De gedachte – Over veerkracht

Een jaar geleden vertelde ik naar aanleiding van World Mental Health Day een heel persoonlijk verhaal over mijn psychische kwetsbaarheid en hoe ik die leerde te aanvaarden als een deel van wie ik ben. Dankzij de hartverwarmende reacties die ik daarop kreeg, blik ik met een warm gevoel terug op oktober 2021. Ik dacht dat mijn verhaal was verteld. Voor wie hier vaker leest of mij in het echt kent, zal het niet als een totale verrassing komen dat ik al eens worstel met het leven. Mijn enthousiaste en ondernemende kant heeft een gespannen en angstige keerzijde. Ook hier kregen mijn sportieve verhalen de laatste tijd vaker een ondertoon van knagende onzekerheid. Waar ik dacht mijn kwelgeesten onder controle te hebben, moet ik nu vaststellen dat ze al enkele jaren bezig zijn mij de dieperik in te praten. Op 1 september begon ik vol goede moed aan het schooljaar om vrij snel te ervaren dat het helemaal op was. Het-ging-niet-meer. Mijn hoofd zat overvol. Rust nemen was een noodzaak.

In vergelijking met vorig jaar vind ik het nu een pak lastiger om over mijn hoofd en ik te vertellen. Toen kon ik vanuit mijn sterkte over mijn interne winkel spreken. Vanop afstand ook. Ik was niet de crisis, maar de observator. Nu bevind ik me in het oog van de storm. Op het eerste zicht ben ik een goed functionerende vrouw. Sterker nog, op sportief vlak ben ik in topvorm: ik won dit jaar heel wat wedstrijden, verzamelde tal van podiumplekken en liet het ene na het andere PR optekenen. Voor mezelf vind ik het behoorlijk lastig om die mentale turbulentie te kunnen rijmen met een lichaam dat wel kan presteren, laat staan hoe ik dat aan de buitenwereld kan uitleggen. Of eerder verantwoorden, want zo voelt het. Ik vind het kortom erg moeilijk om te accepteren dat het fysiek wel lekker kan lopen, maar mentaal voor geen meter. En dat ik dat net zo goed serieus moet nemen. Net daarom besloot ik om in deze Week van de Mentale Gezondheid toch weer iets neer te schrijven. Omdat ik een gezicht wil geven aan mentale kwetsbaarheid. Omdat ik eerlijk en oprecht wil zijn. Niet door alles van mezelf zomaar te grabbel te gooien, wel door een genuanceerd beeld te schetsen van mij als persoon.

Ik heb lang gedacht dat ik veerkrachtig was omdat ik zogenaamd alles aankon. Ik ben de persoon met het gigantische draagvlak die altijd plankgas kan geven. Veerkrachtig zijn stond voor mij gelijk aan altijd hoge toppen scheren of dat toch op z’n minst ambiëren: presteren op professioneel vlak, als loper, als lezer, als zus, als vriendin. Om die reden vind je in mijn huishouden geen weessokken, vergeet ik nooit een verjaardag en zal je mij niet kunnen betrappen op een spelfout. Elke dag wil ik als mens groeien door mijn idealen na te streven. Ik wil altijd sterk en dapper zijn. Ik heb de teugels graag strak in handen. Voor een heel groot deel is dat echt wie ik ben. Hoe ik als kind ook was: iemand die er voldoening uithaalt om zichzelf te verrijken en uit te dagen. Ik heb er altijd van gehouden om heel veel projecten te hebben en daar eisen aan te stellen. Anderzijds is het gaandeweg ook een vorm van vermijding geworden. Ik ben bang dat het de enige rol is waarvoor ik waardering zal krijgen, zowel van mezelf als van mijn omgeving. Het is ook een strategie geworden om mezelf staande te houden in de complexiteit van het leven.

Door elke dag mijn stinkende best te doen, sta ik de laatste jaren altijd “aan”. Mijn gedachtemolen blijft op volle kracht verder malen zonder pauzeknop. Ik kan mezelf helemaal verliezen in overpeinzen en (over)analyseren. De traumatische ervaring uit mijn studententijd heeft mij gesterkt in de overtuiging dat denken mij wapent in het leven. Als ik maar ver genoeg vooruit denk en rekening houd met alle mogelijke doemscenario’s ben ik voorbereid op wat er mis kan gaan. Ik voel me vaak angstig. Somber ook, want het kan heel donker zijn in mijn hoofd. Door al dat rumineren verlies ik soms de voeling met de realiteit. Mijn angstmonsters zijn een steeds prominentere rol gaan spelen in mijn dagelijks functioneren. Ik kan niet anders dan toegeven aan de akelige gedachten die in mijn bovenkamer gegenereerd worden. Er is overal een dreiging. Mijn meest dierbare bezit lijkt altijd in gevaar te zijn. Ik moet paraat staan om op elk moment te kunnen vluchten of vechten. Ik overleef meer dan dat ik kan leven.

Door tijdelijk een stap terug te zetten, besef ik dat veerkracht iets heel anders betekent. Het is toelaten dat het minder gaat of zelfs helemaal niet. Het is toegeven aan mijn soms alles verlammende verdriet. Een soort verdriet dat heel onverwacht kan toeslaan en mij in alle hevigheid overmant. Veerkrachtig zijn betekent nu om een troostende schouder te zoeken en te aanvaarden. Om te proberen met mildheid naar mezelf te kijken. Het is schaamteloos kunnen genieten van het plezier dat lopen mij schenkt waardoor het volume van de denkmolen even getemperd kan worden. Veerkracht is gas terugnemen. Loslaten ook. Het is – ondanks de angst dat dit het is en dat het altijd zo zal zijn – er ook op durven vertrouwen dat het uiteindelijk wel goed komt.

Hoe lastig deze periode ook is, ik wil dit momentum aangrijpen om dingen fundamenteel anders aan te pakken (zonder ook daar weer een enorme uitslover in te zijn). Om te beginnen door niet altijd in mijn eigen hoofd te kruipen als het wat minder gaat. Om nog meer verbinding te zoeken met mijn omgeving. Buiten mijn sociale vangnet kan ik terecht bij mijn huisarts en ga ik tweewekelijks naar de psycholoog. Ik ga nu meer dan ooit de confrontatie aan met alles wat ik de voorbije jaren heb vermeden omdat ik mezelf een zorgelozer leven gun. Ik doe kortom wat ik denk dat nodig is om te herstellen. Morgen ga ik terug aan het werk en, geloof het of niet, daar heb ik veel zin in. Het mag dan tegenstrijdig klinken, ik beschouw mezelf nog steeds als een enorme gelukzak. Net nu ervaar ik ook hoeveel liefde er om mij heen is en dat ik echt wel graag gezien word om de persoon die ik ben in al haar facetten. Ik kan niet anders dan daar ontzettend dankbaar voor zijn.

De gedachte – Over 8 bijzondere vrouwen

Welke persoon heeft een belangrijke – zo niet de belangrijkste – invloed gehad op de maatschappij waarin wij vandaag leven? Wie was een groots influencer avant la lettre? Die vraag moesten mijn vijfdejaars beantwoorden tijdens hun spreekexamen Nederlands. Ze kregen 2 minuten de tijd om hun gekozen persoon met vuur te verdedigen. Enkele grote namen die elk jaar terugkeren zijn Napoleon Bonaparte, Isaac Newton, Nelson Mandela, Rosa Parks en Elon Musk. Elk jaar zijn er ook heel wat originele of zelfs gedurfde keuzes. Zo werden dit jaar onder andere Pierre Kompany, Karen Damen, Stromae, Anne Frank, Eminem en William Shakespeare uitvoerig de hemel in geprezen. Dat zo ongeveer alles kan en mag moge bij deze dan ook duidelijk zijn. Ik selecteerde voor jullie 8 bijzondere vrouwen uit de spreekexamens en baseerde me voor onderstaande tekst hoofdzakelijk op wat mijn leerlingen vertelden. Mijn geschreven woorden hier heb ik dus te danken aan hun gesproken woorden.

Jane Austen kwam in de overgangsperiode tussen de 18e en 19e eeuw op voor het recht van vrouwen om ongehuwd en intelligent te zijn. Ze rekende af met de sentimentele vrouwenromans van haar tijd waarin de traditionele rolpatronen bestendigd worden. In haar romans wilde ze de absurditeit tonen van de cultuur waarin ze leefde. Op die manier werd ze niet alleen de grondlegger van een literaire romantraditie, maar ook één van de eerste vrouwen die geld kon verdienen door boeken te schrijven. Anno 2022 zijn haar vrouwelijke personages nog steeds levensecht en herkenbaar. Ze was een vrouw die het aandurfde om tegen de maatschappij in haar eigen koers te varen.

Vesta Stoudt stuitte als arbeider op een heel praktisch probleem toen ze munitiekisten verpakte in de Tweede Wereldoorlog. De kisten waren namelijk te stevig dichtgeplakt waardoor soldaten aan het front ze in het heetst van de strijd niet snel konden openen. Ze kreeg het lumineuze idee om stukken stof te bewerken zodat ze een hoge plakkracht hadden, maar toch scheurbaar zouden zijn. Op die manier werd een waterdichte, scheurbare tape ontwikkeld die geldt als het prototype van de duct tape. En zeg nu zelf: als zelfs de NASA rampen kon voorkomen door duct tape te gebruiken, kan je dan niet eigenlijk alles fiksen met die wonderlijke plakband?

Marie Stopes startte het debat rond anticonceptie. Als paleobotanicus onderzocht ze aanvankelijk steenkool en varens, maar haar boek Married Love bracht in 1918 heel wat te weeg. Ze hield een pleidooi voor anticonceptie om ongewenste zwangerschappen tegen te gaan omdat ze ook tegen abortus was. Ze werd de eerste vrouwelijke docent aan de Universiteit van Manchester. Samen met haar man richtte ze uiteindelijk ook een anticonceptie-kliniek op in Londen waar vrouwen advies konden krijgen over geboortebeperking. Haar nalatenschap zet zich nog steeds in om wereldwijd ongewenste zwangerschappen te voorkomen.

Harriet Tubman geldt als een voorbeeld voor niemand minder dan Barack Obama en Martin Luther King. Zelf kon ze ternauwernood ontsnappen aan een leven als slavin. Slavery is the next thing to hell zei ze daarover. Om die reden hielp ze tijdens Amerikaanse Burgeroorlog honderden slaven ontsnappen aan hetzelfde gruwelijke lot. Later streed ze voor de afschaffing van de slavernij en een algemeen stemrecht. Vandaag de dag wordt ze nog steeds beschouwd als één van de grote Amerikaanse vrouwen met Afrikaanse roots en vormt ze ook een inspiratiebron voor de Black Lives Matter beweging.

Rihanna belichaamt de diversiteit. De zangeres uit Barbados is niet alleen één van de meest succesvolle artiesten, ze is daarenboven een rolmodel voor jongeren. Ze bracht een genderinclusieve lingerielijn op de markt, foundation voor donkere tinten en ze is begaan met het klimaat. Ook tijdens haar zwangerschap maakte ze van de gelegenheid gebruik om te ijveren voor de normalisatie van blote zwangere buiken. Met al die initiatieven doorprikt ze het vooroordeel van de zingende modepop. En vooral: er is een Rihanna-song voor elke stemming.

Leymah Gbowee won in 2011 de Nobelprijs voor de Vrede. Ze was mede-oprichter van de Liberiaanse vredesbeweging die ervoor zorgde dat er een eind kwam aan de Liberiaanse Burgeroorlog in 2003, waardoor er in 2005 voor het eerst een vrouwelijke Afrikaanse president kwam. Ze begeleidde ook getraumatiseerde kindsoldaten en hekelde de positie van de vrouw in de maatschappij. Ze streeft ernaar om bruggen te slaan tussen het christelijke geloof en de islam. Onder meer Malala Yousafzai beweert dat ze één van de sterkste vrouwen is die de wereld heeft veranderd.

Frida Kahlo kennen we omdat ze haar eigen kleurrijke werkelijkheid schilderde terwijl ze het merendeel van haar leven aan bed gekluisterd was. Ze is ook de vrouw met de unibrow die getrouwd en biseksueel was. In haar uiterlijk schuwde ze de mannelijkheid niet. Zo rekende ze op haar eigen manier af met het westerse schoonheidsideaal. Ze was een feministe in hart en nieren die er niet voor terugdeinsde om vrouwelijke problemen die als taboe werden beschouwd bespreekbaar te maken. Voor de huidige generatie is ze het toonvoorbeeld van hoe je onder alle omstandigheden vooral trouw moet blijven aan jezelf. Inmiddels lieten al heel wat artiesten zich door haar kunst en persoonlijkheid inspireren.

Marsha P. Johnson was een dragqueen uit New York die vocht voor gelijke rechten. Als iemand die zich anders dan anders voelde, was ze bekommerd om de verschoppelingen van de maatschappij. Ze bood onderdak aan tal van minderheidsgroepen en ontfermde zich over hen. Ook vandaag is ze nog steeds een toonaangevend figuur in de LGBTQIA+ community. Ze wordt geroemd om haar bijdrage in de strijd voor het homohuwelijk en de acceptatie van coming-outs. Ook het feit dat de maand juni Pride Month is, hebben we aan haar te danken. In 1992 werd haar lichaam aangetroffen in de Hudson na een pride optocht. Zelfmoord volgens de politie. Moord volgens velen.

Een grote dankjewel aan Marin, Senna, Fien, Ona, Sari, Joske, Hanne, Febe, Elly en Marit voor hun inspirerende bijdrage!

De gedachte – De 5 van 2021

In mijn familie is er veel dat ons verdeelt. Zij die graag in de tuin werken en zij die dat als een noodzakelijk kwaad beschouwen. Zij die zweren bij mayonaise en zij die cocktail light verkiezen. Zij die een talenknobbel hebben en zij die Engels een vreemde taal blijven vinden. Er is ook veel dat ons verbindt. Dat we al eens de neiging hebben om een gedachte de wereld in te sturen. Zelf heb ik daar hier op mijn blog soms heel veel woorden voor nodig. Bij mijn familieleden hoor ik vaak snedige oneliners die ik maar al te graag op een tegeltje zou laten drukken. Bij deze de 5 gedachtes van 2021 die ook een heel beknopte weergave vormen van enkele highlights die het afgelopen jaar rijk was.

Dan nog liever een K3’tje!
Roos kijkt naar De prijs van de winnaar op Canvas en volgt ook K2 zoekt K3. Ze kwam tot het inzicht dat, mocht ze ooit voor de keuze komen te staan, ze nog liever een carrière in de showbusiness ambieert dan haar dagen als topsporter te slijten.

De Hel, dat is geen 10 Miles ofzo.
Marike beseft als geen ander dat papa’s voorbereiding op de Hel niet niks is.

Je kan aan het trainen zijn voor je grootste succes, maar ook voor je grootste ontgoocheling.
Seppe leert me wijze lessen over sportieve ambities.

Dat ze is stoppen met bommen te gooien!
Mama kan het niet laten om in een ogenschijnlijk luchtige conversatie over het Eurovisiesongfestival een politiek statement te maken, al vond ze de inzending van Israël wel goed.

Wie papa’s eigenzinnige gedachtes wil lezen, die kan maar beter met hem in de friendzone van Facebook vertoeven. Waar hij aanvankelijk een profiel aanmaakte om te berichten over de internationale avonturen met zijn modelbouwvliegtuigen, bleek hij zich al snel te ontpoppen tot de vliegende reporter van onze familie. Of het nu gaat over loopprestaties, medische issues, kleinkinderen die spelen in de bouwkamer of Roos die zwarte pens eet vlak voor een loopwedstrijd: papa is werkelijk altijd gevat en grappig. Dankzij mijn trotse pappie en zijn Facebook-skills werd mijn verhaal over de Hel hier ook erg gretig gelezen. Kortom, als ik ooit een manager of een woordvoerder nodig heb, dan zou ik mij tot papa wenden. Zelfs al is die sneller bereikbaar via e-mail of de vaste lijn dan via zijn gsm.

De gedachte – Over autisme

Vrijdag 2 april was Wereld Autisme Dag. Door de jaren heen leerde ik heel wat jongeren met autisme kennen in de klas. Elk schooljaar heb ik per klasgroep gemiddeld 1 of 2 leerlingen met autisme. Sommige van hen gedijden erg goed in een grote groep leeftijdsgenoten en ervaarden geen grote problemen binnen de schoolcontext, bij andere leek de schoolse loopbaan bezaaid te zijn met obstakels. Stuk voor stuk lieten die leerlingen wel een indruk na. Elk van hen leerde me weer iets anders over autisme en hoe het is om daarmee te leven.

Iemand heeft een autismespectrumstoornis (ASS) of kortweg autisme, maar je noemt iemand geen autist omdat je die persoon dan een (beladen) label opplakt op basis van slechts één eigenschap. Veelal goedbedoelde uitspraken als de autist in mij kan er niet tegen als het volume een oneven getal is zijn heel nietszeggend over hoe het is om te leven met autisme. Ik kan stress ervaren als ik voor een groep onbekende mensen moet spreken of ik kan geen zin hebben om uit bed te komen, maar dat maakt me nog niet faalangstig of depressief omdat mijn dagelijks functioneren er niet door beïnvloed wordt. Autisme bestaat bovendien in heel uiteenlopende verschijningsvormen (vandaar ook het spectrum in de benaming ASS). Dé Autist bestaat met andere woorden niet en doet afbreuk aan de persoon die erachter schuilt.

Mensen met autisme kunnen moeilijk onderscheid maken tussen details, hoofd- en bijzaken. Dat is lastig als ze iets leren op school (wat is nu eigenlijk het belangrijkste?), maar ook in een veel bredere context. Tijdens een bijscholing over ASS werd ons gevraagd naar een prent te kijken om te benoemen welke ruimte in huis dit was. We konden echter niet naar het totale plaatje kijken, maar moesten dat doen via een heel klein kijkgaatje dat over de afbeelding schoof, waardoor de details herkenbaarder waren dan het geheel en je een badkamer niet van een woonkamer kon onderscheiden. Als je vanuit die gedachte naar de supermarkt gaat of de was moet doen, dan heeft dat heel wat meer voeten in de aarde. Een supermarkt is sowieso een plek die als behoorlijk overweldigend ervaren kan worden door mensen met autisme door de overdaad aan prikkels die ongefilterd binnenkomen.

Mensen met autisme hebben net zo goed emoties, ze kunnen die alleen minder goed aanvoelen en interpreteren. Leerlingen met autisme kunnen heel direct uit de hoek komen omdat ze de dingen zeggen zoals ze zijn. Om tactvol te zijn moet je iemands gevoeligheden kunnen inschatten. Ook humor kan om die reden een struikelblok zijn. Vaak detecteren leerlingen met autisme wel dat iets als een grap bedoeld is, maar ze kunnen die niet interpreteren omdat de talige boodschap afwijkt van de intentie. Het kan enerzijds een voordeel zijn dat een leerling het niet ongemakkelijk vindt om alleen te zitten op de speelplaats, anderzijds worstelen ze wel vaak met een emotioneel beladen begrip als vriendschap. Wanneer kan je iemand immers als een vriend beschouwen?

Een autismevriendelijke omgeving is gunstig voor alle leerlingen, je moet als leerkracht dus niet iets anders of extra’s doen enkel voor leerlingen met autisme, maar wel proberen om je lessen zo autismevriendelijk in te richten. Elke leerling is gebaat bij een duidelijke lesstructuur, eenduidige instructies en een heldere vraagstelling die bij voorkeur ook schriftelijk meegedeeld worden. Het is in een klasgroep pubers niet altijd gemakkelijk om gepast te reageren op een vreemde uitspraak of opmerking van een leerling met autisme. Duidelijk communiceren is de boodschap. Je kan dus gerust zeggen dat iets onbeleefd of ongepast is als je dat niet met een boze of ironische ondertoon doet, want dan wordt je boodschap onduidelijk en multi-interpretabel.

Er worden meer jongens dan meisjes gediagnosticeerd met autisme, al zou er bij meisjes wel sprake zijn van onderdiagnose omdat het sociale aspect bij hen doorgaans beter ontwikkeld is. ASS zou vier keer zo vaak voorkomen bij jongens. Dit komt ook overeen met mijn ervaringen. Meisjes lijken hun autisme beter te kunnen camoufleren omdat ze van jongs af aan beter geoefend worden in het emotionele aspect. Helaas lijkt er bij meisjes ook een groter taboe rond autisme te hangen. Ze schamen zich er vaker over. In de klas kunnen jongens met autisme trouwens zelden goed samenwerken omdat ze tegen elkaars rigiditeit oplopen en vooral de ander heel raar vinden.

De vraag waar de grens ligt tussen iemands persoonlijkheid en diens autisme is irrelevant omdat ieders persoonlijkheid beïnvloed wordt door diverse factoren. ASS kan je helpen om bepaald gedrag te kaderen en om te begrijpen waar het vandaan komt. Bij een puberende leerling met autisme die de clown uithangt omdat dat een rol is die hem een identiteit geeft binnen de groep, heeft het geen zin om je af te vragen of de puberteit dan wel het autisme hiervan de oorzaak is. Beide aspecten zijn immers continu met elkaar in interactie en je moet dus ook met beide rekening houden als je dit gedrag bespreekbaar wil maken. Hoe ouder je wordt, hoe meer je persoonlijkheid ook vervlochten raakt met de dingen die je doet. Zo stel ik vast dat er geen harde grens meer te trekken is tussen mezelf en mijn beroep. De leerkracht in mij is ook buiten de klas aanwezig net zoals dat mijn persoonlijkheid ook tot uiting komt als ik mijn beroep uitoefen.

De gedachte – 10 x over spelling

Beroepsmatig kruist er heel wat mijn pad, zo ook spelfouten, spellingfouten of spellingsfouten: zo u wil. De Nederlandse taal en cultuur zijn mijn vak, spelling is daar een deel van. In mijn omgeving blijkt dit tot gevolg te hebben dat iemand die mij – professioneel of privé- schriftelijk contacteert een verhoogde waakzaamheid heeft wat betreft bovengenoemde fouten. Nochtans heb ik niet de neiging om elke spelfoutje dat mijn blik kruist met een belerend vingertje te corrigeren. Ik beschouw mezelf niet als rechercheur van de taalpolitie. Ik veroordeel ook oprecht niemand op basis van spellingsfouten. Echt. Niet. Anderzijds is het wel een keihard feit dat ik elke spellingsfout zie. Door mijn werk als leerkracht Nederlands ben ik daar simpelweg in getraind. Het is dus echt sterker dan mezelf dat ik op elk briefje dat uithangt of in elke folder die ik krijg toegeschoven automatisch fouten zie, ook als ik niet aan het werk ben. Leuk, maar je redt er geen levens mee. Mijn kinesist vertelde eens dat zij hetzelfde heeft met looppatronen: als ze iemand ziet lopen, kan ze niet anders dan in een oogwenk diens voetzetting analyseren. De fouten die ik als leerkracht het vaakst zie, zijn werkwoordsfouten, in de volksmond dt-fouten genoemd. Zulke fouten doen soms echt pijn aan mijn ogen. Ik heb een arsenaal aan flauwe grappen om dit in de klas kenbaar te maken (dat ik dit weekend een overdosis heb gekregen… aan spelfouten). 10 lesjes over spelling dus, omdat spelling niet ergerlijk is, maar om van te houden!

Ik ken niet alle spellingregels, maar ik draag juist schrijven wel heel hoog in het vaandel. Bij de geringste twijfel zoek ik een woord op. Spelling is een onderdeel van mijn vak dat ik meer dan behoorlijk onder de knie heb. Als ik vroeger thuis mee schreef met het Groot Dictee der Nederlandse Taal dan maakte ik steevast minder fouten dan het gemiddelde. Het Groene Boekje kampeert echter niet op mijn nachtkastje.

De spellingregels wijzigen niet jaarlijks, al is het een excuus dat vaak wordt aangehaald om niet juist te spellen. Het eerste Groene Boekje werd gepubliceerd in 1954. De grootste Nederlandse spellinghervorming vond plaats in 1995. Hiermee verdween de voorkeursspelling en werd een insekt onherroepelijk een insect en de pannekoek een volwaardige pannenkoek. In 2005 volgden er nog enkele correcties op die hervorming en ontstond uit protest daarop het Witte Boekje. Het is nu al geruime tijd rustig in spellingland.

Er bestaan sympathieke spelfouten, die doen zich veelal voor in een context waarin spelling geen prioriteit is, maar waar ik het idee krijg dat er juist wel is nagedacht over de juiste schrijfwijze. In de frituur vind ik een kaaskrokket bijvoorbeeld krokanter klinken dan een simpele kaaskroket.

Zonder spellingregels zouden we elkaar minder goed begrijpen, spelling heeft dus wel degelijk een communicatief nut. Een wereld zonder spellingregels klinkt misschien aanlokkelijk, maar als één woord tientallen schrijfwijzen heeft, komt dat de leesbaarheid en ook verstaanbaarheid van een tekst absoluut niet ten goede. Taal als communicatiemiddel en ach ja, dat we elkaar begrijpen is toch het belangrijkste, vraagt juist om eenduidige spellingregels. 

Een spelfout in een sollicitatiebrief is echt gênant, niet omdat het je minder intelligent zou maken, wel omdat het nonchalant overkomt en dat is nu net niet de eerste indruk die je wil maken. Je wil bij een sollicitatiegesprek niet binnen komen in een keurige outfit terwijl je rits openstaat en je onderbroek naar buiten gulpt.

Lezers en latinisten hebben een beter ontwikkeld taalgevoel wat hen ook betere spellers maakt. Wie lezer en latinist is, heeft dus dubbel prijs. Omdat lezers meer teksten en woorden zien, prenten ze meer woordbeelden in hun geheugen. Latinisten zijn zowel sterker in woord- als zinsleer en dat maakt hen kundiger om spellingregels correct toe te passen. Het is natuurlijk geen voorwaarde om juist te kunnen spellen.

Schrijf eigennamen altijd juist én met een hoofdletter omdat het iedereen meteen opvalt als haar of zijn naam verkeerd geschreven wordt. Recent was er een leerling in de klas die er mij in een spellingsoefening op wees dat ik Marieke verkeerd had geschreven als Marike. Tot ik haar vertelde dat mijn zus Marike heette (en de voorbeeldzin zich dus binnen een niet-fictieve context afspeelde, mijn familieleden treden vaak op als figuranten in spellingsoefeningen).

Werkwoorden juist spellen is een kwestie van consequent zijn, je moet mij dan ook niet vertellen dat de dt-regel (die dus helemaal niet bestaat, maar een gevolg is van de algemene werkwoordspelling) verwarrend is. Werkwoorden juist spellen is niet vergelijkbaar met à la carte eten in een restaurant. Bij wiskunde loopt het ook grandioos mis als je x en + vrolijk door elkaar gebruikt. 

Engelse woorden hebben vaak een aantrekkelijkere spelwijze, wij hebben wel sexy, maar geen sex. We hebben geen barbeque (bbq), maar een barbecue (bbc?). En toegegeven, een exotische q of x geeft taal wat pit. Bovendien ziet gebrainwashed er gevoelsmatig normaler uit dan gebrainwasht. Spelling is echter consequent zijn, ook met invloeden van buitenaf.

Stijl is doorslaggevender dan spelling, zo vind ik een overdreven formeel bericht in een context waarbij dat helemaal niet nodig is ergerlijker dan een schattig spelfoutje binnen een gepaste stijl. Ook op een blog val ik voor stijl (en hoe die past bij een persoon) en niet voor spelling. Het lot van spelling is dat het niet opvalt als het juist is. Stijl die past en spreekt: dat is het charisma van de taal.  

De hierboven afgebeelde Atlas van de Nederlandse taal (uitgegeven bij Lannoo) is een echte aanrader voor iedereen die houdt van taalweetjes die zoveel verder gaan dan spelling.

 

De gedachte – Over passie

2021 wordt het jaar waarin het woord hobby definitief passé is. Hobby’s behoren tot een lang vervlogen tijdperk. De jaren 90 bijvoorbeeld, toen je nog ongegeneerd blij kon worden van postzegels verzamelen. Vandaag de dag is het al passie wat de klok slaat. Zeg dus niet: ik luister graag naar muziek, maar: muziek is mijn passie. Nu hou ik helemaal niet van het woord passie. Net zoals ik een hekel heb aan het woord vrijgezel, maar dat is weer een ander verhaal. Passie wordt veel te vaak en gemakkelijk gebruikt gewoon om aan te geven dat je iets graag doet. Bovendien associeer ik passie met jezelf ergens in verliezen, geen grip meer hebben op wat is en je roekeloos ergens instorten. Prachtig, maar ook behoorlijk beangstigend. Als passie betekent enthousiasme en vurigheid, dan ben ik mee. Als passie gaat over een niet te stuiten verlangen, een drift of oerkracht dan voel ik me er veel te nuchter voor.

Ik denk dat mijn aversie voor het woord passie te wijten is aan de alomtegenwoordigheid ervan. Het is zoals met uitroeptekens: als je hele tekst er vol van staat, hoort niemand je nog roepen. Daarenboven wordt passie ook  gratuit gebruikt, als een versterking om aan te tonen dat je het echt meent. Een hobby is slechts bezigheid, passie definieert je en geeft je identiteit vorm. Achter passie gaat urgentie schuil. Je moet het doen of je verloochent jezelf. Bij mij werkt het omgekeerd: ik ben juist trouw aan mezelf als ik ergens bewust voor kies. Ik word niet overspoeld door een drang om te lezen, ik kies er heel bewust voor omdat ik weet hoeveel vreugde het mij brengt. Ik sterf gelukkig niet als ik een paar dagen niet gelezen heb. Als ik lees zit ik – naar ik vrees – met een vreemde frons tussen mijn ogen naar een boek te turen, volledig toegewijd en ingetogen enthousiast. 

Wat ik eveneens problematisch vind aan het woord passie is dat het torenhoge verwachtingen creëert. Als iets je passie is, dan moet het altijd ronduit fantastisch en overdonderend zijn. Voor mij is lopen een wezenlijk deel van wie ik ben. Ik beschouw het als een noodzakelijke activiteit om mijn lijf en geest gezond te houden, om ideeën te krijgen en mijn omgeving te ervaren. Lopen is voor mij kortom iets wat me helpt te aarden met het leven en mezelf terwijl ik niks meer doe dan mijn ene voet voor de andere te zetten. De eenvoud van die handeling maakt het zo bijzonder deugddoend. Hetzelfde geldt voor mijn werk als leerkracht, waar ik ook een stuk van mezelf in leg. Wederom is het juist het gewone en alledaagse van mijn werk, namelijk omgaan met jongeren, wat ik er zo aan waardeer. Ik sta (bijna) altijd vol enthousiasme voor de klas, maar ik ben niet elke lesuur de grote bezieler en inspirator.

Ben ik dan echt geen passioneel mens? Natuurlijk wel! Achter die nuchtere façade zit een grote gevoelsmens. Ik doe niets liever dan mezelf in gedachten verliezen in mijn eigen gevoelswereld. In het echt heb ik de touwtjes graag strak in handen om bewuste keuzes te kunnen maken. Ik doe de dingen met overtuiging en toewijding. Ik heb graag gedreven mensen om me heen. Ik omarm het gevoel in al z’n onmogelijkheid. En ik blijf dus gewoon fan van het woord hobby en de bescheidenheid die het uitstraalt. Passie heb ik niet nodig in mijn vocabulaire.

Noot: dat passie ook bij jongeren leeft, hoorde ik maandag in de klas. De context: een gesprek over een auto van 80.000 euro. De leerling: zou u zo’n auto kopen, mevrouw? Ik: nee, ik heb niks met auto’s en als ik al zoveel geld zou hebben, zou ik het er niet aan uitgeven. De leerling: ja, maar mevrouw: als auto’s nu echt uw passie waren???

De gedachte – Over 10 jaar voor de klas

Ik had deze week een jubileum te vieren. Maandag 3 januari 2011 was namelijk mijn eerste schooldag als leerkracht. Ik sta dus welgeteld 10 jaar voor de klas. Toen ik afstudeerde als literatuurwetenschapper, werkte ik eerst in een restaurant en vervolgens in de boekensector. Mijn ouders gaven hun leerkrachtengenen echter aan hun eerstgeborene mee en het was dus onvermijdelijk dat ik leerkracht zou worden. In december 2010 ging ik solliciteren op mijn oude, vertrouwde middelbare school: Atheneum De Ring in Leuven. Tot op heden nog steeds de plaats waar mijn onderwijshart sneller gaat slaan. Mijn eerste lesopdracht bestond uit Engels in het vierde en Nederlands in het vijfde jaar. Die klas in het vierde jaar bezorgde me meteen ernstige kopzorgen en twijfels. Ik leerde veel, laten we het daarop houden. Mijn leerkrachtendroom bleef gelukkig overeind. Van mijn eerste schooldagen en -weken als leerkracht herinner ik me vooral hoe herkenbaar de sfeer en dynamiek in een klas was. Ik werd terug gekatapulteerd naar mijn eigen puberjaren en alle worstelingen die daarbij horen. Niet alleen mijn lesopdracht veranderde door de jaren heen (ik gaf les in alle leerjaren), ook het onderwijslandschap doorstond het één en ander. Ter ere van mijn jubileum ontkracht ik met plezier 10 hardnekkige mythes rond onderwijs. Niet omdat ik de wijsheid in pacht heb, wel omdat ik nu eenmaal graag over mijn week vertel.

Leerkrachten zijn niet lui, integendeel: het merendeel van mijn collega’s beschouw ik als hardwerkend, ijverig en doelgericht. Ik kwam op een school terecht met een gedreven lerarenteam dat me wegwijs maakte én inspireerde. Collega’s die een luisterend oor boden en me ook m’n eigen ding lieten doen. Ik kreeg er vrienden voor het leven bij. Natuurlijk zijn er ook leerkrachten die niet vanuit dezelfde overtuiging voor de klas staan, die liever lui dan moe zijn. Zulke werknemers vind je in elke sector. Nee, wij zijn dus niet lui omdat we op woensdagnamiddag “vrij” hebben en we “slechts” 20 à 21 uur lesgeven. Onze lesvrije momenten besteden we aan allerhande voorbereidend werk, evaluaties en administratie. Als je een leerkracht ’s avonds opbelt, dan is de kans groot dat ie aan het werk is, alleen ziet niemand dat.

IMG_4464b
Op jaarlijkse schooluitstap naar Parijs met de vierdejaars!

Leerlingen zijn niet ongeïnteresseerd, op hun leeftijd is het gewoonweg niet makkelijk om openlijk interesse te tonen. Soms liggen de aanknopingspunten bij hun leefwereld voor het grijpen, soms zal je wat meer moeite moeten doen om ze mee te krijgen. Als je geen respons krijgt, betekent dat niet per se dat je ze niet bereikt. Je mag je vooral niet laten tegenhouden door het gebrek aan enthousiasme dat sommige leerlingen uitstralen. Er sijpelt mogelijk meer binnen dan je aanvankelijk denkt.

Achter elk (lastig) gedrag schuilt een persoonlijkheid die je niet uit het oog mag verliezen. Gedrag is de buitenste – zichtbare – schil van een leerling. Het is een misvatting dat de meeste pubers gruwelijk irritant en dwars zijn. Leerlingen die de grenzen aftasten vind je in elke klas, maar dat betekent niet dat ze je het bloed van onder de nagels halen. In mijn carrière is er slechts een handvol leerlingen dat mij uit mijn lood kon slaan, die me een écht onbehaaglijk gevoel bezorgden waardoor ik niet wist hoe ze te benaderen.

IMG_1091
Ik ben het er niet mee eens. Vallen van Anne provoost is echt geen k*tboek.

Leerlingen zijn bang van teksten, waardoor een boek lezen gelijk staat aan een marathon lopen. Sociale media hebben er ongetwijfeld aan bijgedragen dat leerlingen steeds minder geconfronteerd worden met grotere teksthoeveelheden. Een smartphone is een constante bron van afleiding die een wereld creëert waarin alles snel gaat en dus kort moet zijn. Al is het ook flauw om te pretenderen dat voor de opkomst van de smartphone elke jongere wél boeken las. In elke klas zijn er nog steeds boekenjongens en -meisjes te vinden die boeken verslinden en bibliotheken uitlezen. Je mag de hoop voor een lezende jeugd nooit opgeven.

Elke leeftijd heeft zijn voor- en nadelen, de kunst is om je te focussen op het positieve. Na mijn eerste negatieve ervaring met een vierde jaar bleef het lang aan mij plakken dat ik geen les kon geven in dat jaar. Inmiddels vind ik net die leeftijd (15 à 16 jaar) de bijzonderste, mooiste en uitdagendste. Jongeren balanceren daar op een dunne koord tussen kind-zijn en de volwassenwereld. Bovendien heeft onderzoek aangetoond dat het welzijn van leerlingen een dip bereikt in het vierde jaar en de schoolmotivatie een dieptepunt bereikt. Neem daarbij de impulsiviteit die eigen is aan die leeftijd en je krijgt een explosieve cocktail die al eens een verhitte discussie of een uit de hand gelopen spelletje oplevert. Daarnaast staat een heel grote puurheid die prachtige wijsheden en inzichten voortbrengt. Het ene moment noemt een leerling je per ongeluk mama, een tel later roept iemand iets onbeleefd door de klas. Lesgeven is nooit saai.

IMG_1524b

Alles begint met een goed gesprek, of je nu lesgeeft of een conflict moet oplossen. Je moet onbevangen kunnen luisteren en openstaan voor andere invalshoeken. Als je wil dat leerlingen interesse tonen voor jou en je vak, dan moet je je ook interesseren voor hun bezigheden en leefwereld.

Je moet je eigen vak het allerbelangrijkste vinden, maar dit ook altijd kunnen relativeren. Ik geef elk leerstofonderdeel van mijn vak graag. Zo kan ik op 15 verschillende manieren uitleggen hoe de vervoeging van werkwoorden in elkaar zit (en dat dat eigenlijk best logisch is), desgewenst nog een 16e keer omdat iemand niet oplette. Ik kan met evenveel enthousiasme vertellen over passieve zinnen als over poëzie. Als het over boeken gaat, barst ik echt los. Het is fijn als leerlingen affiniteit hebben met de leerstof, maar ook geen ramp als dat niet zo is. Je kan iedereen iets leren, al leer je niet iedereen evenveel.

Je hebt niet 100% de aandacht omdat je vooraan in de klas staat, je bent slechts een deel van het geheel. Lesgeven aan jongeren is in niets te vergelijken met een presentatie geven. De aandacht krijgen en vasthouden is één van de moeilijkste dingen om te leren omdat er geen hapklaar succesrecept is. Het is altijd weer zoeken naar manieren om iedereen te betrekken bij de les. Ik heb vooral geleerd om te durven overdrijven en me niet in te houden om een grapje te maken, ook als niemand het echt grappig vindt. De allerbeste manier om de aandacht te krijgen, is trouwens iets over jezelf te vertellen.

IMG_3440b

Je moet streng zijn, maar tegelijkertijd ook vriendelijk, behulpzaam en geduldig. Streng zijn betekent niet dat je op elk moment je autoriteit uitspeelt door te straffen en te roepen. Streng zijn betekent dat je het klasgebeuren in goede banen leidt en dat je kordaat optreedt als dat nodig is. Wat ik tijdens mijn opleiding leerde over pedagogiek en didactiek hielp me om bepaalde mechanismen te gebruiken en te doorzien, maar elke situatie en ook elke leerkracht is anders. Je mag geen rol spelen die te ver van jezelf ligt. Het is goed dat elke leerkracht anders is. Je moet ook niet “leuk” willen zijn. Je bent begaan met je leerlingen, maar het zijn geen vrienden. Een leuke leerkracht word je door een veilige leeromgeving te creëren, een plaats waar het fijn is om te zijn.  

Leerkrachten hebben een zwaar onderschat beroep. Daar heb ik verder niets aan toe te voegen.

Over de quotes in mijn klaslokaal gaf ik hier tekst en uitleg.

De gedachte – De tragiek van de steenweg

De steenweg: Vlaams, Vlaamser, Vlaamst. Een functionele verbindingsweg die steden of gemeentes met elkaar verbindt, waar grijs, grauw en groen elkaar ontmoeten, waar levens elkaar routineus kruisen, waar de auto nog steeds baas is. Voor ik hier steenwegen of liefhebbers ervan beledig: ik heb het hier over mijn steenweg, de Tiensesteenweg. Tegenwoordig heb je namelijk ook mooie, leefbare steenwegen die niet langer typerend Vlaams aanvoelen. Dat gaat helaas niet op voor de steenweg tussen mijn woonplaats rond Tienen en mijn werk in Leuven. Sinds ik in het voorjaar verhuisde, bracht ik elke werkdag een uur of twee door op de steenweg. Ik stap ’s ochtends in alle vroegte op mijn zwaarbeladen (volledig door beenkracht aangedreven) stadsfiets om 20 kilometer naar mijn werk te fietsen. 15 kilometer daarvan spendeer ik op steenwegterrein. En na schooltijd fiets ik uiteraard weer naar huis. De afgelopen maanden kreeg ik kortom uitgebreid de tijd om het steenwegleven te observeren. Het leven op de steenweg dat ligt nooit stil.

IMG_3917b

Voor ik jullie uitleg wat mij zo fascineert aan de steenweg, beantwoord ik een veelgestelde vraag: dagelijks 40 kilometer op een glooiende steenweg fietsen, is dat niet vreselijk lang en vermoeiend? Ik geef daarop steeds het ietwat filosofische antwoord: nee, dat is geen opgave omdat het in mijn hoofd niet lang is. Kijk, de eerste week dat ik de fietstocht naar mijn werk ondernam, was ik continu bezig met de weg en vooral met hoe ver het nog was. Ik zat nog niet in de routine, dacht nog te veel na. Ja, toen heb ik dus best wel gezucht, gevloekt en gefrustreerd op mijn pedalen gestampt. Ironisch genoeg reed ik juist die eerste weken ook belachelijk snel. Mijn record (ahum) verbeteren was namelijk een bezigheid die voor afleiding zorgde. Hoewel dat resulteerde in belachelijk snelle fietstochten, moet ik er inmiddels niet meer aan denken om wedstrijdgewijs naar school te fietsen. Nu is het kinderlijk eenvoudig: ik stap op de fiets, ik duw op mijn pedalen en ik kom thuis aan. Soms met wind en regen. Soms met de zon. Maar ik kom altijd thuis aan. 

IMG_3900b

Van thuis uit is de weg náár de steenweg een droom van een fietspad die 4,5 kilometer duurt. Denk: een volledige afgescheiden én nieuw aangelegd pad langs het groen. De steenwegpret of -miserie begint onder de naam Leuvenselaan, dat wordt de Leuvensesteenweg om dan onvermijdelijk te veranderen in dé Tiensesteenweg. De logica achter de naamgeving kan de erbarmelijke fietsinfrastructuur niet verhullen. Armoe troef vat het zowat samen. Het grootste deel fiets ik tussen lijnen de naam fietspad niet waardig. Uitgerekend voor dit gegeven schopte “moordstrookje” het met enig cynisme tot Woord van het Jaar in 2018. Het wegdek bevindt zich bovendien ook nog eens in slechte staat, waardoor ik scheuren, barsten en bobbels moet trotseren. Als zwakke weggebruiker moet ik altijd alert zijn, heb ik ogen in mijn rug en fiets ik met een fluohesje en fietshelm in de hoop dat ik daardoor voldoende beschermd ben tegen (vracht)verkeer dat veel te dicht langs mij voorbij raast.

IMG_3891b

Ik verbaas me nog dagelijks over de diversiteit aan handelszaken die de steenweg huisvest. Voor de hand liggend zijn de medische en paramedische praktijken, de frituren, bloemenwinkels, broodjeszaken en krantenwinkels. Er is echter ook een speciaalzaak voor danskleding, een casino en zelfs een rendez-vous hotel. Met een totaal van 12 stuks zijn de kapperszaken het best vertegenwoordigd. Een bijzondere vermelding gaat naar Bajwa’s nachtwinkel die onder de noemer “algemene voeding” respectievelijk “tabak, alcohol, groenten en fruit” verkoopt. Na verloop van tijd kreeg ik ook inzicht in het mierennest aan gewoontes dat de steenweg herbergt. Kinderen wachten op de bus, werkmannen in hun camionette. Er is de man die op zijn balkon staat te roken (er wordt echt heel veel gerookt op de steenweg), het pubermeisje dat eenzaam op de schommel zit in een kale tuin, het meisje met de roze jas op de te kleine fiets en de kat die alles nauwlettend in de gaten houdt vanachter het raam. De alledaagsheid van de steenweg vind ik nog steeds boeiend. Vraag me niet waarom. 

IMG_3894b

Minder alledaags zijn de magische steenwegmomenten die ik al beleefde. Die hebben altijd te maken met de natuur die ook bijzonder goed vertegenwoordigd is. In september zag ik tientallen ooievaars op lantaarnpalen zitten die in Kumtich (of all places!) hadden overnacht tijdens hun trek naar het zuiden. Ik zag al prachtige zonsopkomsten. Ik zag een betoverend in mist gehuld landschap. Ik zie dagelijks stoere bruine koeien, een merrie met veulen en een weide vol witte herten. Ook toen ik foto’s maakte om deze tekst van beeldmateriaal te voorzien, viel het me op hoeveel pittoreske plaatjes ik kon schieten. Van de natuur, maar ook van de prachtige woningen, de ene al bewoonbaarder dan de andere, die het steenweglint van een sierlijke touch voorzien. Vergis u niet: de steenweg an sich is lelijk, de streek die hij doorkruist is dat geenszins.

IMG_3907b

Ik was eerst van plan om het te hebben over de romantiek van de steenweg. Omdat er heus ook wel hoffelijkheid bestaat. Omdat er dezer dagen heel wat symbolen van verbindende aard te vinden zijn. Maar vooral omdat ik toch wel een klein beetje heel erg van mijn lelijke steenweg ben gaan houden. Het kleinmenselijke dat de steenweg biedt, staat echter in schril contrast met de groezelige en ronduit levensgevaarlijke kant van dat fameuze grijze lint. Een informatiebord langs de weg leerde mij dat er in de maand oktober maar liefst 612 zware boetes werden uitgedeeld op een plaats waar je 70 km/u mag sjezen. Er zijn te veel roekeloze chauffeurs die de steenweg voor Francorchamps aanzien. Het mag dan ook niet verbazen dat ik al meerdere aanrijdingen zag. Daarbovenop is er ook heel veel werfverkeer, (langs de steenweg wordt altijd gewerkt), waardoor er behoorlijk wat bouwmateriaal in de berm belandt. Je zal als fietser op de moordstrook maar een gyprocplaat tegen je hoofd krijgen. Ik zie veel te veel road kill dan goed is voor mijn gevoelig dierenzieltje. Ik voel plaatsvervangende schaamte voor het zwerfvuil in de berm, het wc-papier dat in de struiken hangt en de vuilniszakken die worden gedumpt. De steenweg is een plaats waar de mens zich ook van zijn smerigste kant toont.

IMG_3913b

Ondanks dat tragische aspect ben ik gehecht aan de steenweg omdat ik er als eenzame fietser soms kromgebogen over haar stuur in alle anonimiteit kan opgaan in het landschap. Stevig ingepakt vanonder mijn fietshelm durf ik al eens luidop meezingen en zelfs gesticuleren. Ik kan intens genieten van de muziek die ik op de heenweg luister en de podcast op de terugweg. Heel soms moet ik de neiging onderdrukken om kei hard te schreeuwen: zwijg nu allemaal eens! Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, die steenwegruis bezorgt mij op de één of andere manier een dagelijks rustmoment van en naar mijn werk. De steenweg en ik, we zijn aan elkaar overgeleverd. Tussen ons is het van moeten, maar daarom niet minder van harte.

IMG_3422b

 

De gedachte – Over intermittent fasting of dagen zonder ontbijt

Periodiek vasten of intermittent fasting is wijdverbreid en, mocht je er nog aan twijfelen, helemaal in. De ene na de andere lyrische getuigenis van een ervaringsdeskundige (al dan niet sporter) steekt de kop op. Periodiek vasten betekent dat je periodes niet of nauwelijks eet en die afwisselt met gewone eetmomenten. Als iets trending is, dan kan het bij mij twee kanten op: de rebel in mij verkettert het en weigert zich neer te leggen bij de mainstream. Ik doe lekker tegendraads dus niet mee. Die houding kan echter ook omslaan in: ik moet dit geprobeerd hebben om er een mening over te vormen die proefondervindelijk gefundeerd is. De heersende vorm van periodiek vasten is de 16/8 variant: je eet minstens 16 uur niet, gevolgd door een periode van 8 uur waarin je gewoon eet. Je zou zo beter leren luisteren naar je hongergevoel, waardoor je automatisch minder gaat eten. Bovendien zou je lichaam tijdens de vastenperiode overschakelen op vetverbranding en verlies je ook daardoor gewicht. Bij wijze van experiment besloot ik om tijdens de laatste werkweek voor de herfstvakantie twee dagen mijn ontbijt over te slaan. En dan zou ik wel weten hoe het zat. De twee dagen werden vier dagen en deze week ging ik er tijdens mijn vakantie vrolijk mee verder.  Waarom ik uiteindelijk zwichtte en hoe het me beviel, dat leg ik jullie graag uit.

Ik zal maar meteen toegeven dat ik niet helemaal aan mijn proefstuk toe ben wat betreft vasten. Enkele jaren geleden gaf ik toe aan het 5:2 dieet. Daarbij eet je vijf dagen per week volledig “normaal”, zonder enige restrictie en vast je twee dagen. Op die vastendagen mag je telkens 500 calorieën nuttigen. In de praktijk kwam het erop neer dat ik die dagen niet ontbeet en een héél héél lichte lunch en diner nuttigde. Denk: veel droge rauwkost met iets van eiwitten erbij. In eerste instantie was ik hier positief over. Ik worstelde toen stevig met gewichtsissues, zat niet fantastisch in mijn vel en dit dieet leek op het eerste zicht heel erg haalbaar, als in: je moet slechts twee dagen per week doorbijten. Na goed een half jaar hield ik het echter voor bekeken omdat ik merkte dat ik steeds meer begon op te kijken tegen de vastendagen. Een dag amper eten is echt geen pretje als je in se heel graag eet. Bovendien verloor ik er niet echt gewicht mee, wat wel het initiële doel was. Als een dieet je slechtgezind maakt en je er geen gewicht mee verliest, dan heeft het geen zin om door te zetten. Ik beloofde mezelf plechtig dat ik mezelf dit niet meer zou aandoen.

Periodiek vasten zou je naast gewichtsverlies ook een scherpere geest en een betere nachtrust opleveren. Sommigen gaan nog een stapje verder en beweren dat je hierdoor heel wat akelige ziektes kan vermijden. Ik las vaak dat het natuurlijker is voor je lichaam om langere tijd niet te eten. De oermens, lieve lezers, die at soms da-gen niets om zich dan te goed te doen aan een overdaad bessen of een stevige mammoetbiefstuk. Het is dus een oeroud mechanisme dat honger ons scherper en alerter maakt. Verteren daarentegen maakt ons slomer en net dat is voor onze oermens levensbedreigend. Ik vind het behoorlijk onzinnig om mijn lichaam vandaag de dag te vergelijken met dat van de oermens een dikke 100.000 jaar geleden. Alsof de mens en zijn lijf initieel zo bedoeld waren en wij daar zoveel jaar later terug naar moeten grijpen om goed bezig te zijn. Vreemd.

De meeste volgers van het 16/8 vasten slaan hun ontbijt over en eten rond 12 uur een eerste maaltijd. Je mag dan eten tot 20 uur. Dat klinkt heel acceptabel, ware het niet dat ik altijd gezegd heb dat ik nooit, maar dan ook nooit zou vasten omdat ik net zo graag ontbijt. Ik vind dat oprecht één van de gezelligste momenten van de dag. Bovendien is mijn ontbijt redelijk uitgebreid, sta ik op om 5u30 en fiets ik 20 kilometer naar school. Als het middag is, heb ik er kortom al een lang en actief dagdeel op zitten. Maar goed, ik zou periodiek vasten in alle objectiviteit een kans geven. Ik stond vorige week dus op om 5u30 en dronk een zwarte koffie (dat mag dus wel). Het voordeel van niet ontbijten is dat je meer tijd hebt. Tijd bijvoorbeeld om echt van die koffie te genieten en nog wat te werken. De ochtend was er niet per se minder gezellig om. Ik had geen slappe benen op de fiets. Door de drukte van de schooldag stond ik amper stil bij het feit dat ik nog niet gegeten had. Nee, ik werd dus niet overmand door een hongergevoel van jewelste. ’s Middags ging ik op nuchtere maag lopen en bijgevolg at ik vlotjes 17 uur niet omdat dat praktisch zo uitkwam. So far, so good.

Ik kan niet precies uitleggen waarom ik toch zwichtte voor het 16/8 intermittent fasting. Noem het nieuwsgierigheid en de behoefte om mijn gewoontes onder de loep te nemen. Met gewichtsverlies probeer ik niet meer bezig te zijn. Omdat het vasten zo makkelijk was toen ik ging werken, besloot ik om tijdens mijn vakantieweek ook eens na te gaan of het ontbijt overslaan me even goed zou bevallen. Het voordeel was dat ik niet zo vroeg moest opstaan. Het nadeel dat ik niet de afleiding van de werkdag heb en het misschien toch zou voelen als aftellen tot de middag. De afgelopen dagen stond ik op om 7u30, maakte een koffie die ik in bed opdronk met een goed boek en de katten erbij. Rond een uur of 11 ging ik dan nuchter lopen of fietsen. Zware trainingen zonder vooraf te eten worden sowieso afgeraden omdat je dan niet goed kan herstellen. Daar hield ik me braaf aan. Zowel de ontspannen ochtenden zonder ontbijt, maar mét koffie, als de training erna bevielen me erg goed.

Wat zijn mijn bevindingen na twee weken 16/8 vasten? Allereerst, het hongergevoel dat ik als geroutineerd ontbijtlover vreesde, is verwaarloosbaar. Het grootste voordeel is de rust die ik kreeg door niet met eten bezig te zijn. Op werkdagen sta ik toch onder lichte tijdsdruk fruit te snijden of een eitje te koken. Als dat wegvalt, komt er tijd vrij. Nuchter lopen of fietsen ging heel vlot, maar dat is wellicht ook te wijten aan mijn algehele staat van ontspanning nu ik even weg ben van de schooldrukte. Ik voelde me verder niet anders dan anders. Of ik gewicht verloren ben, daar heb ik het raden naar. Ik word niet gelukkig van op een weegschaal te gaan staan, dus daar heb ik ook nu voor gepast. Wel had ik nooit last van een opgeblazen gevoel, wat me anders wel eens kan overkomen. Ik wil dus graag geloven dat ik door periodiek vasten mijn lichaam de kans geef om te resetten, te herstellen en vet te verbranden. Al blijf ik ook mijn bedenkingen hebben. Periodiek vasten wordt strikt genomen geen dieet genoemd omdat het niet voorschrijft wat je wel en niet mag eten. Juist daar wringt voor mij het schoentje. Ik geloof in bewust eten en niet in punten, calorieën of uren tellen. Bij periodiek vasten kan je in principe nog steeds kiezen voor niet-voedzame maaltijden of snacks. Ik zou dus alleen voor deze levensstijl kiezen als die je helpt om bewuster te eten (en leven). Blijf echter ook nuchter en realistisch. Temper je verwachtingen. Mijn leven is er niet manifest anders door geworden, waarschijnlijk omdat ik al bewust met mijn lijf en gezondheid omga.

Tot slot, wil ik jullie na deze uiteenzetting over niet-eten niet op jullie honger laten zitten. Daarom volgt hier het recept van mijn niet te versmaden en erg voedzame frambozencake. Meng in een kom 160 gram havermout, 90 gram speltbloem (of wat je verkiest), 50 gram kokospoeder, 100 gram suiker en 2 eetlepels bakpoeder. Voeg er 2 eieren, 60 ml (haver)melk en 60 gram gesmolten kokosolie aan toe. Als dit een mooi beslag is, voeg je er nog eens 320 gram plattekaas of volle yoghurt aan toe. Stort de helft van het deeg uit in een cakevorm met bakpapier, voorzie het van een laagje diepgevroren frambozen en uiteindelijk de rest van het beslag. 55 à 60 minuten afbakken op 190 °C. Smakelijk!

IMG_3678b

De gedachte – Bravo, dappere leerkracht!

Het is vandaag Dag van de Leerkracht. Exact een jaar geleden zag ik weinig reden tot feest, laat staan blijdschap. Ik schreef toen iets wat ik nu zonder meer een noodkreet durf te noemen. Het was eventjes helemaal op bij mij. September hakte er in, alles kwam op me af en ik leek de grip te verliezen. Ik stelde mezelf de vraag waarom ik leerkracht was geworden. In oktober liep ik dan wel een goede marathon als haas van Roos, maar ik was moe. Heel moe. Ja, ik stond nog graag in mijn klas, maar het kostte me meer energie dan anders. Ik had het idee dat ik mijn leven niet meer georganiseerd kreeg en dat de schoolstress alles overheerste. Dat ging zo verder tot in december 2019. Ik vond mijn esprit echter helemaal terug aan het begin van 2020. Tijdens de lockdown begin maart wist ik me prima bezig te houden, maar ik miste mijn klas en de leerlingen vrijwel meteen. Ik beschouwde dat als een uitermate positief teken.

De twijfel over mijn beroepskeuze is intussen als sneeuw voor de zon verdwenen. De hemel is opgeklaard. Ik zit soms weer eens op mijn roze wolk. Voor alle duidelijkheid: dat komt niet omdat de druk op leerkrachten is afgenomen, omdat we betere ondersteuning krijgen of omdat er anders naar onderwijs tout court gekeken wordt. De verwachtingen en de druk zijn nog steeds torenhoog. Als er iets is dat de corona-onderbreking van het afgelopen schooljaar aantoonde, dan is het wel dat leerkrachten uitblinken in flexibiliteit en improvisatievermogen. Hoe gek en bevreemdend die periode ook was, we deden met z’n allen verder en we deden dat best goed. We blijven doorgaan, niet omdat Ramses Shaffy dat zegt, maar omdat wij hardnekkig blijven geloven in ons onderwijs. Geen OESO-rapport dat daar tegenop kan.

Omdat het vandaag onze dag is, schuif ik mijn bescheiden aard aan de kant en prijs ik alle leerkrachten de hemel in. Een leerkracht is een circusartiest die elke dag letterlijk en figuurlijk op hoog niveau over een koord moet lopen. Alle blikken zijn op haar gericht. Ze kan in de diepte storten of perfect balanceren. Lesgeven dat is namelijk elke dag weer een evenwicht zoeken tussen inspireren, coachen, streng en behulpzaam zijn, aanmoedigen, geduldig zijn, corrigeren, zelf bijleren en blijven functioneren. Om het beste in je leerlingen naar boven te halen, moet je ook het beste in jezelf kunnen aanboren. Dat lukt de ene dag al beter dan de andere. Soms lijkt er nauwelijks spanning op onze koord te staan, dan val je en moet je vertrouwen op het vangnet van de school. Soms loop je schijnbaar moeiteloos over dat touw. Dan maak je al jonglerend met vijf ballen een pirouette of een dubbele axel. Dan lach je daar nog heel spontaan bij en vertel je en passant een goeie grap. Je wordt geen leerkracht voor dat unieke momentum dat je soms creëert. Je wordt leerkracht omdat je elke dag weer graag iets over je vak vertelt aan jongeren.

Ik ben weerbaar en flexibel omdat ik deel uitmaak van een fantastisch schoolteam dat wordt aangevoerd door een ijzersterke directie. Zonder mijn lieftallige collega’s zou ik vandaag maar half de leerkracht zijn die ik met 10 jaar ervaring geworden ben. Een speciale vermelding gaat naar An, Ellen, Kirsten, Murielle, Bart, Gunter, Pieter-Jan, Stijn en Zefir. Stuk voor stuk topleerkrachten die bevlogen en ambitieus, doch realistisch zijn. Zij geven les met de voeten op de grond, maar wel recht uit het hart. Zij zijn mijn rotsen in de branding telkens als ik denk dat we weer eens recht op de klippen afvaren. Met hen aan mijn zijde durf ik gerust nog 30 jaar voor de klas te staan. Natuurlijk gaat mijn appreciatie ook naar mijn beide ouders die leerkracht zijn. Zij hebben me niet alleen opgevoed tot het flinke meisje dat ik nu (meestal) ben, ze gaven ook al hun leerkrachtengenen (en dat zijn er heel wat) mee aan hun oudste kind. Mijn eeuwige dank daarvoor.

Als je vandaag een leerkracht ziet: bekijk haar of hem eens goed. Je gelooft het misschien niet, maar dit is echt een mens.