Aidan Chambers is niet meer. De Britse jeugdauteur overleed op 11 mei. Wellicht geen naam die klinkt als een klok of misschien doet ie maar een klein belletje rinkelen. Daarom een spoedcursus Aidan Chambers in 5 trefwoorden: Je moet dansen op mijn graf – leesbevordering – opgroeipijnen – Bart Moeyaert – Dance-cyclus.
Ergens aan het begin van de nillies las ik als 16-jarige Je moet dansen op mijn graf omdat het één van de favoriete en allesbepalende boeken van mijn grote held Bart Moeyaert was. Ik werd diep geraakt. Dit verhaal was zo anders dan de andere jeugdboeken die ik las. De personages waren echter en ook hun worstelingen voelden dichterbij. Zo mogelijk nog meer omver geblazen was ik van De tolbrug. Een prachtig boek over de pijn die opgroeien heet en de drijvende motor die vriendschap is. Ik wist niet dat boeken mij op die manier konden beroeren.
Toen ik veel later als leerkracht Nederlands voor de klas stond, was Aidan Chambers vaste prik op mijn leeslijst. Vrije keuze weliswaar, want dat is één van de dingen waar hij zelf op hamerde als stem in het debat rond leesbevordering: het leesplezier moet zegevieren bij jongeren. Laat ze zelf ontdekken wat hen ligt en wat niet. Er zijn wel wat paralellen tussen het werk van Aidan Chambers en Bart Moeyaert. Dat ze verschillende generaties vertolken is dan ook amper te merken. De jonge Bart mocht ooit de grote Aidan interviewen en daar werd het zaadje geplant voor een hechte vriendschapsband. Aidan Chambers was geen veelschrijver. Zijn Dance-cyclus bestaat uit 6 romans die niet op elkaar voortbouwen, maar elk een verhaal over opgroeien vertellen.
Ik kan het verhaal van De tolbrug niet meer reconstrueren. Ik kan me wel nog levendig herinneren hoe ik in dat boek verzonken was, hoe het me opzoog en in de ban hield. Op het eerste zicht had ik misschien niet heel veel raakvlakken met hoofdpersonage Jany, een 17-jarige jongen die bewust de eenzaamheid opzoekt door als tolheffer op een verlaten tolbrug te gaan werken. Duchtig op zoek naar zichzelf. Inmiddels ben ik dik twee leesdecennia verder. Vrijwillige isolatie, eenzaamheid en onbegrip zijn thema’s die me al vaak hebben geraakt in de literatuur. De 39-jarige Joke wilde dus plots heel erg graag een exemplaar van De tolbrug hebben, liefst de editie die ik destijds zelf in mijn tienerhanden hield. Na wat tweedehands speurwerk viel mijn exemplaar in de bus. En of het een blij weerzien was! Het boek verscheen in Nederlandse vertaling in 1993, maar voelt nog verrassend eigentijds aan. Ik zocht en vond een passage die ik destijds indrukwekkend mooi vond. Zo mooi dat ik ze overschreef en in mijn archief bewaarde:
Misschien is de fout dat we over dagen denken in termen van kloktijd, een vaste, mechanische eenheid, terwijl tijd dat misschien helemaal niet is. We pretenderen alleen graag dat het wel zo is, omdat we dan het gevoel hebben dat we de tijd kunnen beheersen. Terwijl er waarschijnlijk helemaal niets valt te beheersen. Wat we doen is verschillende soorten woorden door elkaar halen. Je kunt lengte meten. Je kunt de tijd niet echt goed meten. Hoe meet je het verleden of de toekomst? En het heden heeft helemaal geen lengte, dat is simpelweg Nu. Als we ‘nu’ proberen te meten, dan komen we tot de ontdekking dat het altijd voorbij is, deel geworden is van het verleden. Als we er geen meetwoorden voor zouden gebruiken, zouden we niet zo met onze handen in het haar zitten over wat Tijd is.
Eigenlijk is het heel dapper om jeugdauteur te zijn. In mijn gelezen tweedehands exemplaar van De tolbrug is hier en daar wat gekribbeld, zoals je kan verwachten als iets door tienerhanden is gegaan. Helaas bleek de leeservaring voor de tiener in kwestie niet bijster positief uit te draaien. Op het allerlaatste blad werd naast het paginanummer 256 onverbiddelijk geschreven: Waren er 256 te veel. Au. Ik denk (en mogelijk is dat ijdele hoop, maar je moet altijd geloven in de jeugd) dat deze tiener heel stiekem toch nog eens zal terugdenken aan die 256 pagina’s. Vooral omdat de laatste zin zo ongelooflijk mooi en veelzeggend is: “Ik denk het wel. Jij hebt ook een verhaal te vertellen. Net als iedereen.”
Een heerlijke blogpost om te lezen, Joke! Voor mij was het niet Aidan Chambers of Bart Moeyaert, maar wel een ander boek op je foto: ‘Ronja de roversdochter’ van Astrid Lindgren. En haar bundel meeslepende maar trieste kortverhalen, ‘De rode vogel’ – net als jij heb ik die later tweedehands opgespoord, bewust in de exacte editie die ik destijds uit de bib had. Want zo belangrijk kunnen kinderboeken zijn!
LikeLike
Wat leuk om te horen, Melanie! In de kringwinkel kijk ik altijd bij de jeugdboeken en als ik er dan eentje herken “van vroeger” waar ik mooie herinneringen aan heb, dan gaat het mee. Zo dus ook Ronja de roversdochter, mijn favoriete Astrid Lindgren. Eens zo sneu eigenlijk dat veel van die boeken steeds moeilijker nieuw te vinden zijn. Het is een vorm van heel betekenisvol jeugdsentiment.
LikeLike
Ik ken het niet, maar ik ga weleens op zoek, benieuwd!
LikeLike