blij toen ik ons huis zag staan.
Welk type trainingen voelen nooit als een opgave?
Wanneer de zon schijnt, de benen fris zijn en Spotify de perfecte sfeer creëert. Ik kan al lopend DJ’en. Dan dwalen mijn gedachten weg en kan ik over alles dromen, denken, plannen maken… Geweldig!
Wat vind je het leukste en wat het moeilijkste aan trainen voor een groot doel?
Een doel motiveert om weer kilometers te tellen en extra te lopen. Je klaarstomen voor een groot doel is iets bijzonders. Het vraagt toch altijd wat planning en organisatie. Elke zondag is het weer kijken: wanneer ga ik wat lopen en hoeveel? Als je dan eens veel andere bezigheden hebt in een week dan vind ik het echt een uitdaging. Maar uiteindelijk lukt het dan toch altijd om de kilometers te lopen zoals gepland, ook al moet je daar soms vroeg voor opstaan of na het werk nog lang voor lopen.
Loop je soms in gezelschap?
Niko vervoegt me steeds vaker. Sinds kort ook Joni, onze nieuwe loopvriend en voetbalvriend van Niko. Altijd leuk om samen te lopen. Al moeten de tempo’s wel matchen. Sorry meisje, maar lopen met jou is echt afzien!
Liep je al in korte broek?
Nee, wel al in T-shirt.
Wat verwacht je volgende week van de CPC halve marathon in Den Haag?
Ik heb het even opgezocht en ik heb er nog nooit een echte toptijd neergezet. Daar hoop ik verandering in te brengen. Ik heb zin om eens echt te scheuren door die straten van Den Haag. Ik heb zelfs een beetje een wedstrijdplan gemaakt. Al hoop ik dat die tussenribspier niet weer gaat verzuren.
Zien we je ook weer aan de start in Houffalize?
Tuurlijk.
Als tijd, geld en middelen geen probleem zijn, wat is dan je grootste (en stoutste) sportieve droom?
Heel moeilijke vraag. Ik dacht eerst aan meer kleding van Saysky, haha. Weinig ambitieus ben ik precies. Uitdagingen zoals de marathon van New York of Boston zeggen me niks, alsook die extreme uitdagingen zoals Marathon des Sables. Misschien dan eerder een bijzondere natuurloop in de bergen, al heb ik een hekel aan bergop lopen.
Wat eet en drink je vlak na een zware training?
Chocomelk en dan gewoon waar ik heel veel zin in heb. Dat kan variëren. Ik heb nog wel wat te leren qua voeding, denk ik.
Welke songs kleuren het begin van 2023? Out of My Head van First Aid Kit staat op repeat. Verder probeer ik me in te luisteren op Rock Werchter 2023.
Welke kleur droeg je dit jaar al het vaakst?
Haha, geen antwoord mogelijk. Hetzelfde als altijd denk ik.
Las je dit jaar al een boek?
Ik las heel wat vakliteratuur en begon in een boek. Ik zit toch al 10 pagina’s ver.
Wie zijn je favoriete masked singers?
Champignon en Hippo.
Op welk DIY-project ben je het meest trots?
Onze zelfgemaakte dierenmagneten voor Emils 1e verjaardag vind ik fantastisch goed gelukt. Mijn wilgenhut in de tuin is ook best geslaagd. Verder is mijn jeans broekpak een parel in wording.
Hoe vierde je de 1e verjaardag van Emil?
Met frieten en stoofvlees. Hij was wat slechtgezind op zijn verjaardag, maar dat is helemaal oké. Ik heb geklonken met zijn papfles. Mijn eerste jaar als meter zit er dus op. Ik neem mijn rol best ernstig.
Welke eigenschappen van je familieleden benijd je het meest?
De snelheid, de discipline en de kracht die Joke en Seppe hebben op sportief vlak. Een vat dat nooit leeg kan zijn. Altijd blikken karakter in de berging. Ons Marietje is dan weer specialist in het leiden van een chaotisch leven: ze kan met één schoen aan haar hele huishouden doen en dan pas de tijd nemen om haar tweede schoen aan te doen. Hilarisch, maar uiteindelijk deinst ze daardoor nooit terug voor nog meer chaos en krijgt ze ook alles geregeld. Ze is veel onbevreesder. Mama en papa zijn daar weer echt het voorbeeld van de kleine gelukjes. Hoe je leven geweldig kan zijn als je er samen in slaagt om de perfecte compost te maken.
Het volledige team van Jokeloopt bedankt je en wenst je nog een schitterend voorjaar toe, Roos!
Dagdagelijkse gewoontes van mensen vind ik mateloos fascinerend. Hoe verloopt je ochtendroutine bijvoorbeeld? Wat doe je het liefst op zondag? Waar en met welke frequentie doe je boodschappen? Ook over hoe het lezend en lopend leven plaatsvinden dan wel georganiseerd zijn, daar stel ik maar wat graag heel veel vragen over die ik ook met evenveel plezier beantwoord. Voor deze 13 vragen aan mezelf als lezer liet ik me inspireren door de vragen aan auteurs in de boekenbijlage van De Morgen.
Wat was het beste boek dat je las in 2022?Erfgoed van Miguel Bonnefoy, toevallig ook het allerlaatste boek dat ik vorig jaar las. De auteur is een Parijzenaar met Chileense en Venezolaanse ouders. Erfgoed gaat ook over hoe die verschillende culturen met elkaar verweven zijn. Aan mijn goede vriendin en collega Murielle (die ook nog eens Frans én Spaans spreekt) beschreef ik Erfgoed als een kruisbestuiving tussen Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Márquez en Het achtste leven van Nino Haratischwili: een magisch familie-epos dat van mij veel langer had mogen duren.
Welke klassieker die je onlangs las, zou je aanraden?If Beale Street Could Talk (1974) van James Baldwin: het liefdesverhaal van Tish en Fonny, twee jonge zwarte mensen die opgroeien in het New Yorkse Harlem. Als Fonny in de gevangenis belandt omdat hij valselijk beschuldigd wordt van verkrachting zet Tish samen met haar familie alles op alles om hem vrij te krijgen. Een ontroerend liefdesverhaal dat voor de BLM-beweging bestond nog steeds brandend actueel is.
Welk boek had je zelf willen schrijven? Ik heb nooit de ambitie gehad om een roman te schrijven. Door mijn blog ben ik wel gaan beseffen dat ik graag schrijf over wat ik tegenkom in het leven. Om die reden had ik Waarover ik praat als ik over hardlopen praat van marathonloper en topauteur Haruki Murakami wel willen schrijven. Volgens mij is dat het mooiste boek over hoe het leven en lopen met elkaar verbonden zijn. Omdat ik ook graag de verhalen van anderen opschrijf, had ik met plezier de eindredactie van heel wat boeken over atleten voor mijn rekening genomen. Ik vind die boeken vaak te mager geschreven, bol van de clichés, soms zelfs tenenkrommend slecht.
Welk boek vertelt iets over jou? Alle boeken die ik lees doen dat op de één of andere manier. Hier vertelde ik daar al meer over.
Heb je een voorkeur voor boeken die eerder emotioneel of eerder intellectueel raken? Ik vind het juist heel belangrijk dat de balans niet overhelt naar het ene of het andere. Een boek is een kunstwerk dat moet raken omdat het zo knap gemaakt is. Als een auteur enkel inzet op het sentiment of op de stijl, dan voel ik het meestal niet. En met intellectueel raken bedoel ik zeker niet dat het altijd complex of overdreven literair moet zijn, ook daar heb ik een hekel aan.
Hoe beslis je welk boek je gaat lezen? Uit het ene boek volgt altijd een beetje het andere, als in: er is vaak ergens een link tussen wat ik net gelezen heb en wat daarop volgt. Dat kan iets thematisch zijn, maar net zo goed dat het allebei boeken zijn die gaan over de maatschappij van nu. Soms is er ook een duidelijk verband met wat er speelt in mijn eigen leven. Lezen is dan troost en herkenning. Ik lees nooit twee boeken van dezelfde auteur na elkaar. Net zoals ik het zal vermijden om twee boeken die qua stijl erg gelijkend zijn vlak na elkaar te lezen.
Hoe is je boekenkast georganiseerd? Zeker niet volgens kleur en al helemaal niet alfabetisch. Mijn boeken zijn geografisch geordend en daarbinnen streef ik naar chronologie. Bij de Italianen loopt het dus van Italo Calvino via Giorgio Bassani naar Elsa Morante en Elena Ferrante. Mijn bibliotheek in de woonkamer bevat alleen de boeken die ik al gelezen heb én ook goed vond. Al die boeken zijn dus mijn darlings. Er is niet echt samenhang in hoe de streken onderling samenhangen. Wel is het zo dat hoe centraler iets in de kast staat, hoe geliefder het is.
Wat voor soort lezer was je als kind? Een gulzige lezer, zoals ik nog steeds ben. Ook echt een lezertje dat in een boek kon wegkruipen en heel erg onder de indruk kon zijn van personages en verhalen. Ik verdiepte me als kind ook al in schrijvers in hun oeuvres, niet eenvoudig in internetloze tijden. Ik liet me graag verrassen, maar greep ook graag terug naar thema’s die ik goed vond.
Hoe is je leesstijl in de loop der jaren veranderd? Vroeger las ik alles wat los en vast zat. Nu vind ik het gemakkelijker om bepaalde genres en auteurs links te laten liggen. Dat moet ook wel, want als ambitieuze lezer besef je hoeveel er te lezen valt. Ik heb wel altijd mijn eigen leeskoers durven varen, waarbij ik wel gevoelig ben voor aanraders van vrienden.
Ben je vaker in de boekenwinkel of in de bibliotheek te vinden? In de boekenwinkel, ook al zijn boeken erg duur. Niks zo heerlijk als tussen de boeken grasduinen en wat high worden van de geur van vers papier. In de kringwinkel doe ik dat trouwens ook vaak en graag. Tegenwoordig voer ik wel een strenger beleid omtrent de aankoop van nieuwe boeken. Er waren jaren dat ik echt veel meer kocht dan las, met een rijkelijk gevulde ongelezen-kast tot gevolg. In de bibliotheek haal ik wel eens non-fictie boeken of dichtbundels.
Voor en met welke drie auteurs zou je een etentje willen organiseren? Miguel Bonnefoy, Lydia Sandgren en Olivia Wenzel. Een Fransman, een Zweedse en Duitse die allemaal ongeveer even oud als ik zijn en elk een topwerk afleverden in een heel eigen(tijdse) stijl: Erfgoed, Verzamelde werken en 1000 kronkelwegen angst. Dat kan niet anders dan een topavond worden! Ik hoop dan wel dat het Engels van Miguel wat op niveau is. En dat mijn kookkunsten niet teleurstellen.
Wie mag je levensverhaal schrijven? Mijn familieleden omdat hun taal gevoelsmatig het dichtst bij die van mij ligt.
Welke boeken liggen op je snel-te-lezen-stapel? Nino Haratischwili’s nieuwe klepper Het schaarse licht. Ik denk dat ik daaraan begin in de paasvakantie. Verder ben ik erg benieuwd naar Het lot van Atalanta van filosofe en marathonloper Hanna Vandenbussche: eentje voor de taperperiode van de marathon. Tot slot wil ik me ook snel wagen aan De diepst verborgen herinnering van de mens van Mohamed Mbougar Sarr, volgens De Morgen het beste boek van 2022 en bovendien winnaar van de prestigieuze Prix Goncourt 2021.
Mijn papa is veel, maar een fashionisto is hij nooit geweest. Ik had het dan ook nooit voor mogelijk gehouden dat uitgerekend hij zich als trendsetter zou ontpoppen. Het zit namelijk zo: al zo lang ik me kan herinneren draagt hij in de winter een geruite flanellen vest als jas. Hij had een rood-zwarte en een groen-zwarte versie met groot ruitpatroon. Merkloos uiteraard. Papa was daardoor erg herkenbaar. Lang voor de wereld er klaar voor was droeg Jan Odeyn met andere woorden een shacket. Helemaal hip en trendy dezer tijd. Een wat? Een shacket is een samentrekking van shirt en jacket: een wat oversized blouse, vaak geruit, die je als jas draagt. Een houthakkershemd wordt dat ook wel eens genoemd. Tegenwoordig zie je ze overal opduiken in alle kleuren, vormen en geheel uniseks. In december kon ik Sam overtuigen van de veelzijdigheid van het shacket en toen ik zag hoe hij in korte tijd helemaal verknocht raakte aan zijn vintage versie kon ik echt niet achterblijven.
Dankzij een prachtige rood-roze mantelstof mét ruit die ik bij LanaLotta zag, kreeg mijn shacket-droom uiteindelijk vaste vorm. Het was liefde op het eerste gezicht met die stof. Gek eigenlijk, aangezien ik rood en roze niet meteen als mijn lievelingskleuren zou bestempelen en ik er lang van overtuigd was dat de tijd van de felle kleuren voor mij passé was. Smaak en stijl veranderen. Vroeger kon ik ook niet begrijpen wat mensen zagen in de kleur bordeaux, terwijl burgundy nu een kleur is waar ik steevast voor zwicht. Net zoals lila en pasteltinten trouwens. De cyclamen in mijn tuin tonen aan dat je dit alles ook perfect kan combineren. Om die reden rolde er ook nog een sportieve sweater vanonder mijn naaimachine: een restprojectje van mijn (en Roos’) geliefde Invaincu-sweater. Ik moest creatief omspringen met de patroondelen en zo verdween het laatste stukje bordeaux in een mouw net zoals een stukje van de leopardstof. Als symmetrie geen optie is, dan kies ik resoluut voor de chaos. Colourblocking heet dat in modetermen.
Een shacket naaien vraagt net wat meer tijd dan een sweater, zeker als je met mantelstof werkt. Juist daarom was het een heel fijn project om mee bezig te zijn. Het eindresultaat overtrof mijn verwachtingen. De pasvorm is perfect (het ene oversized is het andere niet), de grote kraag is zowel stoer als elegant, net zoals de ronde vorm van de panden. Ook nu vormden de resten ruitstof een nieuw project. Naast jassen en sweaters ben ik namelijk ook een grote liefhebber van tassen. Ik zei het al vaker: er is een tas voor elke gelegenheid (én een jas én een sweater). Ik maakte al een tas die perfect in mijn fietstas past, zowel qua vorm als kleur. Een eenvoudige tote bag met grote hengsels om over de schouder te dragen. Mijn ultieme tip: een verstevigde bodem van stylevil zorgt ervoor dat je tas staat als een huis. De zoete, doch stoere ruit combineerde ik met vaste waarden van het Flat White huis: denim, een washed canvas in marineblauw, streepjes en een toets van zebra. Streepjes zijn echt altijd goed. De benjamin van de mini-collectie en familie Ruit is een fanniepack. Klein, maar verdorie arbeidsintensief, zoals ik hier al uitlegde.
Mijn pappie draagt een heuptasje enkel functioneel op de fiets. Ik besef nu dat hij profetische gaven had om modetrends te voorspellen. Zo droeg hij al een joggingbroek lang voor de grote modehuizen het hadden over sweatpants of athleisure wear om fashion statements te maken. Papa’s vaste tenue als molenaar en modelbouwpiloot was bovendien een overall, waar het nu al jumpsuit is wat de klok slaat. Zijn geliefde kabas is dan weer helemaal volgens de regels van utility wear of cargo style, dat kan ook. Het enige item uit zijn collectie dat nooit echt is doorgebroken moet zijn caban zijn, oftewel een regenponcho in legergroen voor op de fiets. Ik zeg: daddies and shackets for the win!
Patroondetails: Indy shacket van Bel Etoile, Didi sweater uit Fibre Mood 17, Faye fanniepack van WISJ Design. Patronen, stoffen en fournituren voornamelijk van LanaLotta in Leuven.
Als cyclamen en zomerklokjes uit de grond schieten, kan de duurloper de voorjaarsmarathons al ruiken. Mijn liefde voor de marathon is groot, dat wisten jullie al. Inmiddels ook behoorlijk onvoorwaardelijk en nog niet meteen bekoeld. Ik heb de marathon altijd beschouwd als iets dat van mij is. Iets dat mijn leven vorm geeft en structureert. Iets dat altijd weer heel wat teweeg brengt. Ik liep mijn eerste marathon in mei 2015 enkele maanden nadat ik alleen ging wonen na een lange periode van samenzijn. Om die reden heb ik de marathon ook altijd beschouwd als een symbool voor mijn eigen koers (durven) varen, mijn eigen ding doen (met alle angsten die daarbij horen), ook als er tegenwind is (zoals bij die eerste marathon). Drie jaar geleden legde ik al eens uit waarom de marathon het allermooiste atletieknummer is. Als ambassadeur van de marathon beschouw ik het als mijn taak om de minder ingewijden een snelcursus tot de basisbeginselen van de marathon te geven. Marathonpraat voor dummies in 5 vragen en 1 tip.
Hoe lang is dat eigenlijk? Een marathon is 42,195 kilometer lang. Een meetcertificaat garandeert dat een marathon de vereiste afstand heeft en dat je tijd ook officieel als marathontijd de boeken in gaat. De geschiedenis van het legendarische atletieknummer gaat een jaar of 2500 terug in de tijd. Ene Pheidippides liep van de Griekse stad Marathon naar Athene – een verhaal waarvan de geschiedkundige correctheid met een korrel zout genomen moet worden. Onze dappere Griekse boodschapper liep een kilometer of 40, sprak de woorden Gegroet, we hebben gewonnen waarop hij terstond dood neerviel. De marathonafstand van 40 kilometer (25 mijl) werd voor het eerst gelopen op de Olympische Spelen in 1896 als de ultieme uithoudingstest. In 1908 werd de marathon op de Olympische Spelen in Londen verlengd tot 42,195 kilometer (26,2 mijl) om tegemoet te komen aan een wens van het Britse koningshuis. Na enkele jaren waarin de marathon fluctueerde tussen de 40 en 42 kilometer werd in 1920 de officiële afstand van 42,195 kilometer vastgelegd.
Hoe snel gaat dat eigenlijk?
Het huidige wereldrecord op de marathon is 2 uur 1 minuut en 9 seconden (2:01:09) en staat op naam van de Keniaan Eliud Kipchoge. Hij liep die tijd op de razendsnelle omloop van Berlijn in september 2022. Tussen Kenia en de marathon is het al jarenlang dik aan. De Keniaanse Brigid Kosgei liep in 2019 het 16-jarige wereldrecord van Paula Radcliffe van de tabellen. Met haar 2:14:04 doorbrak ze als eerste vrouw de 2u15 grens. De eerste marathon in 1908 werd trouwens gewonnen door de Amerikaan Johnny Hayes die 2 uur en 55 minuten nodig had om de marathon (min 2 kilometer) af te leggen. In België bevinden we ons momenteel in marathonweelde. Bashir Abdi is onze snelste landgenoot met een besttijd van 2:04:49, maar er zijn natuurlijk ook Hanne Verbruggen, Mieke Gorissen en Koen Naert die onze driekleur met verve verdedigen. Mijn eigen felbevochten 3:01 van Amsterdam was trouwens goed voor een 24e plek op de marathonranglijst bij de Belgische vrouwen, een prestatie waar ik niet anders dan heel erg trots op kan zijn.
Over cijfertjes gesproken: een (marathon)loper zal om een bepaalde eindtijd te realiseren altijd rekenen in kilometertijden die worden uitgedrukt in minuten en seconden. Een tempo van 5 minuten per kilometer staat gelijk aan 12 kilometer per uur. Als loper kan je echter accurater tellen als je naar je tijd per kilometer kijkt en niet naar het geheel van een uur. Meten is weten dankzij de GPS-horloges waar ieder loper inmiddels behoorlijk aan verslingerd is (Garmin 4ever). Je kan ook beroep doen op de pacers van de organisatie. Tempomakers, ook wel hazen genoemd, zijn ervaren marathonlopers die je kan volgen om je naar een bepaalde (ronde) tijd te laten loodsen: 4u, 3u45, 3u30 enzovoort. Er zijn ook de zogenaamd magische grenzen. Zo betekent finishen onder de 3u30 dat je een marathon gelopen hebt met een gemiddelde van 12 km/u. De sub-3 (onder de 3 uur finishen) is ook een felbegeerde muur om doorheen te lopen. Je eindtijd begint dan immers met een 2. Voor een marathonloper is het verschil tussen 2u59 en 3u01 zoveel meer dan 2 minuten. Hetzelfde geldt voor 3u59 en 4u01. Grappig toch wel als je weet dat de marathon een eeuw geleden korter was.
Hoeveel kost dat eigenlijk?
Voor de grotere marathons in België, Nederland en Frankrijk betaal je tegenwoordig rond de 100 euro voor een startnummer. Voor dat geld krijg je een verkeersvrij parcours met bevoorradingsposten (ongeveer elke 5 km), een loopshirt en medaille bij de finish. Van het finishershirt ben ik doorgaans geen fan (matige kwaliteit in schreeuwerige kleuren), de medaille en ook mijn borstnummer koester ik wel. Bij je inschrijving kan je heel wat extraatjes aankopen: een pakket met foto’s van je zegetocht of een gegraveerde medaille bijvoorbeeld. Op de marathon expo kan je dan weer behoorlijk wat geld uitgeven aan merchandising. Tijdig inschrijven is wel de boodschap: de marathons van Rotterdam en Parijs die in april worden gelopen, waren medio januari al uitverkocht. Er zijn ook prestigieuze marathons waarvoor je net wat meer moet neertellen. Over die World Marathon Majors en waarom ik er niet zoveel mee heb, schreef ik hier al eens.
Hoe doe je dat eigenlijk?
Wat “een goede marathon lopen” precies betekent, dat mag ieder voor zich uitmaken. Beoogde doelen halen kunnen een bepalende factor zijn, net zoals met een bepaald gevoel lopen. De befaamde runner’s high wordt wel eens overschat, vind ik zelf. Een marathon lopen is geen feestje van begin tot einde. Het vraagt een maandenlange voorbereiding waarbij de heroïek vaak ver zoek is. Graag lopen en graag lang lopen zijn dan ook de belangrijkste eigenschappen van een marathonloper. Je traint je benen en bij uitbreiding je hele gestel, waaronder ook je hoofd. Een marathon lopen is dus niet voornamelijk een mentale kwestie. Je bent niet afhankelijk van goede benen op marathondag, je moet erop durven vertrouwen dat die benen goed zijn omdat jij ze in de juiste vorm hebt gekneed.
Het marathonseizoen situeert zich in het voor- en het najaar om heel warme of koude temperaturen uit te sluiten. Twee marathons per jaar geldt zowel voor toppers als recreanten als een mooi en haalbaar programma: je hebt voldoende tijd om goed op te bouwen en ook weer te herstellen. Bovendien is er dan ook nog ruimte voor andere uitdagingen. Het hoeft trouwens niet te stoppen bij de marathonafstand. Tegenwoordig wint ook ultralopen aan populariteit. Een ultra is elke afstand die langer is dan de marathon. Er zijn legio verhalen van mensen die tientallen marathons per jaar lopen of van ultralopers die duizenden kilometers afwerken op enkele weken tijd. Dat klinkt hallucinant en misschien ook onverantwoord, maar lopers van dat kaliber zijn dan ook echte kilometervreters in hun voorbereiding. Een gevalletje: het is maar net wat je wilt.
Is dat eigenlijk wel gezond?
Jazeker. Ik beantwoordde die vraag hier al uitgebreid.
En tot slot nog een tip. Als iemand zegt dat ze de marathon gaat lopen, vraag dan niet voor welke afstand de loper in kwestie gaat. Met de marathon lopen bedoel je namelijk altijd dat je voor de volledige afstand van 42,195 kilometer gaat en dus niet voor de halve marathon van 21,0975 kilometer. Je vermijdt er de beteuterde blik van een trotse loper mee.
Er is er één jarig. Hoera! Hoera! Mijn mooie witte Teresa werd vandaag 17. Wat de jarige miep deed op deze heuglijke dag? Genieten van haar leven, zoals alleen zij – en bij uitbreiding een aanzienlijk deel van de kattige bevolking – dat kan. Boeken over en met katten als lifestylegoeroes en zenmasters zijn nog steeds razend populair. Begrijpelijk ook. Er zijn weinig dieren die zo’n enorm je m’en foutisme uitstralen en zich daar geen seconde slecht bij voelen. Mijn Libanese prinsessen Ada en Teresa kwamen 14 jaar geleden bij mij wonen. Al die tijd deelden we stoel, bank, bed, lief en leed. Een mooie aanleiding voor een nieuwe opsomming van kleine gelukjes. Hoewel, met het ego van een kat in gedachten, kan ik het maar beter hebben over grootste geluksmomenten. Want, met een kat in huis:
gaat geen milligram warmte verloren – kortom, een zegen in tijden van energiecrisis, werkelijk elke zonne- en verwarmingsstraal wordt optimaal benut, of dat nu is door urenlang op de verwarming te liggen, op het venstertablet, op een uitgelichte plek op de planken vloer of nét dat ene plekje op bed waar de zon neerstrijkt
leer je echt wat een gewoontedier is – in die mate dat ze mij wijzen op mijn eigen onbewuste gewoontes, blijkbaar zijn er verschillende manieren waarop ik mijn stoel onder de tafel schuif en loop ik met een specifieke tred door de keuken als het etensmoment is aangebroken
heb je geen alarmsysteem meer nodig – je neemt geen kat in huis omwille van de afschrikwekkende verschijning, toch is Teresa mijn waak-kat: als ik er niet ben, houdt zij burcht en buurt nauwlettend in de gaten, de buren durven amper voorbij te lopen als de Generaal op haar troon zit
weet je je meubilair echt naar waarde te schatten – er zijn tig manieren om in een zetel te liggen – al dan niet slapend, maar ook om in bed te luieren zonder te slapen, ook blijkt het ene stoelkussen al wat meer ingezakt te zijn dan het andere
durf je niet veel te weigeren – mijn katten vragen geen aandacht, ze eisen die meestal op een dermate dwingende manier dat je hun die aai niet kan ontzeggen omdat je bang bent dat je een aangetekend schrijven van de FOD Dierenwelzijn mag verwachten als je hun wens niet inwilligt
ga je anders naar dozen kijken – katten en dozen dat is heel grote liefde, of de doos nu groot of klein is: er is een doos voor elke kat en een kat voor elke doos, kartonnen dozen genieten natuurlijk de voorkeur, maar ook plastic exemplaren hebben zo hun voordeel
kan je ook mooie spullen kopen – mijn duurste interieurstuk was lange tijd mijn hoogwaardige krabpaal, Duitse kwaliteit in 100% natuurhout, ik werkte de kattenbak netjes weg in een kastje van Ikea en ik ben dolgelukkig met de huisdierenlijn van Le Creuset waardoor mijn dames nu eten uit azuurblauwe kommen met cachet
weet je dat het ene zacht niet het andere is – mijn katten zijn geen kieskeurige eters, wel hebben ze uitgesproken voorkeuren voor de ondergrond waarop ze slapen, de ene dekbedovertrek is de andere niet, een gebreide sprei is niet hetzelfde als een geweven: zacht en volumineus dat blijkt de ideale combo te zijn
prijs je je gelukkig dat het geen mensen zijn – ik vraag me wel eens af hoe mijn katten als mens zouden zijn: eigenzinnig excentriek, achteloos achterdochtig, neurotisch narcistisch en wellicht behoorlijk onuitstaanbaar
besef je dat je nooit echt alleen bent – het mooie aan huisdieren hebben die ook letterlijk altijd in je huis wonen, is juist dat het dieren zijn met hun eigenheid en vaak onbevattelijke momenten, maar dat er toch raakvlakken zijn waardoor je kan samenleven in een harmonieus gezinsverband
Poëzie is taal die feestviert en om die reden is Gedichtendag niets minder dan een feestdag. Dit jaar is vriendschap het thema van de Poëzieweek met besties Miriam Van Hee en Hester Knibbe als boegbeelden. Op school is er nooit een tekort aan vriendschap én poëzie. Mijn vijfdejaars namen een dichtbundel naar keuze mee om in te grasduinen, zich te verwonderen en eens achter de oren te krabben, want wat wordt hier nu eigenlijk mee bedoeld?! Korte gedichten die quote-achtig aanvoelen vallen dan ook in de smaak. Ze dachten nog eens goed na en formuleerden zelf een uitspraak over poëzie.
Poëzie is therapie Poëzie is niet in hokjes denken Poëzie is het enige dat de taal kan verslaan Poëzie is je kleine zusje dat (te) veel vragen stelt Poëzie is een canvas en jij bent de kunstenaar Poëzie is een rimpel die kan denken, fronsen en lachen Poëzie is een sprint in slow motion Poëzie is als praten met vrienden: het gaat over niets en alles tegelijkertijd Poëzie is als een sleutel, je moet gewoon nog de juiste deur vinden Poëzie is zoals de Mona Lisa: mooi, maar niemand weet waarom Poëzie is als een optische illusie: prachtig, maar niet te begrijpen Poëzie is net zoals een uil: met grote ogen naar de wereld kijken Poëzie is de kleine wegen nemen om de gebaande paden te vermijden Ik weet dat poëzie onmisbaar is, ik weet alleen niet voor wie Alles wat ik voel en zie wordt met de juiste woorden poëzie Wriemeldiertjes zijn de poëzie van de wereld
Zelf werd ik geraakt door een gedicht van Jef Aerts. Hij bracht in 2006 de dichtbundel Voor je er bent uit die hij opdroeg aan het kind dat op komst was. Inmiddels is zij een meisje van 16 jaar dat een boek van haar papa mee naar school nam. Een ode aan mijn favoriete boom, de berk en de fantasie. Hopelijk liggen er vanavond takken in mijn bed. Cheers op de poëzie!
Middag in het bos
Ik leek wel op bezoek, die middag
in het bos, toen een berk vroeg of ik nog wist
hoe wij ooit samen zaten
toe, ruisten haar blaadjes, zeg dat je
me eerder zag en ik voelde dat ze het meende
onder haar zilverwitte bast
vertel me nog een keer, zei ze, oktober
in de mist, ik fluisterde wat over niets
zocht naar woorden tussen gras
er is een berk die ik al heel lang ken, dat zei ik
thuis aan tafel en merkte toen ik ging slapen
dat het bed vol takken lag.
Ik zou niet graag als januari door het leven gaan. Geen enkele andere maand krijgt zoveel gesakker te verduren. Er is opvallend veel gezucht aan het begin van dat nieuwe jaar. 31 dagen waarin het onvermijdelijk winter is en de zomer nog lichtjaren ver weg lijkt te zijn. Het kan sneeuwen, regenen en hard waaien. Ik heb het eigenzinnige karakter van januari echter heel erg leren waarderen. Het is een maand die beloftes inhoudt. De maand van Gedichtendag ook en heel wat jarige vriendjes. De maand bij uitstek om plannen te maken, te dromen van meer en een goede basis te leggen voor wat nog komen zal. Januari dat is de draad weer oppikken. De zon die ook gewoon weer gaat schijnen. Het leven dat z’n gangetje gaat.
Op sportief vlak is januari voor mij altijd een maand waarin ik me weer op en top loper voel. Fietsen is dan een leuk extraatje. Een aangename manier om me te verplaatsen tussen Tienen en Leuven of de omgeving te verkennen. Ondanks de soms barre weersomstandigheden voelt fietsen dan niet als training. Zo maakte ik al weer kilometers met de mountainbike (Juan dus) die volledig gerecupereerd is van zijn Hel-avontuur. Mijn eerste rit van het jaar was meteen goed voor 112 kilometer waarvan een 20-tal in het gezelschap van Seppe die ik als bij toeval tegenkwam in Tervuren. Tony kreeg dan weer een noodzakelijk groot onderhoud cadeau om te kunnen shinen op zijn 1e verjaardag. De steenweg vraagt veel van een fiets. Ja, ik fiets dus nog, beleef er ook plezier aan, maar mijn sportieve DNA is en blijft dat van een loper. Januari is overigens ook altijd een maand waarin ik opvallend vaker in gezelschap ga lopen en dan besef hoe fantastisch het is om dat samen te kunnen doen. Aan mijn dierbare loopvriendjes: graag meer van dat!
Mijn eerste wedstrijd van het jaar heb ik ook al achter de rug: de 21 kilometer lange Hageland run in de omgeving van Holsbeek. Met 500 modderige hoogtemeters meteen een stevige binnenkomer. Ik finishte als tweede en hoewel ik trager liep dan vorig jaar (modder!) kon ik wel met volle teugen genieten van het sportieve jaar dat zich weer op gang trekt. De volgende wedstrijd dient zich pas in maart aan. Dan trek ik samen met Roos naar Den Haag voor de CPC Loop die dit jaar weer als vanouds in maart doorgaat. De CPC, wat kan ik er nog over zeggen? Dat het een unieke halve marathon is? Dat Den Haag een geweldige stad is? Dat ik altijd weer blij ben als ik daar naartoe kan gaan? En oh ja, dat ik dankzij mijn snelle tijd van in september (5 cruciale seconden) me als subtopper kon inschrijven? Een absolute primeur! Het wordt vooral ook uitkijken naar Roos die erop gebrand is te knallen in de Haagse binnenstad. Ik hoorde haar al meermaals zeggen dat ze nog iets recht te zetten heeft in Den Haag. Wordt ongetwijfeld vervolgd dus.
Het piekmoment van het voorjaar is traditiegetrouw de maand april (een maand die ik wel graag zou zijn). Op 16 april staat de marathon van Rotterdam op het programma. Mijn 16e marathon, mijn derde keer Rotterdam waardoor die stad zich bij Brussel en Parijs kan voegen om samen mijn illustere Big Three te vormen. Rotterdam herbergt een marathon die tot de verbeelding spreekt. Een bijzonder snel parcours met vooral een ongeziene sfeer. Elke keer weer ook een ongeziene lijdensweg langs de Kralingse Plas en een even onvergetelijke finish op de Coolsingel. Rotterdam is één groot loopfeest. Sam staat er trouwens ook weer aan de start, net zoals de gebroeders Van Roy. Roos wilde zich eigenlijk graag inschrijven, twijfelde door de ziektekiemen die door haar lijf woedden om dan vast te stellen dat de marathon al was uitverkocht. Ze schakelde snel en besloot om voor De Jogclub Ultra te gaan op maandag 10 april: maar liefst 59 kilometer lopen over de mountainbikeroute van Seppe in het Herentse. Ik kijk er naar uit om eens voor haar paraat te staan langs de kant van de weg. Om haar vooruit te schreeuwen en te volgen. Ook dat zijn sportieve plannen waar een mens naartoe kan leven.
Ik ga er de komende weken alles aan doen om dat lichaam van mij in topvorm te kneden zodat ik in Rotterdam een gooi kan doen naar de magische sub-3. Een marathon lopen in minder dan 3 uur dus. Om dat doel te bereiken moet ik per kilometer 2 seconden sneller lopen als in Amsterdam. Dat is veel én weinig tegelijkertijd. Ik trek me op aan het feit dat marathonmeester Eliud Kipchoge op 37-jarige leeftijd een wereldrecord liep op de marathon in Berlijn. Amper een week na de marathon sta ik met mijn twee zussen aan de start van de 10 Miles in Antwerpen. Een plan dat in de koelkast stond sinds 2020 (en waar Marike dat jaar haar eigen invulling aan gaf) zou dus 3 jaar na datum realiteit te worden. Een gezusterlijke Odeyn-trein op Antwerpse bodem, dat moet waanzinnig zijn!
Verder volgt er hopelijk wat trailplezier met echte bergen, een 20 kilometer door Brussel en een stratenloopje hier en daar. Geloof me maar als ik zeg dat elk seizoen een loopseizoen is. Ik verklaar de jacht op avontuur, goede verhalen en snelle tijden bij deze voor geopend.
Ik dacht de afgelopen dagen vaak na. Aangezien ik nogal van het beschouwende type ben is dat op zich niks nieuws onder de zon. De kerstgedichten die ik voor mijn familieleden schreef, begonnen telkens met de zin Wat was dit een bijzonder jaar! Een makkelijke opener: elk jaar is immers bijzonder op z’n eigen manier. Bijzonder dekt ook heel wat ladingen. Het kan zowel duiden op pieken als dalen, als op het eigenzinnige karakter van een jaar. Ik zou ook elk jaar woelig durven noemen. Bewogen zou eveneens passend zijn. Of intens, nog zo’n woord waar ik van hou. Ik denk dat ik dit jaar tot het besef ben gekomen dat het geen zin heeft om labels op jaren te plakken. Alsof ze dan netjes gecategoriseerd in je archief geplaatst kunnen worden. Afgehandeld en op naar het volgende. Een jaar is fluïde. Het geeft en neemt.
Ik weet ook nog steeds niet zo goed wat ik met het cliché je bent maar zo oud als je je voelt moet aanvangen. Soms voel ik me stokoud. Bejaard. Klaar om achter de sanseveria’s te gaan zitten. Met één been in m’n graf zelfs. Vaker voel ik me als herboren (wat dat dan ook weer moge betekenen). Ik kan hier wel staan schreeuwen dat ik nog jong van geest ben en dat ik fysiek in topvorm verkeer. Helemaal klaar om te wedijveren met de jonge garde. Mee met mijn tijd zelfs, want het jeugdige geweld houdt mij jong. De nuchtere ik houd het er toch liever bij dat ik zowel in lichaam als geest 37 jaar ben. Een soort tussenleeftijd. Ik zit op een wipplank die soms naar de ene dan weer naar de andere kant overhelt. Ik moet het ermee doen, zo simpel is het.
De overige cijfers van mijn jaar tonen wederom aan dat er behoorlijk wat gebeurde. Ik liep en fietste 15.375 kilometer bij elkaar. Ik luisterde 315x naar Invaincu. Ik las 50 boeken. Ik won 7 flessen drank, 4 waardebonnen, 4 blikjes Hoegaarden, 2 boeketten, een kilo appels, een kist vol groenten, een trofee van de kitscherige soort, een stofzuiger, een Spikeball-set en een enveloppe met 40 euro. Er waren behoorlijk wat uitstapjes over de landsgrenzen heen, waaronder mijn 10 dagen in Den Haag. Er was mijn 3:01 van Amsterdam, de 3:26 van Roos in Parijs, de 2e van Marike en de 10e van Seppe.
2022 was ook een jaar van oorlog, afscheid en crisis. Op school werd ik vaker geconfronteerd met schrijnende situaties. Mijn ouders gingen dan wel met pensioen, maar ervoeren ook dat hun carrosserie niet meer die van een jong veulen is. Zo ongeveer iedereen lag wakker van z’n energierekening of van het feit dat een knolselder (toch één van de saaiste groenten) de hallucinante prijs van 1,59 euro heeft bereikt. De realiteit van de dag kwam met momenten zo hard binnen dat ik liefst van al met oogkleppen door het leven zou gaan. 2022 was voor mij persoonlijk een jaar van overleven. Ik durfde soms niet meer dromen, speelde de voeling met de zorgeloze Joke helemaal kwijt. Ik ben de eerste om mijn persoonlijke leed te relativeren in het perspectief van het grotere geheel. Om te zeggen dat het allemaal niet zo erg is. Ik leerde dit jaar om dat juist héél serieus te nemen, te zeggen dat dat juist wél erg is.
Een mens kan op verschillende manieren omgaan met de builen en klappen die het leven je sowieso af en toe uitdeelt. Neem nu mijn metekindje en oogappel Leah. Op ons kerstfeest knalde ze met volle snelheid op een stoelpoot zoals alleen een 3-jarige dat kan. Er was eerst blinde paniek, een gejammer van jewelste in de armen van haar mama om zich vervolgens op de schoot van haar papa te laten troosten met een zak ijs tegen het voorhoofd, waar zich toch een stevige zwelling begon af te tekenen. Een kwartier later pakte ze geïnteresseerd een cadeau uit en een uur later zat ze, geflankeerd door haar neefje en nichtje, met de meest stralende glimlach ooit op een foto te pronken. Zich totaal niet bewust van het ei dat zich inmiddels pontificaal op het midden van haar voorhoofd had gevormd. Geen tijd om bij de pakken te blijven neerzitten.
Mijn oudejaarsrede nadert zijn einde. Tijd voor een laatste confessie. Een paar keer per jaar denk ik dat ik uitverteld ben. Dan worstel ik met een joekel van een writer’s block, de angst dat ik niks zinnigs meer heb om over te schrijven. Misschien is het welletjes geweest met die blog. Telkens weer kon ik die barricade doorbreken. Plots dient inspiratie zich weer aan in overvloed. Altijd weer zijn er die blijken van waardering, jullie enthousiasme en aanmoedigingen om wat ik meemaak en wat ik hier publiceer. Dat mijn teksten smaken en raken, dat jullie mijn verhalen toch altijd weer de moeite vinden, doet mij heel veel deugd. Schrijven is een tijdrovend, maar ook een heilzaam proces. Toen ik 4,5 jaar geleden met deze blog begon had ik nooit kunnen vermoeden wat die mij voor moois zou opleveren.
Laat dat nieuwe jaar maar komen dus! Ik zie 2023 zowel met een glimlach als met angst en beven tegemoet. Het kondigt zich aan met luide trom en trompetgeschal. Laat het fanfaregewijs zijn intrede doen. 2023 zal niet geruisloos passeren. Ik wens jullie een waaier aan mooie herinneringen toe. Een flinke dosis creatieve inspiratie. Afgekruid met wat gezonde ambitie, avontuur en doorzettingsvermogen, afgetopt met a touch of magic. Ik wens jullie mentale rust, mildheid en een troostende schouder. Maar net zo goed een rijkelijk gevuld glas, een brood van je favoriete bakker, een doos met kakelverse loopschoenen, een tweedelig lila kostuum met frisse snit en een goed verhaal. Ga ervoor. Of ook niet, want soms is het gewoon goed zoals het is.
Oops, I dit it again! finishen in de Hel van Kasterlee.
Zondag 18 december 2022 slaagde Seppe erin zijn 10e overwinning binnen te halen van wat de zwaarste winterduatlon ter wereld wordt genoemd. Een feestdis van 15 kilometer lopen, 125 kilometer mountainbiken met als dessert nog een run van 30 kilometer. Vergeet de zogenaamde voetbalgoden, Seppe is de onbetwiste held van dit epos. Mijn broer kan niet genoeg lauwerkransen om zijn nek krijgen. Elk verhaal heeft ook sympathieke side stories nodig, een rol die ik graag voor mijn rekening neem. Ik liep en fietste namelijk naar mijn vierde finish in een ijzig Kasterlee dat voor de gelegenheid was omgetoverd in Tomorrowland-sferen. Denk: een lasershow met duivel, een imposante/kitscherige hellepoort, een feeëriek landschap, een lekkere beat, stimulerende middelen in gelvorm en vooral ook heel veel ambiance. 9 uur en 14 minuten had ik uiteindelijk nodig om mijn winters sprookje te schrijven. Geen boze stiefmoeder, wel beren op de weg en een happy ending.
Wat voorafging
Ik ben een persoon van uitersten, maar 2022 zal voor mij de annalen in gaan als een jaar van extremen. Mentaal is het een jaar van worstelen, van angst, spanning en stress, van gitzwarte periodes waardoor ik zelfs een tijdje niet kon gaan werken. Zo op als ik me mentaal soms kan voelen, zo lijkt het fysiek soms helemaal niet “op” te kunnen. Ik rijfde de ene na de andere overwinning binnen, verzamelde een kast vol PR’s en tal van prachtige ereplaatsen. Stuk voor stuk herinneringen om te koesteren. Het sportieve geluk dat zegeviert is deels mijn houvast. Mijn jaar staat of valt kortom niet met een goede prestatie in de Hel. Anderzijds wil ik er wel vollen bak voor gaan. Ik heb niet al die uren getraind om op m’n dooie gemak wat rondjes te rijden (daar is overigens niks mis mee). Ik wil alles kunnen geven, mijn pechverhaal van vorig jaar volledig kunnen doorspoelen. Er is kortom een grote drang om het goed te willen doen. Of toch op z’n minst beter dan mijn vorige drie deelnames.
Vlak voor de start
Dagen in de Hel beginnen om 4u15. Zoals de traditie het wil zijn Roos en ik bij Marike blijven logeren, kwestie van al te kunnen acclimatiseren in de Kempenlucht en te wennen aan de lokale tongval. Na een kort nachtje staan we monter op. Klaar om onze buiken te vullen voor wat een lange en vooral ook ijskoude dag zal worden. We doen een beetje lacherig over die temperatuur. Hahaha, het wordt -8 bij de start. Wat een grap! Rond de middag krijgen we een hele graad! Hahaha, wat is het toch plezierig om naar de Hel te gaan! Om 5 uur gaan we over tot de orde van de dag: drinkbussen vullen (die zullen later nog een rol spelen in dit verhaal), spullen verzamelen, alles nog eens controleren (en nog eens) en dan de auto inladen.
Als we rond 6u30 in Kasterlee aankomen lopen we daar meteen onze ouders tegen het lijf. Ook zij zijn er helemaal klaar voor. Het is trouwens heel koud, zei ik dat al? Papa doet nog een laatste check-up van mijn fiets en bevestigt de 504, mijn lucky number van de dag. Voor de trouwe lezers: mijn mountainbike dat is nog steeds Juan. Huh, rijdt ze nu nog steeds met die oude fiets met kleine wielen? Euh ja, het is crisis voor iedereen, dus een nieuwe mountainbike zat er voor mij echt niet in dit jaar. Juan mag dan wel klein(er) geschapen zijn, hij heeft verdorie ervaring! Juan gaat naar de wisselzone, ik naar de kleedkamer waar de sfeer weer erg gemoedelijk is. Iedereen zit toch wat met kledingissues. Wat doe je aan bij de start? Wat ga je wisselen? Hoe wapen je je in duivelsnaam tegen de vrieskou? Ik blijf bij mijn plan om helemaal niks te wisselen en de hele dag in hetzelfde kloffie te slijten. Terwijl Seppe de pers te woord staat, ga ik met Roos richting startvak. Ik ben bang. Ik sta er weer voor. Mijn zin voor avontuur is ver te zoeken.
De duivel daagt uit met vuur en laserstralen
De race
Om 8 uur weerklinkt een schot et c’est parti. 15 kilometer lopen, dat moet wel lukken. Mijn voeten voelen vreemd aan. Gevoelloos zeg maar. Het is koud, zei ik dat al? Die ijskoude lucht doet ook iets met mijn lichaam: meer dan ooit moet ik op mijn ademhaling letten. Ik wil gemiddeld rond de 4’20” per kilometer lopen zodat ik na een dik uur terug aan de sporthal ben. De eerste kilometertijden zijn geruststellend. Ik kan concluderen dat m’n beentjes er alvast zin in hebben. Als de zon opkomt, zie ik hoe prachtig de omgeving is. De bomen zijn bedekt onder een laagje rijm. Ik zag Kasterlee nooit eerder zo ronduit sprookjesachtig. In mijn hoofd begint meteen Walking in a Winter Wonderland af te spelen. Heerlijk! Al is het in mijn geval dan running aan een stevig tempo. Na een kilometer of 7 haak ik aan bij een gezellig peloton. Ik geniet nog wat van het landschap en de gezelligheid tot ik mijn weg alleen verderzet. Mijn kilometertijden blijven netjes rond de vooropgestelde tijd hangen en in de laatste kilometers word ik al wat nerveus voor de wissel.
Picture perfect dit weertje!
Na 1 uur en 3 minuten duik ik als derde vrouw de kleedkamer in. Daar tref ik Karen Steurs (vorig jaar de winnares) aan. Lotte De Vet is als eerste op de fiets gesprongen. Mountainbike boots aan, helm op en gaan met die banaan! In de sporthal krijg ik een aanmoediging van Pieter, mijn buddy uit Houffalize die naar Kasterlee is afgezakt om samen met zijn vader de waanzin van de Hel te aanschouwen. Zoals steeds ben ik in de wisselzone lichtjes gedesoriënteerd. Overal zie ik fietsen, hekken, lopende én fietsende mannen. Gelukkig herken ik meteen mijn dappere Juan (bedenkt onder een subtiel laagje rijm), met hem aan de hand wisselen we nog snel de drinkbussen, want die zijn natuurlijk keihard bevroren. Over die drinkbussen: Roos en ik beschikken echt over een gemiddeld IQ. We weten dus dat water, en bij uitbreiding ook sportdrank, bevriest bij temperaturen onder het vriespunt. We zijn op alle vormen van materiaalpech voorbereid, maar hier hebben we simpelweg niet aan gedacht. Later zou ik van Seppe horen dat hij twee weken lang samen met zijn vrouw Valerie bezig is geweest om na te denken over die bevroren drinkbussen en hoe dat te vermijden. Ach ja, ik kan er nog steeds om lachen.
Tijdens de eerste kilometers op de fiets word ik altijd terug gekatapulteerd naar vorige edities. Ik fietste inmiddels toch al een kilometer of 350 in en rond Kasterlee. Al 15 keer reed ik dezelfde ronde, met hier en daar wat wijzigingen zoals ook dit jaar. Ik zie flitsen van pure horror in de modder. Van een bocht nemen en wegglijden. Van willen trappen, maar niet vooruit gaan. Eén ding is zeker: vandaag zal ik kunnen doorfietsen. De eerste helling lag er zelfs vorig jaar niet zo goed berijdbaar bij. Ook de eerste afdaling waar ik al meermaals op goed geluk naar beneden glibberde behoeft nu weinig stuurvaardigheid. Ik fiets dus. Ik mountainbike, al is de grond steenhard en zijn er weinig noemenswaardige mountains te bespeuren. Meteen springt ook weer dat prachtige landschap in het oog. Het is nu van je Biking in a Winter Wonderland.
Zoals dat gaat met echte sprookjes is het niet één en al zoetigheid. Integendeel, sprookjes hebben vaak een ondertoon van dreiging, ze zijn geschreven vanuit een waarschuwende kracht met om die reden vaak een dosis gruwel. De dreigende wolk is om te beginnen de kou. Ik fietste nooit eerder in koude van deze orde en dat voel ik aan mijn lijf. Er wordt aan mijn benen getrokken en dwars door mijn handschoenen gestoken. De kou ontneemt me soms echt de adem. Bovendien word ik toch ook weer wat gepakt door de wedstrijd waar ik me in bevind. Bij vorige edities primeerden vrijwel meteen de loodzware omstandigheden of materiaalpech waardoor ik, gedreven door ellende, in survivalmodus kon gaan. Nu nestelen negatieve gedachten van een heel andere aard zich in mijn hoofd. Ik denk elke minuut dat ik lek sta. Ik vind van mezelf dat ik niet goed genoeg kan fietsen om dit uren aan een stuk vol te houden. Goe bezig! roept iedereen mij toe en hoewel het object gezien best lekker bolt, is dat naar mijn gevoel totaal niet het geval.
Ik kom er dus niet meteen in. Je mag dat raar vinden. Zei ik op voorhand niet dat ik met een goed gevoel wilde rondrijden? Mijn eigen ding doen? Dankbaar zijn en genieten van het moment? Jazeker, alleen komt dat gevoel bij mij niet op bestelling. Ik ben te veel onder de indruk van de omstandigheden en de lange rit die ik voor de boeg heb. Er is ook wat stress voor het nieuwigheidje op het parcours: een passage over het cyclocrossparcours in Lichtaart. Ik ging dat in november al eens voorzichtig verkennen met Roos en was toen behoorlijk gerustgesteld. Ook Seppe had op voorhand gezegd dat ik me daar niet al te veel zorgen over moest maken. Eerst zien en dan geloven. De zanderige ondergrond ligt er inderdaad razendsnel bij. Er doemt zowaar iets van een berg op waar je in twee etappes over moet. En dan nog eentje die iets technischer is. Zonder al te veel gedoe lukt dat. Oké, dit is doenbaar.
Team Odeyn!
Na een kilometer of 16 passeer ik voor het eerst achterin het bosje van de sporthal, waar ik mijn supporters zal zien. Normaal heb ik dan veel te zeggen, nu komt er eigenlijk helemaal niks. Het gaat goed ja, maar toch ook niet echt. Ik kan hier wel iets vertellen over één boom in dat bosje die een vermelding verdient. Je maakt daar wat bochtjes, niet heel lastig of moeilijk, maar er is dus een boom waar ik elk jaar (maar dus écht él-lek jaar) bijna tegenaan knal omdat hij voor mij 3 centimeter te veel naar rechts is gepositioneerd. Don’t blame the tree. Het ligt wellicht aan mij. Na 25 kilometer in 1 uur en 6 minuten zit mijn eerste ronde erop. Ik zwaai met een groen lachje naar mijn supporters. Op naar ronde 2.
Nog eens over die drinkbussen: na een dik half uur voel ik al dat mijn sportdrank en water aan het verijzen zijn. Na een uur zijn ze omgevormd tot ijsklompen. Veel tijd om te drinken heb ik dus niet. Bij een temperatuur van -6 voel ik ook niet bepaald de aandrang om iets ijskouds naar binnen te slokken. Ook al weet ik koolhydraten nodig heb als brandstof voor de inspanning en om de thermostaat van mijn lijf op peil te houden. Het koudegevoel op zich valt nog wel mee. Mijn voeten zijn verloren. Totaal gevoelloos. Bij mijn handen komt en gaat de kou. Soms heb ik een wat onbehaaglijk gevoel, maar echt koukleumen doe ik gelukkig niet. Tijdens mijn tweede ronde is er opvallend veel passage langs mij. Ik speel wat haasje over met Floor Martens, een ploeggenote van Bram waar ik in 2018 mijn laatste kilometers op de fiets mee afhaspelde. Bram zwom in de zomer het kanaal over. Hoe zot is dat? Ik word ook voorbij gefietst door Debbie Sanders (zij gaat hard!) en Julie Verlinden (zij gaat eveneens hard!). Mijn tweede ronde is de snelste en stilaan begint er ook wat vertrouwen te komen.
De sfeer in Kasterlee en omgeving is top! Op heel wat plekken langs het parcours verzamelen zich vriendengroepen (denk ik toch) met een vuurtje, drank en heel veel gejoel. Al dat fijnstof zal de luchtkwaliteit in de ruime omgeving rond Kastel niet ten goede komen, maar de aanmoedigingen zijn hartverwarmend. Stilaan begint het besef door te dringen dat ik er toch weer mee bezig ben om die Hel te doorstaan. Wat eveneens hoopgevend is: ik ben nog niet voorbij gevlamd door mijn broer. Doorgaans zie ik hem aan het begin van mijn tweede ronde. Ik denk vaak hoe hij zijn race beleeft. Ik ben een pak eenzamer, maar dat heeft als voordeel dat ik alleen met mezelf rekening moet houden. Hij fietst op het scherpst van de snee in het gezelschap van een groepje mannen die er allen op gebrand zijn om de duivel van zijn troon te stoten. In afwachting van Seppe probeer ik toch maar te genieten van dat winterlandschap. Ik kijk ook naar de namen op de ruggen die mij passeren. Kris rijdt mij voorbij. Raf. Wim. Filip. En ja, mannen, ik ben echt de zus van!
Na 50 kilometer en een korte stop bij mijn team vervolg ik mijn weg weer. Mijn derde ronde is qua gevoel de beste en de leukste. In mijn hoofd maak ik de switch. Fietsen zonder modder is zoveel gemakkelijker. Aangenamer ook. Eigenlijk vlot deze onderneming toch veel beter dan gedacht. En dan is het zo ver: ik hoor wat gemotoriseerd gebrom. Niet van mijn broer, wel van de motorrijder die de koplopers van de race aankondigt. Ik werp snel een blik achter mij en zie een bende snelheidsduivels. Zo goed als het kan maak ik de weg vrij. De eerste fiets die mij passeert is een Orbea, maar de man die erop zit ziet er niet uit als Seppe. Met doorslaande stem moedig ik Seppe aan die mij in tweede positie voorbij rijdt. Hij is goed bezig, zoveel is duidelijk! En ik eigenlijk ook, want ik word nu pas gedubbeld.
Tijdens de vierde ronde staat Marike met haar gezin op post om te supporteren. Ook Sam is onderweg om mij te vergezellen tijdens het afsluitende loopnummer. Heel wat om naar uit te kijken dus. Al eisen de uren op de fiets wel hun tol. Ten eerste wordt mijn rug steeds stijver en pijnlijker. Ten tweede doet ook mijn buik heel raar. Ik voel protest van maag en darmen. Ik voel een enorme weerzin tegen de zoete sportdrank en gels die ik nodig heb om het brandstofniveau op peil te houden. Zo goed als het kan probeer ik die ongemakken te negeren. Ik kies ervoor om (al dan niet tijdelijk) niks meer te eten en drinken omdat ik a) echt geen zin heb om in de kant te staan kotsen of b) met de billen bloot in de bosjes te gaan. Het gaat in tegen elk advies, maar uit ervaring weet ik dat ik lang kan blijven doorgaan met niets of weinig in het lijf.
Ik word nog voorbijgereden door Simon Van Roy, Sikke himself, die mij enthousiast vooruit schreeuwt. Als de vierde ronde erop zit, heb ik 100 kilometer gefietst. Het laatste loopnummer lonkt en ook al voelt het lijf de inspanningen, het voelt bevrijdend dat ik nu alles voor het laatst moet doen. Bovendien stel ik vast dat ik het fietsnummer vlotjes onder de 6 uur zal kunnen afwerken. De laatste ronde is de meest eenzame. De toeschouwers zijn weg of hebben meer aandacht voor het eigen vuurfeestje. Ik kan het hen niet kwalijk nemen. Na 5 uur en 39 minuten kan ik dan uiteindelijk van de fiets. Ik bevind me in zesde positie en heb een minuut of 25 moeten toegeven op de snelste vrouwen. Ik kan daar echt mee leven. Met Coach Roos in m’n zog loop ik naar de kleedkamer. Daar probeert zij de ijsklompen die mijn voeten zijn te voorzien van loopschoenen. Ik heb zoals steeds zin in dit laatste loopnummer. Dit jaar is de begeleiding ook eens zo schoon. Niemand minder dan Sam (The Real Sam) is van de partij om me 30 kilometer lang lopend te vergezellen, samen met Roos en papa op de fiets.
Daar vertrekt het olijke kwartet. De eerste loopkilometers is het altijd weer wennen om een ritme te vinden, om weer voeling te krijgen met mijn lichaam dat van fiets- naar loopmodus moet schakelen. Gelukkig voelt lopen een pak vertrouwder. Ik vertrek hard op de tonen van Highway to Hell. Met een eerste kilometer aan 4’20” lijkt het alsof mijn lichaam de draad van die ochtend weer wil oppikken. Ik zeg tegen Sam dat er dus geen plan is, dat ik gewoon ga blijven lopen en dat we dan wel zien. En ook dat het verval onvermijdelijk is. De eerste kilometers kan ik nog vlotjes lopers inhalen. Zo ook Stijn Van Roy – De Witte – die aan zijn slotronde bezig is (straffe kerels die gebroeders Van Roy). Door mijn buikperikelen voel ik meteen dat het vat behoorlijk leeg is. Ik durf echter te vertrouwen op mijn benenwagen die al woelige watertjes doorzwommen heeft. Bovendien is het eens zo aangenaam dat het nog licht is en dat mijn entourage op die manier ook de kans krijgt om te genieten van het Kastels Winter Wonderland.
Genieten is best relatief. Ik voel aan alles dat ik niet de onoverwinnelijke Joke van vorig jaar ben die met het mes tussen de tanden loopt. Vrij snel begin ik te denken in termen van aftellen, nog zoveel kilometer en dan nog eens zoveel. Ik schreeuw nog wel met Bebe Rexha mee that I’m feeling good en hoppa ook van je Toujours invaincu! En zoals Crowded House het wil zeg ik zelfs nog lachend Don’t dream it’s over, want nadien zal je juist over dit moment dromen. Na 10 kilometer heb ik heel wat minder noten op mijn zang. Aan afleiding nochtans geen gebrek. Eerst is daar het heuglijke nieuws dat de 10e van Seppe binnen is. De peptalk, anekdotes en complimenten van Sam zijn goud waard. Net zoals de flauwe grapjes van papa en de nooit-aflatende steun van Coach Roos. Ik slaag er nog in om Ellen Swaenen voorbij te lopen, de nummer 3 van vorig jaar, nu eveneens bezig aan een sterke race. Dan is het uitkijken naar de passage aan de sporthal. Mijn (2e) 15 kilometer loop ik nog aan een meer dan behoorlijke 1 uur en 7 minuten, net zoals vorig jaar.
Voor een laatste keer loop ik door de poorten van de hel
Als we dan weer afdraaien voor de laatste 15k moet ik me focussen op het tikken van mijn benen over de weg. Dit is echt bikkelen. Het onpasselijke gevoel in mijn buik neemt toe. Ik word licht in mijn hoofd, alsof de lichten stelselmatig gedimd worden en het een opgave is om mijn hoofd te dragen. Ook mama heeft inmiddels ons pelotonnetje vervoegd. Ze vertelt over de mooie finish van Seppe. We hebben weinig zicht op wat er zich voor ons afspeelt bij de vrouwen, maar ik weet dat het podium niet voor dit jaar zal zijn. Ik probeer me wel echt bewust te zijn van het moment, dat mijn nummer 4 weldra een feit zal zijn. Alleen voelt alles, maar dan ook echt alles, zo oncomfortabel aan. Mijn kilometertijden worden steeds wat trager. Dit is afzien, dit is de hel. Als we voorbij kilometer 20 zijn is het einde echt nabij. Letterlijk en figuurlijk. De laatste zandstrook naar de sporthal lijkt een duinenklim in de Ardennen te zijn. Ik hoor de vertrouwde stem van Hans. Met harken en krabben nader ik de sporthal. Na 9 uur en 14 minuten sta ik op de rode loper waar ik als 140e deelnemer over de finish pikkel. Ik ben vijfde vrouw op 22 minuten van winnares Julie Verlinden. Lotte De Vet en Debbie Sanders vervolledigen het podium.
Ik bevind me echter niet meteen in de zevende sporthemel. Integendeel, ik sta wankel op m’n benen. Marike staat me aan de finishzone op te wachten en het lukt me amper om te lachen. Ik voel me zo ellendig. Helemaal leeg. Opgebrand. De koude die ik de hele dag heb kunnen weren overmant me in alle hevigheid. Met een fris colaatje to the rescue kikker ik weer een klein beetje op. Ik heb suiker nodig. Voedsel liefst ook. Een echt warme douche zit er helaas niet in. Als ik klappertandend onder het lauwe water sta, vraag ik me af of ik me ooit weer normaal zal voelen (enig gevoel voor dramatiek is mij niet vreemd). En kijk, met droge en warme kleren, een boterham en een pijnstiller voel ik me weer semi-herboren. Ook dit venijnige staartje van de Hel heb ik doorstaan.
De conclusie
Van 2018 tot 2022 werden de weersomstandigheden bij elke editie van de Hel wat gunstiger en het parcours ook sneller. Bij mijn eerste deelnames was ik een uur of 11 in de weer. Ruim 2 uur meer dan wat ik dit jaar nodig had. Je zou dan kunnen denken dat een Hel zonder een spat modder minder hels is. Of dat ik inmiddels wel weet hoe dat voelt en gaat tijdens zo’n extreme inspanning. Niet echt dus. Dit jaar kostte mij ongetwijfeld de kleinste hoeveelheid bloed, zweet en tranen, maar de Hel is altijd weer op een andere manier strijden en afzien. Je weet nooit wat je op je bord zal krijgen: wat er zal meevallen, wat er zal tegenzitten en hoe de balans dan uiteindelijk overhelt. Mijn vijfde plek is niet mijn beste resultaat ooit, maar toch kan ik niet anders dan tevreden terugblikken. Er was eenvoudigweg een handvol vrouwen sneller en sterker. Ik ben nooit in de running geweest voor het podium en dat is ook helemaal niet erg. Dat ik voor de vierde keer kon starten én finishen had ik in 2014, aan het prille begin van mijn sportcarrière, pure science-fiction gevonden. Wat volgend jaar ook moge brengen, Kasterlee zal altijd een bijzondere plek in mijn hart hebben. Omdat ik er altijd weer iets van mezelf tegenkom en op die manier ook altijd weer gesterkt word in het feit dat ik in staat ben om zowel fysiek als mentaal door te zetten.
Iedereen wilde met Seppe op de foto, wij natuurlijk ook!
Woorden van dank
Om af te sluiten haal ik mijn loftrompetje weer eens boven.
Een heel grote dankjewel aan:
– mijn oudertjes, broer, zussen en hun aanhang om altijd aan mijn zijde te staan, me aan te vuren als het kan en te temperen als het moet
– Katja, voor de fantastische kilometers die we samen liepen en die me steeds met zoveel plezier vervulden
– Sam, voor heel veel en in het bijzonder natuurlijk het ondergaan van deze helletocht
– Debbie Gabriëls, Natalie Franken en Debbie Sanders voor de aanmoedigingen en inspirerende verhalen.
– mijn kinesist Kathelijn, wereldtop in haar vak, voor de gouden woorden en handen
– Martin en de mannen van Bike Sportive, om mijn stalen Juan in topvorm te brengen en houden
– Pat van en met De Haventrappers om op post te staan in Lichtaart
– al mijn trouwe lezertjes, volgers, sympathisanten en leden van de framily, jullie steun blijft een baken van licht voor mij!
Nog enkele weetjes:
Nadat de auto weer was volgeladen restte mij nog een laatste etappe: terug naar huis rijden met Roos als co-piloot. Op enkele spekgladde wegen in Kasterlee had ik meer stuurmanskunsten nodig dan eerder die dag op de fiets.
Ook daags na de Hel volgde een strijd. Om 7 uur ’s ochtends zat ik terug op de fiets (niet Juan) op weg naar school om daar een examen af te nemen. Na een nacht van amper 4,5 uur was dat één langgerekt gevecht met de vermoeidheid.
Om hier correcte informatie te verschaffen, zocht ik op wat het verschil is tussen sneeuw, ijzel en rijm.
Mijn voorkeur gaat uit naar een droge Hel in de vrieskou in plaats van een warme Hel in de regen. Bovendien zorgt een Hel zonder modder ook voor beduidend minder gedoe bij de opruim van het gerief thuis en heb ik geen kosten door schade aan de fiets.
Ik zei het al vaker, maar hoe absurd veel spullen heb je nodig als duatleet? Roos en ik waren er erg trots op dat we niks kwijtspeelden en slechts één paar spullen per vergissing bij elkaar achterlieten.
Ik fietste mijn 125 kilometer aan een gemiddelde van 22,1 km/u. Slechts eenmaal moest ik een voetje aan de grond zetten. Ik kwam ook geen enkele keer ten val. Stuk voor stuk primeurs in mijn Hel-carrière.
Wat at en dronk ik nu uiteindelijk tijdens de wedstrijd? Bijzonder weinig dus: 1 banaan, 6 sneetjes peperkoek, 1 gelletje, 2 liter sportdrank en 1 liter water. Tja.
Ik zag een overdosis plassende mannen. Pieter heeft echt gelijk: mannen kunnen blijkbaar altijd plassen (ongeacht de temperatuur). Zelf moest ik geen enkele sanitaire stop maken.
Mijn fietsvest werd meermaals bestempeld als “opvallend geruit”. Kenners herkenden natuurlijk meteen het klassieke pied-de-poule patroon. Zeg geen ruitjes tegen pied-de-poule!
Ik liep mijn laatste 30 kilometer uiteindelijk in 2 uur en 23 minuten, 2 minuutjes trager dan vorig jaar, maar wel wederom goed voor de snelste tijd bij de vrouwen.
Nog meer cijfers: mijn tweede wisseltijd bleef beperkt tot 2 minuten en 58 seconden, goed voor een plek in de top-50, met dank aan de doortastendheid van Coach Roos.
Net zoals vorig jaar werd ook nu ABBA’s The Winner Takes It All gespeeld tijdens de podiumceremonie. Beste dj, dat lied gaat niet over winnen in de sport, maar over een pijnlijke break-up (zogenaamd fictief, aldus ABBA).
Les lacs du Connemara kon natuurlijk niet ontbreken in onze Hell Yeah playlist en het was weer een sfeermakertje!
The Devil Wears Hoka and Drives an Orbea. Ook zilveren Geert Lauryssen en bronzen Simon Stevens rijden met een Orbea.
Met dank aan Roos Odeyn die als manusje-van-alles ook nog eens voor fotografisch bewijs van deze onvergetelijk dag zorgde.