Paasmaandag 10 april 2023 – 8u10. Aan de sporthal Bart Swings in Herent hangt een ontspannen sfeertje. De 136 deelnemers aan De Jogclub Ultra staan nochtans voor een serieuze beproeving: 58 kilometer lopen over de mountainbikeroute Seppe Odeyn. Onder hen niemand minder dan Roos Odeyn. Met 5 marathons en 1 ultra-trail mag ze zich bij de meer ervaren duurlopers rekenen. Er is een officiële start en finishplek. Er is geen tijdsregistratie en dus geen eersten of laatsten. Het borstnummer vertelt wat de langst gelopen afstand van de loper in kwestie is. Nummer 42 is dan ook erg populair.
Roos Odeyn draagt met trots haar nummer 68. Naar aanloop van dit evenement bleek al dat ze in bloedvorm verkeert. Klaar om komaf te maken met elk van die 58 kilometers. Voor dat krachtexploot kan ze niet alleen rekenen op een degelijke voorbereiding en een klaargestoomd lijf, maar ook op goed gezelschap. Al lopend is dat Joni met nummer 42, misschien ook wel gekend als aanvoerder van de Remy Boys. Een voetballer die graag loopt, ze bestaan wel degelijk. Een andere aanwezige Boy is Niko, voor de support op de fiets. En dan is er nog een trio Odeynen, eveneens op de fiets (geen mountainbike). Om 9u weerklinkt het startschot. Weg zijn zij. Seppe zal als koploper de weg tonen (hij ging daags voordien extra pijlen aanbrengen), Ultrahendrik is de man in het midden en Bobby zorgt ervoor dat elke loper veilig thuiskomt.
Ultralopen vraagt een groot hart voor lopen, een gezonde dosis doorzetting en veel geduld. Aftellen heeft geen zin. Een dipje is onvermijdelijk, een klopje hier en daar ook. De benen worden steeds wat strammer. De geest steeds wat ijler. Het aantal hoogtemeters van de mountainbikeroute Seppe Odeyn mag dan eerder beperkt zijn, het blijft een hoofdzakelijk off-road gebeuren. Modder dus, veldweggetjes, grint, putten in het wegdek en de Mollekensberg langs elk mogelijk pad op en af. Ondergetekende reed zich met haar trekkingfiets meermaals vast in de modder en ging een keer onderuit in de Herentse klei. Wie wel overeind bleef was die ijzersterke Roos Odeyn. De vrouw van staal bleef er schik in hebben. Geen spierkramp kon haar stoppen. Ain’t no mountain high enough, zeker de Mollekensberg niet. Het venijn zit ‘m vooral in de aanloop naar de staart van het monster. Joni bleef steeds zijn opgewekte zelve, ook toen hij in voetbaltermen aan zijn achtste speelhelft begon. Al trommelend op haar luchtdrumstel ging Roos de laatste kilometer in. Het is weinigen gegeven om met zoveel flair een ultraloop te finishen.
Na 5 uur en 19 minuten tikten Roos en Joni het bord aan, daarmee waren ze officieel gefinisht in deze waanzinnige looptocht. 58 kilometer lopen, hallelujah wat een ongelooflijke straffe prestatie! Wat een dag! Wat een inspirerend avontuur! Jullie wisten het al, maar ik zeg het nog maar eens: Roos Odeyn is een bikkel en ik haar trotse zus.
Ik zou niet graag als januari door het leven gaan. Geen enkele andere maand krijgt zoveel gesakker te verduren. Er is opvallend veel gezucht aan het begin van dat nieuwe jaar. 31 dagen waarin het onvermijdelijk winter is en de zomer nog lichtjaren ver weg lijkt te zijn. Het kan sneeuwen, regenen en hard waaien. Ik heb het eigenzinnige karakter van januari echter heel erg leren waarderen. Het is een maand die beloftes inhoudt. De maand van Gedichtendag ook en heel wat jarige vriendjes. De maand bij uitstek om plannen te maken, te dromen van meer en een goede basis te leggen voor wat nog komen zal. Januari dat is de draad weer oppikken. De zon die ook gewoon weer gaat schijnen. Het leven dat z’n gangetje gaat.
Op sportief vlak is januari voor mij altijd een maand waarin ik me weer op en top loper voel. Fietsen is dan een leuk extraatje. Een aangename manier om me te verplaatsen tussen Tienen en Leuven of de omgeving te verkennen. Ondanks de soms barre weersomstandigheden voelt fietsen dan niet als training. Zo maakte ik al weer kilometers met de mountainbike (Juan dus) die volledig gerecupereerd is van zijn Hel-avontuur. Mijn eerste rit van het jaar was meteen goed voor 112 kilometer waarvan een 20-tal in het gezelschap van Seppe die ik als bij toeval tegenkwam in Tervuren. Tony kreeg dan weer een noodzakelijk groot onderhoud cadeau om te kunnen shinen op zijn 1e verjaardag. De steenweg vraagt veel van een fiets. Ja, ik fiets dus nog, beleef er ook plezier aan, maar mijn sportieve DNA is en blijft dat van een loper. Januari is overigens ook altijd een maand waarin ik opvallend vaker in gezelschap ga lopen en dan besef hoe fantastisch het is om dat samen te kunnen doen. Aan mijn dierbare loopvriendjes: graag meer van dat!
Mijn eerste wedstrijd van het jaar heb ik ook al achter de rug: de 21 kilometer lange Hageland run in de omgeving van Holsbeek. Met 500 modderige hoogtemeters meteen een stevige binnenkomer. Ik finishte als tweede en hoewel ik trager liep dan vorig jaar (modder!) kon ik wel met volle teugen genieten van het sportieve jaar dat zich weer op gang trekt. De volgende wedstrijd dient zich pas in maart aan. Dan trek ik samen met Roos naar Den Haag voor de CPC Loop die dit jaar weer als vanouds in maart doorgaat. De CPC, wat kan ik er nog over zeggen? Dat het een unieke halve marathon is? Dat Den Haag een geweldige stad is? Dat ik altijd weer blij ben als ik daar naartoe kan gaan? En oh ja, dat ik dankzij mijn snelle tijd van in september (5 cruciale seconden) me als subtopper kon inschrijven? Een absolute primeur! Het wordt vooral ook uitkijken naar Roos die erop gebrand is te knallen in de Haagse binnenstad. Ik hoorde haar al meermaals zeggen dat ze nog iets recht te zetten heeft in Den Haag. Wordt ongetwijfeld vervolgd dus.
Het piekmoment van het voorjaar is traditiegetrouw de maand april (een maand die ik wel graag zou zijn). Op 16 april staat de marathon van Rotterdam op het programma. Mijn 16e marathon, mijn derde keer Rotterdam waardoor die stad zich bij Brussel en Parijs kan voegen om samen mijn illustere Big Three te vormen. Rotterdam herbergt een marathon die tot de verbeelding spreekt. Een bijzonder snel parcours met vooral een ongeziene sfeer. Elke keer weer ook een ongeziene lijdensweg langs de Kralingse Plas en een even onvergetelijke finish op de Coolsingel. Rotterdam is één groot loopfeest. Sam staat er trouwens ook weer aan de start, net zoals de gebroeders Van Roy. Roos wilde zich eigenlijk graag inschrijven, twijfelde door de ziektekiemen die door haar lijf woedden om dan vast te stellen dat de marathon al was uitverkocht. Ze schakelde snel en besloot om voor De Jogclub Ultra te gaan op maandag 10 april: maar liefst 59 kilometer lopen over de mountainbikeroute van Seppe in het Herentse. Ik kijk er naar uit om eens voor haar paraat te staan langs de kant van de weg. Om haar vooruit te schreeuwen en te volgen. Ook dat zijn sportieve plannen waar een mens naartoe kan leven.
Ik ga er de komende weken alles aan doen om dat lichaam van mij in topvorm te kneden zodat ik in Rotterdam een gooi kan doen naar de magische sub-3. Een marathon lopen in minder dan 3 uur dus. Om dat doel te bereiken moet ik per kilometer 2 seconden sneller lopen als in Amsterdam. Dat is veel én weinig tegelijkertijd. Ik trek me op aan het feit dat marathonmeester Eliud Kipchoge op 37-jarige leeftijd een wereldrecord liep op de marathon in Berlijn. Amper een week na de marathon sta ik met mijn twee zussen aan de start van de 10 Miles in Antwerpen. Een plan dat in de koelkast stond sinds 2020 (en waar Marike dat jaar haar eigen invulling aan gaf) zou dus 3 jaar na datum realiteit te worden. Een gezusterlijke Odeyn-trein op Antwerpse bodem, dat moet waanzinnig zijn!
Verder volgt er hopelijk wat trailplezier met echte bergen, een 20 kilometer door Brussel en een stratenloopje hier en daar. Geloof me maar als ik zeg dat elk seizoen een loopseizoen is. Ik verklaar de jacht op avontuur, goede verhalen en snelle tijden bij deze voor geopend.
Oops, I dit it again! finishen in de Hel van Kasterlee.
Zondag 18 december 2022 slaagde Seppe erin zijn 10e overwinning binnen te halen van wat de zwaarste winterduatlon ter wereld wordt genoemd. Een feestdis van 15 kilometer lopen, 125 kilometer mountainbiken met als dessert nog een run van 30 kilometer. Vergeet de zogenaamde voetbalgoden, Seppe is de onbetwiste held van dit epos. Mijn broer kan niet genoeg lauwerkransen om zijn nek krijgen. Elk verhaal heeft ook sympathieke side stories nodig, een rol die ik graag voor mijn rekening neem. Ik liep en fietste namelijk naar mijn vierde finish in een ijzig Kasterlee dat voor de gelegenheid was omgetoverd in Tomorrowland-sferen. Denk: een lasershow met duivel, een imposante/kitscherige hellepoort, een feeëriek landschap, een lekkere beat, stimulerende middelen in gelvorm en vooral ook heel veel ambiance. 9 uur en 14 minuten had ik uiteindelijk nodig om mijn winters sprookje te schrijven. Geen boze stiefmoeder, wel beren op de weg en een happy ending.
Wat voorafging
Ik ben een persoon van uitersten, maar 2022 zal voor mij de annalen in gaan als een jaar van extremen. Mentaal is het een jaar van worstelen, van angst, spanning en stress, van gitzwarte periodes waardoor ik zelfs een tijdje niet kon gaan werken. Zo op als ik me mentaal soms kan voelen, zo lijkt het fysiek soms helemaal niet “op” te kunnen. Ik rijfde de ene na de andere overwinning binnen, verzamelde een kast vol PR’s en tal van prachtige ereplaatsen. Stuk voor stuk herinneringen om te koesteren. Het sportieve geluk dat zegeviert is deels mijn houvast. Mijn jaar staat of valt kortom niet met een goede prestatie in de Hel. Anderzijds wil ik er wel vollen bak voor gaan. Ik heb niet al die uren getraind om op m’n dooie gemak wat rondjes te rijden (daar is overigens niks mis mee). Ik wil alles kunnen geven, mijn pechverhaal van vorig jaar volledig kunnen doorspoelen. Er is kortom een grote drang om het goed te willen doen. Of toch op z’n minst beter dan mijn vorige drie deelnames.
Vlak voor de start
Dagen in de Hel beginnen om 4u15. Zoals de traditie het wil zijn Roos en ik bij Marike blijven logeren, kwestie van al te kunnen acclimatiseren in de Kempenlucht en te wennen aan de lokale tongval. Na een kort nachtje staan we monter op. Klaar om onze buiken te vullen voor wat een lange en vooral ook ijskoude dag zal worden. We doen een beetje lacherig over die temperatuur. Hahaha, het wordt -8 bij de start. Wat een grap! Rond de middag krijgen we een hele graad! Hahaha, wat is het toch plezierig om naar de Hel te gaan! Om 5 uur gaan we over tot de orde van de dag: drinkbussen vullen (die zullen later nog een rol spelen in dit verhaal), spullen verzamelen, alles nog eens controleren (en nog eens) en dan de auto inladen.
Als we rond 6u30 in Kasterlee aankomen lopen we daar meteen onze ouders tegen het lijf. Ook zij zijn er helemaal klaar voor. Het is trouwens heel koud, zei ik dat al? Papa doet nog een laatste check-up van mijn fiets en bevestigt de 504, mijn lucky number van de dag. Voor de trouwe lezers: mijn mountainbike dat is nog steeds Juan. Huh, rijdt ze nu nog steeds met die oude fiets met kleine wielen? Euh ja, het is crisis voor iedereen, dus een nieuwe mountainbike zat er voor mij echt niet in dit jaar. Juan mag dan wel klein(er) geschapen zijn, hij heeft verdorie ervaring! Juan gaat naar de wisselzone, ik naar de kleedkamer waar de sfeer weer erg gemoedelijk is. Iedereen zit toch wat met kledingissues. Wat doe je aan bij de start? Wat ga je wisselen? Hoe wapen je je in duivelsnaam tegen de vrieskou? Ik blijf bij mijn plan om helemaal niks te wisselen en de hele dag in hetzelfde kloffie te slijten. Terwijl Seppe de pers te woord staat, ga ik met Roos richting startvak. Ik ben bang. Ik sta er weer voor. Mijn zin voor avontuur is ver te zoeken.
De duivel daagt uit met vuur en laserstralen
De race
Om 8 uur weerklinkt een schot et c’est parti. 15 kilometer lopen, dat moet wel lukken. Mijn voeten voelen vreemd aan. Gevoelloos zeg maar. Het is koud, zei ik dat al? Die ijskoude lucht doet ook iets met mijn lichaam: meer dan ooit moet ik op mijn ademhaling letten. Ik wil gemiddeld rond de 4’20” per kilometer lopen zodat ik na een dik uur terug aan de sporthal ben. De eerste kilometertijden zijn geruststellend. Ik kan concluderen dat m’n beentjes er alvast zin in hebben. Als de zon opkomt, zie ik hoe prachtig de omgeving is. De bomen zijn bedekt onder een laagje rijm. Ik zag Kasterlee nooit eerder zo ronduit sprookjesachtig. In mijn hoofd begint meteen Walking in a Winter Wonderland af te spelen. Heerlijk! Al is het in mijn geval dan running aan een stevig tempo. Na een kilometer of 7 haak ik aan bij een gezellig peloton. Ik geniet nog wat van het landschap en de gezelligheid tot ik mijn weg alleen verderzet. Mijn kilometertijden blijven netjes rond de vooropgestelde tijd hangen en in de laatste kilometers word ik al wat nerveus voor de wissel.
Picture perfect dit weertje!
Na 1 uur en 3 minuten duik ik als derde vrouw de kleedkamer in. Daar tref ik Karen Steurs (vorig jaar de winnares) aan. Lotte De Vet is als eerste op de fiets gesprongen. Mountainbike boots aan, helm op en gaan met die banaan! In de sporthal krijg ik een aanmoediging van Pieter, mijn buddy uit Houffalize die naar Kasterlee is afgezakt om samen met zijn vader de waanzin van de Hel te aanschouwen. Zoals steeds ben ik in de wisselzone lichtjes gedesoriënteerd. Overal zie ik fietsen, hekken, lopende én fietsende mannen. Gelukkig herken ik meteen mijn dappere Juan (bedenkt onder een subtiel laagje rijm), met hem aan de hand wisselen we nog snel de drinkbussen, want die zijn natuurlijk keihard bevroren. Over die drinkbussen: Roos en ik beschikken echt over een gemiddeld IQ. We weten dus dat water, en bij uitbreiding ook sportdrank, bevriest bij temperaturen onder het vriespunt. We zijn op alle vormen van materiaalpech voorbereid, maar hier hebben we simpelweg niet aan gedacht. Later zou ik van Seppe horen dat hij twee weken lang samen met zijn vrouw Valerie bezig is geweest om na te denken over die bevroren drinkbussen en hoe dat te vermijden. Ach ja, ik kan er nog steeds om lachen.
Tijdens de eerste kilometers op de fiets word ik altijd terug gekatapulteerd naar vorige edities. Ik fietste inmiddels toch al een kilometer of 350 in en rond Kasterlee. Al 15 keer reed ik dezelfde ronde, met hier en daar wat wijzigingen zoals ook dit jaar. Ik zie flitsen van pure horror in de modder. Van een bocht nemen en wegglijden. Van willen trappen, maar niet vooruit gaan. Eén ding is zeker: vandaag zal ik kunnen doorfietsen. De eerste helling lag er zelfs vorig jaar niet zo goed berijdbaar bij. Ook de eerste afdaling waar ik al meermaals op goed geluk naar beneden glibberde behoeft nu weinig stuurvaardigheid. Ik fiets dus. Ik mountainbike, al is de grond steenhard en zijn er weinig noemenswaardige mountains te bespeuren. Meteen springt ook weer dat prachtige landschap in het oog. Het is nu van je Biking in a Winter Wonderland.
Zoals dat gaat met echte sprookjes is het niet één en al zoetigheid. Integendeel, sprookjes hebben vaak een ondertoon van dreiging, ze zijn geschreven vanuit een waarschuwende kracht met om die reden vaak een dosis gruwel. De dreigende wolk is om te beginnen de kou. Ik fietste nooit eerder in koude van deze orde en dat voel ik aan mijn lijf. Er wordt aan mijn benen getrokken en dwars door mijn handschoenen gestoken. De kou ontneemt me soms echt de adem. Bovendien word ik toch ook weer wat gepakt door de wedstrijd waar ik me in bevind. Bij vorige edities primeerden vrijwel meteen de loodzware omstandigheden of materiaalpech waardoor ik, gedreven door ellende, in survivalmodus kon gaan. Nu nestelen negatieve gedachten van een heel andere aard zich in mijn hoofd. Ik denk elke minuut dat ik lek sta. Ik vind van mezelf dat ik niet goed genoeg kan fietsen om dit uren aan een stuk vol te houden. Goe bezig! roept iedereen mij toe en hoewel het object gezien best lekker bolt, is dat naar mijn gevoel totaal niet het geval.
Ik kom er dus niet meteen in. Je mag dat raar vinden. Zei ik op voorhand niet dat ik met een goed gevoel wilde rondrijden? Mijn eigen ding doen? Dankbaar zijn en genieten van het moment? Jazeker, alleen komt dat gevoel bij mij niet op bestelling. Ik ben te veel onder de indruk van de omstandigheden en de lange rit die ik voor de boeg heb. Er is ook wat stress voor het nieuwigheidje op het parcours: een passage over het cyclocrossparcours in Lichtaart. Ik ging dat in november al eens voorzichtig verkennen met Roos en was toen behoorlijk gerustgesteld. Ook Seppe had op voorhand gezegd dat ik me daar niet al te veel zorgen over moest maken. Eerst zien en dan geloven. De zanderige ondergrond ligt er inderdaad razendsnel bij. Er doemt zowaar iets van een berg op waar je in twee etappes over moet. En dan nog eentje die iets technischer is. Zonder al te veel gedoe lukt dat. Oké, dit is doenbaar.
Team Odeyn!
Na een kilometer of 16 passeer ik voor het eerst achterin het bosje van de sporthal, waar ik mijn supporters zal zien. Normaal heb ik dan veel te zeggen, nu komt er eigenlijk helemaal niks. Het gaat goed ja, maar toch ook niet echt. Ik kan hier wel iets vertellen over één boom in dat bosje die een vermelding verdient. Je maakt daar wat bochtjes, niet heel lastig of moeilijk, maar er is dus een boom waar ik elk jaar (maar dus écht él-lek jaar) bijna tegenaan knal omdat hij voor mij 3 centimeter te veel naar rechts is gepositioneerd. Don’t blame the tree. Het ligt wellicht aan mij. Na 25 kilometer in 1 uur en 6 minuten zit mijn eerste ronde erop. Ik zwaai met een groen lachje naar mijn supporters. Op naar ronde 2.
Nog eens over die drinkbussen: na een dik half uur voel ik al dat mijn sportdrank en water aan het verijzen zijn. Na een uur zijn ze omgevormd tot ijsklompen. Veel tijd om te drinken heb ik dus niet. Bij een temperatuur van -6 voel ik ook niet bepaald de aandrang om iets ijskouds naar binnen te slokken. Ook al weet ik koolhydraten nodig heb als brandstof voor de inspanning en om de thermostaat van mijn lijf op peil te houden. Het koudegevoel op zich valt nog wel mee. Mijn voeten zijn verloren. Totaal gevoelloos. Bij mijn handen komt en gaat de kou. Soms heb ik een wat onbehaaglijk gevoel, maar echt koukleumen doe ik gelukkig niet. Tijdens mijn tweede ronde is er opvallend veel passage langs mij. Ik speel wat haasje over met Floor Martens, een ploeggenote van Bram waar ik in 2018 mijn laatste kilometers op de fiets mee afhaspelde. Bram zwom in de zomer het kanaal over. Hoe zot is dat? Ik word ook voorbij gefietst door Debbie Sanders (zij gaat hard!) en Julie Verlinden (zij gaat eveneens hard!). Mijn tweede ronde is de snelste en stilaan begint er ook wat vertrouwen te komen.
De sfeer in Kasterlee en omgeving is top! Op heel wat plekken langs het parcours verzamelen zich vriendengroepen (denk ik toch) met een vuurtje, drank en heel veel gejoel. Al dat fijnstof zal de luchtkwaliteit in de ruime omgeving rond Kastel niet ten goede komen, maar de aanmoedigingen zijn hartverwarmend. Stilaan begint het besef door te dringen dat ik er toch weer mee bezig ben om die Hel te doorstaan. Wat eveneens hoopgevend is: ik ben nog niet voorbij gevlamd door mijn broer. Doorgaans zie ik hem aan het begin van mijn tweede ronde. Ik denk vaak hoe hij zijn race beleeft. Ik ben een pak eenzamer, maar dat heeft als voordeel dat ik alleen met mezelf rekening moet houden. Hij fietst op het scherpst van de snee in het gezelschap van een groepje mannen die er allen op gebrand zijn om de duivel van zijn troon te stoten. In afwachting van Seppe probeer ik toch maar te genieten van dat winterlandschap. Ik kijk ook naar de namen op de ruggen die mij passeren. Kris rijdt mij voorbij. Raf. Wim. Filip. En ja, mannen, ik ben echt de zus van!
Na 50 kilometer en een korte stop bij mijn team vervolg ik mijn weg weer. Mijn derde ronde is qua gevoel de beste en de leukste. In mijn hoofd maak ik de switch. Fietsen zonder modder is zoveel gemakkelijker. Aangenamer ook. Eigenlijk vlot deze onderneming toch veel beter dan gedacht. En dan is het zo ver: ik hoor wat gemotoriseerd gebrom. Niet van mijn broer, wel van de motorrijder die de koplopers van de race aankondigt. Ik werp snel een blik achter mij en zie een bende snelheidsduivels. Zo goed als het kan maak ik de weg vrij. De eerste fiets die mij passeert is een Orbea, maar de man die erop zit ziet er niet uit als Seppe. Met doorslaande stem moedig ik Seppe aan die mij in tweede positie voorbij rijdt. Hij is goed bezig, zoveel is duidelijk! En ik eigenlijk ook, want ik word nu pas gedubbeld.
Tijdens de vierde ronde staat Marike met haar gezin op post om te supporteren. Ook Sam is onderweg om mij te vergezellen tijdens het afsluitende loopnummer. Heel wat om naar uit te kijken dus. Al eisen de uren op de fiets wel hun tol. Ten eerste wordt mijn rug steeds stijver en pijnlijker. Ten tweede doet ook mijn buik heel raar. Ik voel protest van maag en darmen. Ik voel een enorme weerzin tegen de zoete sportdrank en gels die ik nodig heb om het brandstofniveau op peil te houden. Zo goed als het kan probeer ik die ongemakken te negeren. Ik kies ervoor om (al dan niet tijdelijk) niks meer te eten en drinken omdat ik a) echt geen zin heb om in de kant te staan kotsen of b) met de billen bloot in de bosjes te gaan. Het gaat in tegen elk advies, maar uit ervaring weet ik dat ik lang kan blijven doorgaan met niets of weinig in het lijf.
Ik word nog voorbijgereden door Simon Van Roy, Sikke himself, die mij enthousiast vooruit schreeuwt. Als de vierde ronde erop zit, heb ik 100 kilometer gefietst. Het laatste loopnummer lonkt en ook al voelt het lijf de inspanningen, het voelt bevrijdend dat ik nu alles voor het laatst moet doen. Bovendien stel ik vast dat ik het fietsnummer vlotjes onder de 6 uur zal kunnen afwerken. De laatste ronde is de meest eenzame. De toeschouwers zijn weg of hebben meer aandacht voor het eigen vuurfeestje. Ik kan het hen niet kwalijk nemen. Na 5 uur en 39 minuten kan ik dan uiteindelijk van de fiets. Ik bevind me in zesde positie en heb een minuut of 25 moeten toegeven op de snelste vrouwen. Ik kan daar echt mee leven. Met Coach Roos in m’n zog loop ik naar de kleedkamer. Daar probeert zij de ijsklompen die mijn voeten zijn te voorzien van loopschoenen. Ik heb zoals steeds zin in dit laatste loopnummer. Dit jaar is de begeleiding ook eens zo schoon. Niemand minder dan Sam (The Real Sam) is van de partij om me 30 kilometer lang lopend te vergezellen, samen met Roos en papa op de fiets.
Daar vertrekt het olijke kwartet. De eerste loopkilometers is het altijd weer wennen om een ritme te vinden, om weer voeling te krijgen met mijn lichaam dat van fiets- naar loopmodus moet schakelen. Gelukkig voelt lopen een pak vertrouwder. Ik vertrek hard op de tonen van Highway to Hell. Met een eerste kilometer aan 4’20” lijkt het alsof mijn lichaam de draad van die ochtend weer wil oppikken. Ik zeg tegen Sam dat er dus geen plan is, dat ik gewoon ga blijven lopen en dat we dan wel zien. En ook dat het verval onvermijdelijk is. De eerste kilometers kan ik nog vlotjes lopers inhalen. Zo ook Stijn Van Roy – De Witte – die aan zijn slotronde bezig is (straffe kerels die gebroeders Van Roy). Door mijn buikperikelen voel ik meteen dat het vat behoorlijk leeg is. Ik durf echter te vertrouwen op mijn benenwagen die al woelige watertjes doorzwommen heeft. Bovendien is het eens zo aangenaam dat het nog licht is en dat mijn entourage op die manier ook de kans krijgt om te genieten van het Kastels Winter Wonderland.
Genieten is best relatief. Ik voel aan alles dat ik niet de onoverwinnelijke Joke van vorig jaar ben die met het mes tussen de tanden loopt. Vrij snel begin ik te denken in termen van aftellen, nog zoveel kilometer en dan nog eens zoveel. Ik schreeuw nog wel met Bebe Rexha mee that I’m feeling good en hoppa ook van je Toujours invaincu! En zoals Crowded House het wil zeg ik zelfs nog lachend Don’t dream it’s over, want nadien zal je juist over dit moment dromen. Na 10 kilometer heb ik heel wat minder noten op mijn zang. Aan afleiding nochtans geen gebrek. Eerst is daar het heuglijke nieuws dat de 10e van Seppe binnen is. De peptalk, anekdotes en complimenten van Sam zijn goud waard. Net zoals de flauwe grapjes van papa en de nooit-aflatende steun van Coach Roos. Ik slaag er nog in om Ellen Swaenen voorbij te lopen, de nummer 3 van vorig jaar, nu eveneens bezig aan een sterke race. Dan is het uitkijken naar de passage aan de sporthal. Mijn (2e) 15 kilometer loop ik nog aan een meer dan behoorlijke 1 uur en 7 minuten, net zoals vorig jaar.
Voor een laatste keer loop ik door de poorten van de hel
Als we dan weer afdraaien voor de laatste 15k moet ik me focussen op het tikken van mijn benen over de weg. Dit is echt bikkelen. Het onpasselijke gevoel in mijn buik neemt toe. Ik word licht in mijn hoofd, alsof de lichten stelselmatig gedimd worden en het een opgave is om mijn hoofd te dragen. Ook mama heeft inmiddels ons pelotonnetje vervoegd. Ze vertelt over de mooie finish van Seppe. We hebben weinig zicht op wat er zich voor ons afspeelt bij de vrouwen, maar ik weet dat het podium niet voor dit jaar zal zijn. Ik probeer me wel echt bewust te zijn van het moment, dat mijn nummer 4 weldra een feit zal zijn. Alleen voelt alles, maar dan ook echt alles, zo oncomfortabel aan. Mijn kilometertijden worden steeds wat trager. Dit is afzien, dit is de hel. Als we voorbij kilometer 20 zijn is het einde echt nabij. Letterlijk en figuurlijk. De laatste zandstrook naar de sporthal lijkt een duinenklim in de Ardennen te zijn. Ik hoor de vertrouwde stem van Hans. Met harken en krabben nader ik de sporthal. Na 9 uur en 14 minuten sta ik op de rode loper waar ik als 140e deelnemer over de finish pikkel. Ik ben vijfde vrouw op 22 minuten van winnares Julie Verlinden. Lotte De Vet en Debbie Sanders vervolledigen het podium.
Ik bevind me echter niet meteen in de zevende sporthemel. Integendeel, ik sta wankel op m’n benen. Marike staat me aan de finishzone op te wachten en het lukt me amper om te lachen. Ik voel me zo ellendig. Helemaal leeg. Opgebrand. De koude die ik de hele dag heb kunnen weren overmant me in alle hevigheid. Met een fris colaatje to the rescue kikker ik weer een klein beetje op. Ik heb suiker nodig. Voedsel liefst ook. Een echt warme douche zit er helaas niet in. Als ik klappertandend onder het lauwe water sta, vraag ik me af of ik me ooit weer normaal zal voelen (enig gevoel voor dramatiek is mij niet vreemd). En kijk, met droge en warme kleren, een boterham en een pijnstiller voel ik me weer semi-herboren. Ook dit venijnige staartje van de Hel heb ik doorstaan.
De conclusie
Van 2018 tot 2022 werden de weersomstandigheden bij elke editie van de Hel wat gunstiger en het parcours ook sneller. Bij mijn eerste deelnames was ik een uur of 11 in de weer. Ruim 2 uur meer dan wat ik dit jaar nodig had. Je zou dan kunnen denken dat een Hel zonder een spat modder minder hels is. Of dat ik inmiddels wel weet hoe dat voelt en gaat tijdens zo’n extreme inspanning. Niet echt dus. Dit jaar kostte mij ongetwijfeld de kleinste hoeveelheid bloed, zweet en tranen, maar de Hel is altijd weer op een andere manier strijden en afzien. Je weet nooit wat je op je bord zal krijgen: wat er zal meevallen, wat er zal tegenzitten en hoe de balans dan uiteindelijk overhelt. Mijn vijfde plek is niet mijn beste resultaat ooit, maar toch kan ik niet anders dan tevreden terugblikken. Er was eenvoudigweg een handvol vrouwen sneller en sterker. Ik ben nooit in de running geweest voor het podium en dat is ook helemaal niet erg. Dat ik voor de vierde keer kon starten én finishen had ik in 2014, aan het prille begin van mijn sportcarrière, pure science-fiction gevonden. Wat volgend jaar ook moge brengen, Kasterlee zal altijd een bijzondere plek in mijn hart hebben. Omdat ik er altijd weer iets van mezelf tegenkom en op die manier ook altijd weer gesterkt word in het feit dat ik in staat ben om zowel fysiek als mentaal door te zetten.
Iedereen wilde met Seppe op de foto, wij natuurlijk ook!
Woorden van dank
Om af te sluiten haal ik mijn loftrompetje weer eens boven.
Een heel grote dankjewel aan:
– mijn oudertjes, broer, zussen en hun aanhang om altijd aan mijn zijde te staan, me aan te vuren als het kan en te temperen als het moet
– Katja, voor de fantastische kilometers die we samen liepen en die me steeds met zoveel plezier vervulden
– Sam, voor heel veel en in het bijzonder natuurlijk het ondergaan van deze helletocht
– Debbie Gabriëls, Natalie Franken en Debbie Sanders voor de aanmoedigingen en inspirerende verhalen.
– mijn kinesist Kathelijn, wereldtop in haar vak, voor de gouden woorden en handen
– Martin en de mannen van Bike Sportive, om mijn stalen Juan in topvorm te brengen en houden
– Pat van en met De Haventrappers om op post te staan in Lichtaart
– al mijn trouwe lezertjes, volgers, sympathisanten en leden van de framily, jullie steun blijft een baken van licht voor mij!
Nog enkele weetjes:
Nadat de auto weer was volgeladen restte mij nog een laatste etappe: terug naar huis rijden met Roos als co-piloot. Op enkele spekgladde wegen in Kasterlee had ik meer stuurmanskunsten nodig dan eerder die dag op de fiets.
Ook daags na de Hel volgde een strijd. Om 7 uur ’s ochtends zat ik terug op de fiets (niet Juan) op weg naar school om daar een examen af te nemen. Na een nacht van amper 4,5 uur was dat één langgerekt gevecht met de vermoeidheid.
Om hier correcte informatie te verschaffen, zocht ik op wat het verschil is tussen sneeuw, ijzel en rijm.
Mijn voorkeur gaat uit naar een droge Hel in de vrieskou in plaats van een warme Hel in de regen. Bovendien zorgt een Hel zonder modder ook voor beduidend minder gedoe bij de opruim van het gerief thuis en heb ik geen kosten door schade aan de fiets.
Ik zei het al vaker, maar hoe absurd veel spullen heb je nodig als duatleet? Roos en ik waren er erg trots op dat we niks kwijtspeelden en slechts één paar spullen per vergissing bij elkaar achterlieten.
Ik fietste mijn 125 kilometer aan een gemiddelde van 22,1 km/u. Slechts eenmaal moest ik een voetje aan de grond zetten. Ik kwam ook geen enkele keer ten val. Stuk voor stuk primeurs in mijn Hel-carrière.
Wat at en dronk ik nu uiteindelijk tijdens de wedstrijd? Bijzonder weinig dus: 1 banaan, 6 sneetjes peperkoek, 1 gelletje, 2 liter sportdrank en 1 liter water. Tja.
Ik zag een overdosis plassende mannen. Pieter heeft echt gelijk: mannen kunnen blijkbaar altijd plassen (ongeacht de temperatuur). Zelf moest ik geen enkele sanitaire stop maken.
Mijn fietsvest werd meermaals bestempeld als “opvallend geruit”. Kenners herkenden natuurlijk meteen het klassieke pied-de-poule patroon. Zeg geen ruitjes tegen pied-de-poule!
Ik liep mijn laatste 30 kilometer uiteindelijk in 2 uur en 23 minuten, 2 minuutjes trager dan vorig jaar, maar wel wederom goed voor de snelste tijd bij de vrouwen.
Nog meer cijfers: mijn tweede wisseltijd bleef beperkt tot 2 minuten en 58 seconden, goed voor een plek in de top-50, met dank aan de doortastendheid van Coach Roos.
Net zoals vorig jaar werd ook nu ABBA’s The Winner Takes It All gespeeld tijdens de podiumceremonie. Beste dj, dat lied gaat niet over winnen in de sport, maar over een pijnlijke break-up (zogenaamd fictief, aldus ABBA).
Les lacs du Connemara kon natuurlijk niet ontbreken in onze Hell Yeah playlist en het was weer een sfeermakertje!
The Devil Wears Hoka and Drives an Orbea. Ook zilveren Geert Lauryssen en bronzen Simon Stevens rijden met een Orbea.
Met dank aan Roos Odeyn die als manusje-van-alles ook nog eens voor fotografisch bewijs van deze onvergetelijk dag zorgde.
Ja, ik ben een zus van Seppe Odeyn, de man die op 18 december 2022 voor de 10e keer de Hel van Kasterlee won. Een groots sportman die altijd nederig en oprecht blijft. Een broer met antwoorden en twee luisterende oren. Een bijzonder inspirerende mens om in je omgeving te hebben. Iemand die heel veel durft. Soms ook een beetje provoceert. Misschien daarom ook wel de rol van het kleine, doch schattige duiveltje op mijn schouder aanneemt.
Ik draag de titel Zus Van met trots, al moet ik er bijzonder weinig voor doen. Ik ben anderhalf jaar ouder waardoor ik me in de positie bevind om (al dan niet gênante) kinderverhalen over Seppe op te dissen. Om hier een volledig fictief verhaal uit mijn mouw te schudden over hoe de 15-jarige Seppe hoorde over de Hel van Kasterlee en uitriep: die wedstrijd wil ik ooit winnen, liefst zelfs 10x! De waarheid is wel dat Seppe en ik 20 jaar geleden al eens samen gingen mountainbiken. Ik overdrijf ook echt niet als ik zeg dat Seppe toen al groots durfde te dromen, dat hij een enorme sympathie had voor underdogs in de sportwereld (op Lance Armstrong na dan). Samen konden wij helemaal in de ban zijn van sportieve verhalen. Zoals het echte nineties-kinderen betaamt, maakten wij met de cassetterecorder onze eigen sportprogramma’s. Het was absoluut een voorrecht om met Seppe Odeyn aan mijn zijde te mogen opgroeien.
Maar. Ik ben ook een zus van Marike en Roos Odeyn. Samen worden we al eens de Zusjes Odeyn genoemd. Een soort heilige drievuldigheid die de boel net zo goed in vuur en vlam kan zetten. Mijn zusjes zijn er altijd. Voor mij, voor Seppe en onze ouders. Voor iedereen die hen nodig heeft. Ze presteren net zo goed op het allerhoogste niveau. Als zuszijn een vak was, dan zouden zij als experts overal ter wereld gevraagd worden om op congressen te spreken over wat zuszijn behelst. Dat het zowel in de kleine als in de grote gebaren zit. Een fingerspitzengefühl dat verder dan hun vingers reikt. Ik voel me net zo geprivilegieerd om Zus Van die twee te mogen zijn.
Ik was zondag voor de vierde keer finisher in de Hel van Kasterlee. Wat was het weer een spektakel! Voor nu is mijn verhaal van de Hel er één in de marge van die grootse prestatie van Seppe. Maar wees gerust: ik heb natuurlijk weer belachelijk veel meegemaakt in die 9 uur en 14 minuten dat mijn Hel duurde. Ik heb daar zo mogelijk nog belachelijk veel meer over te vertellen. Bijvoorbeeld dat mijn snelste Hel toch weer hels was op een heel andere manier. Dat een vijfde plek dan wel mijn minste resultaat is, maar toch mijn beste prestatie. En weten jullie eigenlijk wel dat 125 kilometer mountainbiken echt heel lang is? Ah ja, en ook nog dat ik buiten mijn familie zo ontzettend veel mensen dankbaar ben die een bijdrage hebben geleverd aan dit crazy avontuur? Ik ga dus een vierde raceverslag over de Hel schrijven. Dat op zich vind ik al behoorlijk onwezenlijk. Wordt vervolgd dus.
December is een maand van tradities. De kerstboom staat. The Pogues zingen over hun sprookje in New York. Mijn leerlingen maken examens waar ik dan weer met een flitsende pen over ga. Ik sorteer mijn handschoenen. Ik trotseer de kou. Ik tel reserve binnenbanden (volstaat drie?). Ik denk na over Clif bloks en vervallen sportgels. Over bandendruk zelfs (het moet niet gekker worden). Ik bedenk elk uur een ander hels scenario. Catastrofaler dan ooit: een gebroken fietskader, ijs, sneeuwstorm. Ik bevind me kortom in de laatste rechte lijn naar de Hel, een weg die geplaveid is met goede voorbereidingen. Alleen laat een wedstrijd van 170 kilometer zich ook in de voorbereiding verduiveld lastig temmen.
Ik werd geboren op een vrijdag de 13e, eigenlijk ben ik dus niet zo van het bijgeloof. Toch betrapte ik mezelf er deze week op dat ik in alles een voorteken wilde zien. Dinsdag knalde ik eerst mijn Hel-beker van 2018 tegen de grond tijdens een iets te brute stofzuigbeurt (gelukkig zonder schade). Vervolgens scheurde ik tijdens het lopen letterlijk mijn broek aan een gft-bak. ’s Avonds sneed ik in mijn vinger. Om de dag in schoonheid af te sluiten bezeerde ik mijn voet toen ik tegen een stapel slecht gepositioneerde mappen aan botste. Telkens dacht ik: yes, dit is al een portie pech waar ik zondag gespaard van zal blijven. De meest plausibele en meer down to earth verklaring is dat ik moe ben. Ik heb veel aan mijn hoofd. Zoveel dat ik soms echt geen blijf weet met de stress die door mijn lijf raast. Naast de angst voor materiaalpech is er ook de vrees dat het misschien de wedstrijd te veel is dit jaar. Dat ik mijn sportieve geluk van 2022 al heb opgesoupeerd. Dat de tank misschien leger is dan gehoopt. Kortom, dat mijn vierde Hel-deelname een Processie van Echternach wordt.
De 20e Hel van Kasterlee belooft hoe dan ook een bijzondere editie te worden. Seppe staat voor de 11e keer aan de start en gaat voluit voor zijn 10e overwinning. De rest van de familie staat weer op post voor een dag supporteren voor gevorderden: uren koukleumen terwijl ze hun stembanden kapot schreeuwen, intens meeleven én paraat staan voor eender welke calamiteit. In mijn nerveuze lijf brandt er gelukkig ook een groot vuur dat uitkijkt naar het ongetwijfeld waanzinnige avontuur dat de Hel altijd is. Een sprankelende vonk die ervan uit durft gaan dat the girl on fire nog niet is uitgelopen. De vlam nog niet geblust. Bij een marathon kan ik inmiddels behoorlijk inschatten wat ik waard ben. Bij de Hel vind ik het veel lastiger om te vertrouwen op mijn goede voorbereiding. De race duurt makkelijk een uur of 9 à 10. Hard labeur dus met een behoorlijke marge van onvoorspelbaarheid. Mijn vorige drie deelnames waren elk op hun manier een uitdaging van jewelste. De enige zekerheid is dat ik mezelf een paar keer zal tegenkomen.
Wat ik al op zak heb, is een artikel in de krant samen met mijn broer. Het is dat ik geen bucket list heb, anders kon ik dit afvinken. Waarom wilde ik eigenlijk zo graag eens deelnemen aan de Hel? De eerste keer dat ik voor Seppe ging supporteren was in 2014: het jaar dat ik een loper werd en plots ook meer belangstelling kreeg voor de sportieve exploten van mijn broer. Wat een magische ervaring! Ik werd overdonderd door wat ik zag, ook door de te harde beats van DJ Infinity in de sporthal die daags nadien nog door mijn lichaam gonsden. Toen mijn leven in 2015 een andere wending nam, werd ook de kriebel om in Kasterlee ooit eens zelf in “het bosje” rond te rijden alleen maar groter. Al helemaal toen mijn pappie op 56-jarige leeftijd zijn Hel-debuut met glans doorstond. Uiteindelijk stond ik in 2018 voor het eerst zelf aan de start. Ik was helemaal doordrongen van het feit dat ik iets aan het doen was waar ik al lang van droomde (nee, ik heb dus echt geen bucket list). Dankzij Seppe is de Hel van Kasterlee een memorabel evenement in onze familie, iets dat tot de verbeelding blijft spreken.
Als vrouw van het gevoel wil ik zoveel mogelijk mijn eigen ding doen, me niet laten opjagen door de omstandigheden (al is dat onvermijdelijk) en vooral op zoek gaan naar dat goede gevoel. Een mix van de Joke van 2018 die als een blij ei rondfietste omdat ze meedeed aan de Hel en de strijdende mountainbiker die ik vorig jaar in mezelf ontdekte. Om af te sluiten haal ik mijn dankbaarheidsplaat maar weer eens boven (die kan je nooit grijs genoeg draaien). Hoe kan het anders dan dat Invaincu van Stromae volgens Spotify mijn topnummer van 2022 was?! Team Invaincu bestaat voor deze uitdaging uit een ijzersterke equipe: ouwe getrouwen en ook nieuwe gezichten. Een team dat met momenten net zoveel stress ervaart, dat ook net zo uitgelaten is en mij doet stuiteren van geluk. Samen sterk en onoverwinnelijk. Dwars door de Hel en als het moet nog eens terug. Kasterlee, here we come!
Als je mij in de maand november zoekt, dan is de kans groot dat je mij op de fiets vindt. Toegegeven, er zijn gezelligere maanden om heel veel fietskilometers te maken. Deelnemen aan de Hel van Kasterlee dat betekent echter tijd in het fietszadel te spenderen: november fietsmaand dus. In mijn geval wordt elke kilometer buiten gereden met Juan, mijn Orbea mountainbike, door weer en wind en als het eventjes kan in gezelschap. Ik blijf me een volbloed loper voelen, maar wel eentje die de fiets oprecht waardeert. Het is dan ook niet met tegenzin dat ik in het zadel neerplof: een fietstocht aanvatten voelt telkens weer een beetje als op avontuur vertrekken, zelfs als de omstandigheden niet bepaald ideaal te noemen zijn. Ik verveel me zelden tot nooit tijdens mijn langere ritten, want dit is wat mij zoal bezighoudt.
genieten van de herfst en de kleurrijke mind pictures, toch tot vorig weekend met dat aangename zonnetje, de afgelopen dagen probeerde ik me vooral te verzoenen met de somberte van de herfst
een snelle gedragsanalyse maken van de honden die mijn pad kruisen en die mij meestal eerder opmerken dan hun minder alerte baasje: zijn ze fietsers goedgezind of zijn ze eerder van het najagende type?
een snelle analyse maken van de lopers die mijn pad kruisen: wat dragen ze? wie zijn ze? zijn ze eerder van het recreatieve dan wel het ambitieuze soort of een mengvorm daartussenin? soms voel ik echt een klein steekje van jaloezie omdat zij mogen lopen
toch ook wel een heel klein beetje jaloers zijn op de ruiters die in het zadel een wandeling maken in het bos, naast elkaar draven of galopperen over een bospad: fantastisch is dat!
bedenken dat het echt geen lachertje moet zijn om je met een twee- of vierspan in het bos te begeven: stel je voor dat je een verkeerde weg neemt, het is toch echt onmogelijk om te keren met een paardenkoets?
me wel eens ergeren aan wandelaars die met z’n drieën een weg van 3 meter breed op de mountainbikeroute inpalmen, mijn vriendelijk belletje tot 3x toe niet horen, waarop zij dan verontwaardigd zijn als ik hen zogenaamd onaangekondigd voorbij fiets
mijmeren over de zomerse fietstochtjes met Roos en Marike, wat lijkt dat al lang geleden!
denken dat ik mijn broer of Wout Van Aert ben en hoe het moet voelen om als een baas over off-road terrein te denderen, schijnbaar moeiteloos aan een topsnelheid
lichtjes binnensmonds vloeken als ik een steil klimmetje moet maken en de mountainbike aanvoelt als een gewicht dat mee de berg op moet in plaats van een instrument dat me vooruit helpt
opgelucht, maar ook wel puffend ademhalen als het me lukt om een technischere beklimming op te trappen zonder voet aan de grond te moeten zetten
de gedachte bannen dat je eigenlijk overal en op elk moment fietspech kan hebben, net zoals dat een valpartij best snel gebeurd is
ervaren hoe fantastisch mooi en deugddoend de mountainbikesport ook kan zijn als je in vloeiende lijnen van het ene pad naar het andere kan sjezen
vooruitblikken op de Hel van Kasterlee, visualiseren met welk gevoel ik dan wil rond fietsen en hoe ik me kan wapenen tegen allerlei rampscenario’s (diverse vormen van materiaalpech)
terugblikken op het afgelopen jaar en al die sportieve hoogtepunten die ik al mocht beleven, te zot voor woorden!
loopplannen maken voor 2023, welke vaste waarden blijven behouden? welke nieuwe uitdagingen wil ik realiseren?
me verwonderen over hoe mooi de omgeving keer op keer weer blijkt te zijn, je moet echt niet heel ver van huis zijn om parels te ontdekken
me verwonderen over het feit dat ik nog steeds verwonderd kan zijn over de schoonheid van het Park van Tervuren en het Zoniënwoud, zei ik al dat ik fan was?
rekensommetjes maken over gemiddelde snelheden en inschattingen maken van het aantal kilometers dat ik nog te gaan heb, hoe dan ook lijkt de tijd op de fiets aan een hogere snelheid voorbij te tikken
verlangen naar koffie, hoe fantastisch zou het zijn om tijdens een rit koffie mee te kunnen nemen?
Ik weet niet meer wat ik juist verwachtte van 2022. Of ik het überhaupt aandurfde om verwachtingen te koesteren nadat we de afgelopen jaren lesjes in nederigheid moesten ondergaan. Corona was het zwaard van Damocles boven ons hoofd. Een dreiging aan een paardenhaar. Je wist nooit echt goed hoe je leven er over een paar weken zou uitzien. In ieder geval is 2022 het jaar waarin ik weer à la carte en als vanouds aan loopevenementen kan deelnemen. Sterker nog: het bleek een jaar te zijn waarin ik de ene na de andere loopwedstrijd kon winnen en PR’s weer wat scherper stellen op diverse afstanden. Het begrip lange afstand kreeg bovendien een extra dimensie door de trail in Houffalize die Roos en ik liepen. Behoorlijk grensverleggend allemaal. Ik ga het najaar echter niet dartend doorbrengen geïnspireerd door het succes van Dancing Dimi. Er zal gelopen worden, gefietst ook, door de wind door de regen, door de modder en liefst ook door alles heen. Mijn sportieve honger is nog niet gestild.
De CPC Loop in Den Haag zal altijd een bijzonder plekje in mijn hart hebben. Nu is in mijn hart best wel een grote ruimte gereserveerd voor loopevenementen en is dat plekje dus niet exclusief voor de CPC voorbehouden. Den Haag is Den Haag: altijd een goed idee, altijd weer leuk om er tijd te kunnen doorbrengen in familiale sferen. De CPC is daarenboven een prachtige halve marathon waar je nooit echt weet wat je kan verwachten. Op 8 maart 2020 liepen Roos en ik onze laatste CPC voor de wereld even op slot ging en het onvoorstelbaar leek dat mensen ooit nog in een grote massa zouden mogen samenkomen. Gek genoeg is de CPC ook de wedstrijd waar we het langst moesten wachten op een revival-editie. 25 september gaat het dan echt weer gebeuren en raas ik (hopelijk toch) over dat ongelooflijke parcours van de city-pier-city, in gezelschap van de zeebries die mee dan wel tegenwerkt. Naast de plaatsing op de kalender is deze editie ook anders omdat Roos er niet aan de start zal staan. Zij zal een avontuur van een heel andere orde beleven met Seppe, waarover later meer. Gelukkig zullen haar schoenen gevuld worden door die van Sam, waarover ook later meer.
Oktober dat is marathonmaand. Ik ben er nog steeds niet over uit of ik nu eerder het type voorjaars- dan wel najaarsmarathonloper ben. Op 16 oktober sta ik hoe dan ook aan de start van de Amsterdam Marathon. De marathon waar ik mezelf in 2017 een beetje kapot liep langs de Amstel, waar ik een keer door het Vondelpark vloog en er een keer door strompelde en me ook realiseerde dat Amsterdam over veel bedrijventerrein beschikt. De start- en finishzone in het Olympisch stadion konden me wel bekoren. Uiteraard ga ik voor een verbetering van mijn 3:06 in Parijs. Het is mogelijk, maar dat is nooit een garantie dat het ook echt zal gebeuren. Ik vertel later ongetwijfeld nog eens wat uitgebreider over mijn voorbereidingen en verwachtingen van Marathon N°15. Wie eveneens in Amsterdam aan de start zal staan is mijn maatje Sam. We leerden elkaar kennen tijdens de voorbereiding van de Paris Marathon en sindsdien deelden we loop- en ander vreugde en leed. Voor Sam is het z’n derde marathon en met een PR van 2:59 gaat ook hij resoluut voor een verbetering van z’n besttijd. Hij kan dat, daar ben ik heel zeker van.
Na de najaarsmarathon begint dan weer het betere ploeg- en modderwerk voor mijn decemberdoel. Ik ben nog steeds van mening dat mountainbiken een zomersport is, maar blijkbaar ben ik nog steeds zo gek te krijgen om ook in de kille maanden met Juan op pad te gaan. Mijn lopersbenen zullen dus heel wat extra kilometers op de fiets malen. Op 13 november staat de halve marathon van Kasterlee op het programma (waar ik vorig jaar als derde eindigde). Het regent doorgaans die dag, net zoals de andere 29 dagen van november meestal het geval is. En jawel, op 18 december neem ik dan weer deel aan de Hel van Kasterlee. Zoals verwacht krijgt het drieluik dus een sequel. De editie van 2021 was om heel wat redenen erg bewogen, waardoor ik tot de conclusie kwam dat ik nog niet klaar ben om het Hel-hoofdstuk af te sluiten. Bovendien belooft deze 20e editie een bijzonder feestelijke te worden: omwille van dat ronde getal en omdat Seppe zijn 10e overwinning kan binnenrijven. Hoe vet zou dat zijn?! De zomer geeft ons vandaag al een voorproefje van de herfst: I say yes to the regenjas, want er is immers genoeg om naar uit te kijken!
Ik kan om heel veel redenen jaloers zijn op mijn broer. Op zijn podcast en geweldige kinderen bijvoorbeeld. Of op het feit dat hij heel veel durft en altijd zichzelf kan blijven. Het allercoolste is toch wel dat hij sinds kort een eigen mountainbikeroute heeft in en rond zijn Herent. Drie lussen (eentje voor elke zus) die samen goed zijn voor 59 kilometer mountainbikeplezier. Als eeuwige Zus Van die ook mountainbiket stond Seppes route natuurlijk hoog op mijn sportieve like to do lijstje. Het duurde uiteindelijk toch nog 5 maanden voor ik me eraan waagde. Daar zat Frans voor iets tussen. Ergens op een druilerige dag in november was ik namelijk zo gek om een stevig mountainbikeavontuur aan te vatten. Met name door het speurwerk naar de pijltjes en als gevolg daarvan een heleboel omwegkilometers door een grijs niemandsland werd dat een onderneming van formaat. Bovendien ben en blijf ik een loper. Zelfs na drie deelnames aan de Hel van Kasterlee moet ik toch een drempeltje over om aan een nieuwe mountainbikeroute te beginnen. Omdat ik in het najaar altijd denk: mountainbiken in de zomer: hoe fantastisch is dat! bleek een zonnige dinsdag in augustus het ideale moment om me door Seppes route te laten leiden.
De officiële start van de mountainbikeroute Seppe Odeyn vind je aan de nagelnieuwe sporthal Bart Swings in Herent. De groene, blauwe en rode lus kunnen gecombineerd of afzonderlijk worden gereden. Ik was ook meteen gerustgesteld toen ik op het infobord las dat de route geschikt is voor zowel de beginnende als de meer geoefende mountainbiker. Aangezien ik vanuit Tienen kwam aangefietst, pikte ik ergens op de groene lus in, een afslag van de mij bekende F3-fietssnelweg tussen Leuven en Brussel. Ik was meteen aangenaam verrast door waar ik terecht kwam. Nochtans dacht ik Herent behoorlijk goed te kennen. Ik belandde op de Mollekensberg, een naam die ik altijd zie passeren bij de Garmin-activiteiten van mijn broer en die een eigen leven was gaan leiden. Een prachtig stukje natuur, zo bleek! Waar ik me bij Frans Claes heel vaak een visualisering probeerde te maken van hoe hijzelf als een speer over zijn route fietste, kon ik me dat van mijn eigenste broer zo goed voorstellen dat ik me met momenten wel echt een slak op een fiets voelde. Maar goed, het was dinsdagvoormiddag, niet meteen het moment dat je half Vlaanderen op een mountainbike in Herent aantreft.
Aangezien Herent niet op een groen eiland ligt, vond ik het vooral verrassend hoe er langs drukkere wegen heel vaak een off road weggetje bleek te zijn dat ik dus nog niet kende. Langs de afrit van de E314 bijvoorbeeld (voor de Herentenaars ook wel bekend als het windgat). De groene lus bleek daardoor ook echt de groenste te zijn als in: veel bomen en wat meer stijg- en daalwerk. De passage door Bertembos vond ik eveneens erg geslaagd omdat mijn favoriete afdaling erin was opgenomen. Vanuit daar ging het verder naar Veltem-Beisem en dan weer richting Herent. Mijn avontuur met Frans leerde me dat je vandaag de dag als fietser niet meer meetelt als je old school op de pijltjes rijdt, want een digitale fossiel als ik heeft natuurlijk niks met gpx-bestanden. Wel, ik wil bij deze een heel groot compliment geven voor de bewegwijzering. Het is onvermijdelijk dat je eens iets verkeerd interpreteert of dat een pijltje verstopt zit achter een struik, maar eigenlijk miste ik amper iets.
Na de groene lus volgde de rode lus die via Tildonk terug naar Herent kronkelde. Minder hoogtemeters, veel niet-geasfalteerde paden waar je snelheid op kan maken. Love it! Bovendien bleek de rode lus ook een trip down memory lane te worden. Vroeger, heel vroeger voor ik een loper was, reed ik namelijk paard samen met mijn zussen. We gingen wekelijks een wandeling maken in het Herentse. Over al die paden dokkerde ik nu een jaar of 10 later met mijn fiets. Zo kwamen er dus twee werelden samen. Ik ben er heel lang van overtuigd geweest dat er qua beleving niks op kon tegen een wandeling te paard maken: met je paard op weg zijn, wapperende manen, hoefgeklop op de grond, een drafje hier en een galopje daar. Galopperen in de open lucht stond voor mij lange tijd gelijk aan het oppergevoel van geluk. Als loper kan ik eveneens van die ultieme geluksmomenten ervaren, die liggen dan in de eenvoud van de activiteit. Je benen die de grond tikken alsof het niks is of samen met anderen iets beleven. En ja, ook op de mountainbike overvalt mij soms het gevoel van hoe geweldig is dit! Je zit bovendien een stuk geruster op je mountainbike dan op je paard. Paarden zijn vluchtdieren die al eens iets in hun bol kunnen krijgen waardoor je tijdens het idyllische galopperen in de buitenlucht altijd op scherp moet staan. Al die herinneringen en bedenkingen schoten dus door mijn hoofd terwijl ik de laatste kilometers van de route aflegde. Met ruim 100 kilometer op de teller kwam ik als een tevreden mens aan in Tienen.
Ik ben uiteraard geen neutrale partij, maar neem het toch maar gewoon van mij aan: de Mountainbikeroute Seppe Odeyn is absoluut een fietstochtje waard. Toegankelijk zonder al te makkelijk te zijn, uitstekend bewegwijzerd, variatie troef en dé uitgelezen manier om groene stukjes rond Leuven beter te leren kennen zonder meteen naar de gekende bossen in de omgeving te trekken. Seppe bevindt zich momenteel in het Zwisterse Zofingen. Morgen vertrekt hij daar namelijk om 9 uur om zijn wereldtitel duatlon op de lange afstand te verdedigen. Dat wordt dus tegen de sterren op duimen en heel hard naar de livestream roepen. Als er iemand dit kan, dan is hij het wel. Go, go, go, Seppe!
Ik had het geluk om 10 dagen lang vakantie te kunnen nemen in Den Haag: de mooie stad waar mijn neef Maarten met zijn gezin woont, de stad van de CPC, van zee en strand en tonnen gezelligheid. Een stad ook waar het zomerklimaat met verfrissende bries mij op het (zweterige) lijf geschreven was. Omdat ik in een vorig leven in Leiden studeerde kan ik mezelf niet bepaald een Nederland-leek noemen. Een jaar of 15 geleden was ik er echter van overtuigd dat het nooit zou werken tussen Nederland en mij. Dankzij mijn uitjes naar Den Haag ben ik weer helemaal gewonnen voor onze noorderburen en ja, ook voor hun directheid. Ik vond in Den Haag werkelijk alles wat ik nodig had om me in vakantiesferen onder te dompelen. La vie en rose in Nederland dus.
Nederland mag dan de naam hebben eerder laag te scoren op de gastronomische schaal, ik had daarover helemaal niks te klagen. Uit eten ging ik niet, wel deed ik talloze terrasjes met koffie en wijn. Wat me opviel was de populariteit van het nul punt nul biertje. Zowel op café (de kroeg) als in de supermarkt was er een uitgebreid en divers bieraanbod zonder of met een minimaal alcoholpercentage. Zelf werd ik een tevreden mens van de uitgebreide keuze aan wijnen per glas die ook nog eens betaalbaar waren. De koffiesnob in mij kon eveneens haar hartje ophalen. Ik dronk heerlijke cappuccino’s en flat whites zonder er de hoofdprijs voor te betalen. Na enkele dagen bombardeerde ik café Emma op het Regentesseplein tot mijn stamcafé. Daar had ik meerdere goede redenen voor: het was letterlijk om de hoek van mijn verblijfplaats, ik kon er terecht voor een goeie koffie én voor een wijntje, op het terras was er altijd wat te beleven, het personeel was vriendelijk en de klanten erg divers. Op hetzelfde plein ging ik ook twee keer de mezze-schotel halen bij Ali’s Incredible Lebanese Sandwiches, werkelijk een smaakexplosie! Op het strand genoot ik dan weer van de beach-vibes bij strandpaviljoen Zuid, waar steevast trots de Nederlandse vlag wapperde, maar de zon immer stralend was.
Wat mijn horeca-beleving helemaal naar een hoger niveau tilde was de joviale en steeds inventieve manier van bedienen. Met name café Emma leek daar een patent op te hebben. Daar werd niet simpelweg gevraagd wat je wil drinken (dat zou te alledaags zijn), maar kreeg je een andere pertinente vraag voorgeschoteld: wat kan ik voor jou betekenen? Nog beter vond ik de aanpak van de jongeman die met veel zin voor dramatiek en dito armgebaren voor het terras ging staan en uitriep: heeft er hier iemand mijn hulp nodig? Ook fijn vond ik het als mijn drankkeuze positief bevestigd werd met een oprechte Lekker! Als gevolg daarvan wilde ik als exotische Vlaamse natuurlijk even creatief en lyrisch uit de hoek komen als mij gevraagd werd of alles naar wens was. Ik heb soms vast vreemde dingen gezegd.
Om helemaal in het moment te zitten, besloot ik om op een terras niet in mijn boek weg te duiken. Vakantie is juist niks doen. Op een terras betekent dat dus zitten, wat drinken, je ogen de kost geven en je oren spitsen voor de gesprekken rondom je. Een mooie bijkomstigheid is dat Nederlanders doorgaans luid en goed gearticuleerd spreken, dat ik Nederlands best goed kan begrijpen en dat er toch met weinig schroom over gevoelens of delicate onderwerpen gepraat wordt. Een Belg doet dat liever met de rolluiken strak naar beneden en gedempte stem. Ik hing aan de lippen van twee vrouwen die hun vriendschap na enkele jaren weer opnamen en vergezeld van hun twee teckeltjes een jaar of 30 aan hondenliefde bespraken. Ik volgde een sollicitatiegesprek in heel informele sfeer (een biertje, lekker!). Geen soap kon op tegen de zenuwachtig ogende man die op zijn date wachtte (het was hun derde afspraakje, zij was net gaan kamperen in Frankrijk). Toen zij eindelijk arriveerde schreeuwde alles in zijn lichaamstaal dat hij hopeloos zijn hart verloren had aan haar, maar helaas vrees ik dat zij hem minder zag zitten. De stakker! Nederlanders zijn goede verhalenvertellers. Als buitenstaander die weldra van het Haagse toneel zou verdwijnen, voelde ik me ook niet bezwaard om al die gesprekken te absorberen. Ook dat is voor mij vakantie: opgaan in de anonimiteit van de grote stad.
Als je in Nederland bent, dan wil je natuurlijk fietsen. Op vakantie wandel ik graag zonder doel rond in een stad, in Den Haag ging ik soms doelloos fietsen. Al blijft het wel uit je doppen kijken in de grote stad. Er zijn tramsporen, auto’s en fietsers die uit alle richtingen lijken te komen. Mijn lieftallige Tony viel wat uit de toon naast de alomtegenwoordige omafietsen. Ook bleek de e-bike nog niet heer en meester der rijwielen te zijn en is de Nederlander duidelijk nog niet toe aan de fietshelm. Zelfs kinderen zag ik vaker zonder dan met een fietshelm. Volgens mijn Rotterdamse vriendin Machteld is dat zo omdat fietsen in Nederland zo ingeburgerd is dat je het kan vergelijken met een helm dragen bij het tandenpoetsen. Ze was het wel met me eens dat fietsen (ook in Nederland) heel wat meer risico’s inhield dan je dagelijkse mondhygiëne.
Wat ‘s-Gravenhage (de officiële naam) helemaal onweerstaanbaar maakt is de nabijheid van de zee. Op mijn eerste vakantiedagje ging ik een kijkje nemen op het drukkere strand van Scheveningen (omwille van de pier en het CPC-gevoel), de dagen erna was ik altijd te vinden op het veel rustigere zuiderstrand. Wat een ambiance daar! Zowel ’s ochtends als ’s avonds werd er gezwommen en dat werkte zo aanstekelijk dat zelfs een niet-watterrat als ik vond dat ze de zee in moest. Ook daar moet je wel zelf gewoon uit je doppen kijken. Er zijn verschillende vlaggen die aanduiden hoe gevaarlijk de zee is. De rode vlag staat voor een “zeer gevaarlijke zee”, maar dan mag je nog steeds het water in. Wie het veilig wilde spelen, moest wachten op de geelrode vlag, want dan waren de redders aanwezig. Om het kwartier reden die in een auto over het strand om te kijken of ze niemand van de verdrinkingsdood moesten redden. Soms was er trouwens gewoon geen vlag. Geen idee hoe je dat moest interpreteren. Ik liep en wandelde heel vaak langs de vloedlijn. Ik keek naar de rauwdouwers die meeuwen zijn en hoe ze boven de strandgangers helikopteren. Ik las op het strand en tegen de duinen (in totaal 5 boeken). Ik legde me zelfs eens op een handdoek om gewoon een beetje te liggen en naar de lucht te turen. Het moet niet gekker worden.
Naast één paar sandalen, één paar slippers, één paar espadrilles en twee paar sneakers nam ik ook drie paar loopschoenen mee. Ik trok dan ook 8 keer mijn loopschoenen aan. Wat de kustlijn in Nederland zo mooi maakt, is dat die nog meer aanvoelt als een natuurgebied. Ik liep door het Westduinpark, het Oostduinpark en het Zuiderpark, telkens ook stukken door de stad en over het strand. Geen meter stelde me teleur. Op zondag 31 juli fietste ik naar Rotterdam om er de halve marathon te lopen. Het zomerse gevoel was echter wat zoek bij de #yoursummerrun omdat het een miezerige, zelfs ietwat regenachtige dag was. Bovendien was het de eerste keer dat dit evenement georganiseerd werd en dat merkte je wel een beetje. Drie weken na mijn trailavontuur in Houffalize wist ik niet goed wat ik van een snelle halve marathon op asfalt mocht verwachten. Na een vlotte eerste helft en vervolgens een eenzame strijd tegen de wind tikte ik op de legendarische Coolsingel af op 1u27, waar ik niet anders dan tevreden mee kan zijn. Met wind tegen (die verduivelde wind!) fietste ik terug naar mijn Nederlandse thuis. Kijk, ook dat is een voordeel van Den Haag: dat het voor een ervaren steenwegrijder als ik slechts een fietstocht van 25 km verwijderd is van Rotterdam.
Ik genoot kortom heel erg van Het leven zoals het is – Den Haag. Met toch een beetje hartpijn maakte ik woensdagochtend nog wat kiekjes van het Regentessekwartier. Ik besefte dat ik echt een mooie vakantie had beleefd en dat de wereld op het Regentesseplein gewoon blijft draaien als ik er niet ben. Vakantie is ook: boordevol herinneringen en inspiratie, volledig doordrongen van die prachtige stad, dolblij zijn dat je weer thuis bent. In Tienen dus, of all places.
Er was een tijd dat Tervuren mijn achtertuin was. Ik woonde in Heverlee en bij gebrek aan een tuin werd het park van Tervuren mijn groene hangplek. Dichterbij huis was er uiteraard ook veel groens te vinden*, maar ik hield juist van die fietstocht van 13 kilometer. Ik nam koffie mee, een goed boek en dan kon ik gerust een paar uur ongestoord op mijn bank zitten. Bovendien bulkte Tervuren van de herinneringen. Ik was diep onder de indruk toen ik in oktober 2015 tijdens de marathon van Brussel rond de vijvers van het park liep. Het zal dus ergens rond die tijd zijn dat mijn liefde voor Tervuren in alle hevigheid tot bloei is gekomen. Ik moest naar Tervuren als ik buitensporig gelukkig was, maar ook als ik eens ongegeneerd wilde janken. Het park was er om mij op te vangen, in goede en slechte tijden, want – zoals het gaat met grote liefdes – tussen Tervuren en mij was het onvoorwaardelijk.
De marathon van Brussel zou ik uiteindelijk 3x lopen en telkens was daar die magie van het park. Ik ging dan ook op het parcours trainen (al stelde dat weinig voor). Het kan dus geen toeval zijn dat ik de marathon van Brussel, hoe zwaar die ook is, minder leek te voelen dan elke andere marathon die ik liep. In diezelfde periode behoorde een fietstocht naar Brussel (25 km) mét passage door het park ook tot mijn repertoire van uitstappen. Toen ik in in de zomer van 2018 zonder echt plan begon te trainen voor de Hel wist ik dan ook niet beter dan heel vaak naar Tervuren of Brussel te fietsen. De mountainbikeroutes in het Zoniënwoud waren mij op het lijf geschreven (lees: ze zijn toegankelijk). Tervuren is nog steeds de enige plek waar ik me als mountainbiker helemaal in m’n element voel. Ik fietste er zowel onder een loden zon als in de sneeuw. Ik hield er ook mijn generale repetities voor de Hel door er te gaan lopen-fietsen-lopen. Het is eigenlijk simpel: mocht de Hel in Tervuren doorgaan, mijn kansen op winst zouden exponentieel toenemen.
Het Zoniënwoud neemt zijn eretitel serieus en je kan het qua grandeur niet vergelijken met een doorsnee bos. Ook voor de loper biedt het groene Tervuren niks dan voordelen: je kan er makkelijk freestylen zonder hopeloos verloren te lopen en de variatiemogelijkheden zijn onuitputtelijk. Je kan er hoogtemeters overwinnen zonder het moordende klim- en klauterwerk van de Ardennen. Voor elke trail waar ik me op voorbereidde was “Tervuren” dan ook steevast het antwoord op de vraag: waar moet ik gaan trainen? Toen ik twee jaar geleden naar Tienen verhuisde verdween Tervuren wat van mijn radar. Mijn steenwegkilometers vormen al een behoorlijk deel van mijn fietstrainingen en ik heb een eigen achtertuin (met gras dat altijd te hoog staat). Maar – zoals het gaat met grote liefdes – uit het oog was niet uit het hart.
In november kwam ik weer terecht in Tervuren tijdens mijn Frans Claes mountainbike-avontuur. Ik besefte toen dat ik Tervuren had gemist in mijn leven. De liefde laaide weer in alle hevigheid op. Tervuren werd opnieuw een item in mijn agenda. Met dank aan Tony, die de 35 kilometer laat aanvoelen alsof het slechts de 13 zijn van weleer. Ook met dank aan de fantastische koffiecaravan die je aan de ingang van het park kan vinden. Voor onze laatste duurtraining voor de marathon sleepte ik Roos mee naar Tervuren. Ze had het zwaar, dat arme zusje van mij. Ik liep als een zottin in haar natuurlijke habitat en Roos snakte naar adem. Een week geleden liep ik wederom als een wildevrouw door het Zoniënwoud tijdens de Fura 10 Miles. Een wedstrijd die Roos en ik drie keer eerder liepen toen we helemaal into stratenlopen waren (ook weer een periode in mijn leven). 1 uur en 8 minuten had ik nodig om de 16 kilometer af te leggen en zowaar een wedstrijd te winnen in mijn geliefde Tervuren. Het was een besef-moment van jewelste: dat ik de afgelopen jaren zoveel in en rond Tervuren heb meegemaakt en dat ik het nooit voor mogelijk had gehouden dat er een periode zou aanbreken waarop ik wedstrijden zou winnen. Misschien moest het wel gewoon zo zijn – zoals het gaat met grote liefdes.
*Ik was en ben nog steeds ook een heel grote fan van Heverleebos, Bertembos (wel opletten voor hazelwormen!) en het park van Arenberg.