Ik vertelde jullie vorige week over de beginnersfouten die ik maakte als loper. Zowel wat betreft mijn kleding en voeding als mijn trainingsprincipes leerde ik wat werkte en wat niet door zo maar wat te doen. Trial and error om het doordachter te laten klinken. Inmiddels heb ik een patroon vastgesteld in de manier waarop ik omga met een nieuwe bezigheid of hobby. Aanvankelijk begin ik altijd low profile: ik zie het als een uitdaging om met zo weinig mogelijk specifiek materiaal mijn plan te trekken. Ik zou bij wijze van spreken van een oud laken een judopak in elkaar naaien. Dan volgt een fase waarin ik volledig opga in die bezigheid en dat betekent ook dat ik me helemaal ga inlezen. Ik zou het dan hebben over mijn uwagi en zibon, want ah ja: zo heten een judojas en judobroek. Tot slot volgt dan de conclusie dat ik dit en dat toch echt wel nodig heb en begin ik een prijsvergelijkende studie. Ik ga kortom overstag en investeer in een judopak of judogi. Gelukkig ben ik mijn hobby’s niet snel beu. Oké, ik verzamel geen schelpen en postzegels meer, maar ik heb ook geen duur fitnesstoestel dat als kapstok dient of een duikset om de deur open te houden. Dat scheelt. Doorgaans leer ik dus uit mijn beginnersfase. Er zijn echter ook bepaalde denkbeelden en gewoontes vastgeroest in mijn systeem als loper en die krijg ik er niet zo gemakkelijk uit. Voor alle duidelijkheid: ik ambieer geen carrière als judoka.
Eén van mijn gewoontes van het eerste uur is dat ik nog te vaak denk in trainingskilometers in plaats van in loopminuten. Toen ik zelf een marathonschema opstelde, baseerde ik me op andere schema’s die uitgingen van het aantal gelopen kilometers. De schema’s die ik tegenwoordig zie verschijnen in looptijdschriften vertellen je hoeveel minuten je moet lopen en aan welke intensiteit. 8 kilometer lopen aan een rustig tempo en daar 48 minuten over doen of het gaspedaal induwen en diezelfde afstand afleggen in 38 minuten, levert een andere training op, hoewel de afstand dezelfde is. Het voordeel van schema’s die uitgaan van het aantal gelopen minuten is dat ze je verplichten om niet steeds hetzelfde tempo te lopen. Ik vind het nadeel hiervan dat het lastiger is om je tempo te laten afhangen van het moment. Het is namelijk niet altijd goed in te schatten hoe je benen zijn en als dan op mijn schema zou staan dat ik 8 kilometer moet lopen aan een hoge intensiteit, dan zal ik daar niet zomaar van afwijken. Bovendien denk ik ook over mijn looproutes in termen van kilometers. Door intervaltrainingen in te bouwen en in te spelen op de vorm van de dag ga ik ervan uit dat ik voldoende varieer in intensiteit. Ik staar me al eens blind op die kilometers en ik durf dus gerust te bekennen dat ik al meermaals een lusje extra gelopen heb omdat ik van plan was om 12 kilometer te lopen en geen 11,6.
Over cijfers gesproken: ik kan nogal opgaan in getallen en tijden. Voor een wedstrijd zoek ik mijn tijden van voorbijgaande jaren op en bekijk ik mijn kilometersplits om te zien waar ik eventueel nog tijdwinst kan boeken. Allemaal goed, maar ik hou daarbij onvoldoende rekening met de specifieke omstandigheden. Zo was ik in mei 2017 ontgoocheld dat ik een halve minuut trager had gelopen op de 20 km van Brussel dan het jaar voordien. Het gold voor mij niet als een verzachtende omstandigheid dat het weer in 2017 te omschrijven was als “drukkend onaangenaam warm” en dat er op voorhand in het nieuws gewaarschuwd werd voor de hitte. Belachelijk natuurlijk, want dat ik op maar een halve minuut van mijn snelle tijd van het jaar voordien strandde, was misschien zelfs een straffere prestatie. Ook de cijfers en prognoses die mijn Garmin aangeeft, neem ik vaak te ernstig. Ik weet dat de metingen van een GPS-horloge gebaseerd zijn op algemene parameters die onvoldoende individueel zijn afgestemd en dat daar ook nog een behoorlijke foutenmarge op zit, maar het is sterker dan mezelf om waarde te hechten aan die getallen.
Ik blijf ook bijzonder hardleers als het gaat over hydratatie. Natuurlijk weet ik dat je voldoende water moet drinken. In voorbereiding van een marathon besteed ik daar wel aandacht aan: ik zorg er dan voor dat ik 2 liter water drink de dag voordien. Voor een training heb ik daar weinig oog voor. Zo ben ik al heel vaak vertrokken met een droge mond omdat ik wel koffie heb gedronken, maar geen water. Bij een kortere training resulteert dit niet meteen in lichamelijk klachten, bij een duurloop is dat toch anders. Als het echt warm is, dan zal ik drinken meenemen en ergens halverwege ook een bevoorrading voorzien. Ik lijk soms te vergeten dat 20 graden ook al warm is om te lopen en 30 kilometer een behoorlijke afstand. Water meenemen lijkt op voorhand dan zoveel gedoe. Dat slaat nergens op: ik heb vandaag maar weer eens ervaren hoe onaangenaam het is om kilometers lang te snakken naar slechts een paar slokken water. Ik moest mezelf bedwingen om niet uit een waterplas te drinken onderweg. Een beetje afzien op training kan geen kwaad, maar je maakt het je lichaam wel erg zwaar om gedehydrateerd te blijven lopen. Bovendien ben ik nogal een zweter, dus op ruim 2,5 uur verlies ik heel veel vocht. Dit is onder andere nadelig voor het herstel nadien. Ik blijf dan ook zitten met een niet te lessen dorst. Vreemd genoeg vergeet ik dus steeds weer hoe vervelend dat is.
Tot slot mijn allergrootste werkpunt: rust. Ik kan heel veel doen op een dag en bikkelhard zijn voor mezelf. Mijn papa zei vorige week nog voor de grap (hoop ik) dat ik een goede slavendrijver geweest zou zijn in het oude Egypte. Slaap is bij mij al een schaars goed en ik offer net iets te gemakkelijk een uur slaap op voor een ochtendlijke looptraining. Als het in mijn hoofd zit dat ik ga lopen, dan zal dat gebeuren. Ik sus mezelf dan met de gedachte dat ik daarna eens zo goed in de zetel zal zitten. Dat is deels ook wel zo, maar soms is het verstandiger om te kiezen voor rust. Goed trainen wil ook zeggen: goed rusten. Trainingen inplannen vormt geen probleem, rust inlassen daarentegen wel. Om maximaal rendement te halen uit je trainingen, moet je die zo uitgerust mogelijk kunnen afleggen. In navolging van Joop Zoetemelk denk ik dat je niet alleen de Tour, maar ook een marathon spreekwoordelijk in bed kan winnen.
2 gedachten over “Loperspraat – Beginnersfouten die ik nog steeds maak”