Op 1 januari leek het eventjes alsof alle tellers terug op nul stonden. Een blanco blad keek me uitdagend aan. Maagdelijk wit en onbeschreven. Een schone lei die klaar was om versierd te worden met mijn mooiste lussen, krabbels en bedenksels. Gelukkig ging het leven gewoon door en nam ik alles weer op waar het was blijven liggen in 2019. De eerste dag van het nieuwe jaar beschouwde ik wel als de start van mijn marathonvoorbereiding voor Rotterdam. Ergens klonk dat idee van het onbeschreven blad aantrekkelijk. Soms verlang ik terug naar de naïviteit van mijn beginnersjaren als marathonloper toen ik onbesuisd afstormde op het avontuur. Mijn aanpak was niet de beste, wel de eenvoudigste: veel lopen. Hoe meer, hoe beter. De ervaring gaf me meer grip en zelfinzicht. Kennis leidt echter ook onvermijdelijk tot twijfel.
Over 8 weken en 6 dagen sta ik aan de start van de Rotterdam Marathon. Het lijkt een eeuwigheid geleden dat ik me specifiek voor een marathon klaarstoomde. In het najaar liep ik een onvergetelijke marathon in Brugge in functie van Roos, maar die werd opgeslokt door mijn voorbereidingen van de Hel. Het kostte me die periode veel energie om me telkens weer op te laden voor alle uren trainingsarbeid. Vooral in het fietsen kroop veel tijd. Mijn leven leek on hold te staan: ik ging werken en sporten, voor iets anders was er amper tijd. Na de Hel genoot ik tijdens de kerstvakantie intens van mijn vrije tijd. Halve uurtjes lopen waren voldoende om mijn loophonger te stillen. De afgelopen weken betrapte ik mezelf erop dat ik vol weemoed terugblikte op mijn lange en donkere trainingen van oktober en november. Alsof in het donker langs een steenweg fietsen plots het hoogste sportgenot was. Het is een mij bekend fenomeen: wat ik vervloek, wordt na verloop van tijd geromantiseerd zodat ik het intens ga missen. Het gevolg was dat ik in januari vaak het idee had dat ik me niet voldoende toelegde op mijn marathon omdat ik ook tijd had voor andere dingen. Het was kortom een maand van zoeken naar balans: een goede basis leggen enerzijds, de ontspanning en het plezier laten zegevieren anderzijds.
En hoe is het nu met Juan? hoor ik jullie denken. Wel, mijn Spaanse vriend bracht de jaarwisseling gedemonteerd door voor een broodnodige onderhoudsbeurt na zijn Kastels modderbad. De liefde was eens zo groot toen we eenmaal herenigd waren. Mijn mountainbike maakt dus nog steeds deel uit van mijn trainingen. Ik beleefde zelfs een primeur van formaat: met niemand minder dan Roos sjeesde ik tientallen kilometers langs de Demer. Zij kreeg mama’s oude koersfiets en zo kunnen kunnen we elkaar dus niet alleen op twee benen, maar ook op twee wielen vergezellen. We gingen trouwens best hard (of wat had je gedacht?). Zo werd het een behoorlijk uitdagende training omdat we ook non-stop afwisselend aan het praten waren met de nodige inleving. Op korte termijn staat er nog meer zusterlijks op het trainingsprogramma. Daarover later meer!
De afgelopen weken liep ik ook weer intervals om aan mijn snelheid te werken. Het moet bijna een jaar geleden zijn dat ik me daar nog aan waagde. Ik begin er altijd mee in het bos omdat de verwachtingen dan nog niet al te hoog zijn. Op een rondje van 1,5 kilometer versnel ik twee keer bergop en twee keer bergaf. Dat herhaal ik een keer of drie. Vrijdag besloot ik dat het tijd was om tempo’s op het vlakke (en snelle) asfalt te lopen om eens te kijken wat er nu echt in het vat zat. Mijn snelheid bleek verbazingwekkend hoog te zijn. Ik zag cijfers op mijn horloge die ik voor het laatst zag tijdens de Eindejaarscorrida, toen ik pijlsnel vertrok en me ook vakkundig vergaloppeerde. Ondanks de vele kleine kwaaltjes die mijn benen rijk zijn, loop ik wel met een heel goed gevoel rond.
Januari was ook een maand waarin ik veel nadacht. Op zich is dat niets nieuws onder de zon. Soms leidt dat tot verrassend eenvoudige inzichten. Zoals dat ik moest stoppen met mezelf te verwijten dat ik geen 30 kilometer aan een stuk gelopen heb in Kasterlee. Of dat 9 uur sporten per week nog altijd meer dan normaal is. De grootste aha-erlebnis was echter dat ik op 5 april in Rotterdam simpelweg een goede marathon wil lopen: eentje die goed aanvoelt en waarvan ik ook goed herstel. In welke tijd dat zal gebeuren, daar ga ik me nu (nog) niet mee bezighouden. Eigenlijk is het gewoon heel fijn dat we altijd verder borduren op wat voorafging. Als sporter is het fout om te denken dat je altijd verandering nodig hebt. Toen Eliud Kipchoge zijn fenomenale 1:59 liep in Wenen vroeg de wereldpers hem steeds wat hij had veranderd ten opzichte van zijn vorige sub2-poging. Zijn antwoord was simpel: helemaal niets. Hij had gewoon altijd in zichzelf geloofd. Wat een wijsheid.
Eén gedachte over “Marathonpraat – Road to Rotterdam”