Ik slaag er nu al drie jaar op rij in om gemiddeld één boek per week te lezen. Er zijn periodes dat lezen me niet lukt. Als ik het heel erg druk heb bijvoorbeeld, zoals afgelopen maand. Het heeft dan weinig zin om in een boek te beginnen omdat er dan geen ruimte voor is in mijn hoofd. Ik hou niet van lezen in stukken en brokken omdat er dan te veel van het boek verloren gaat. Ter compensatie zijn er ook periodes dat ik de boeken er aan sneltreintempo doorjaag. In de zomer- en kerstvakantie is mijn hoofd er bijvoorbeeld heel hard aan toe om te lezen. Ik kan dan helemaal opgaan in een niet te stoppen leesflow. Misschien typeert die houding mij wel als duursporter of als mens tout court: zoals ik graag – alles of niks – kilometers maak, kan ik ook pagina’s verwerken. In vergelijking met de gulzigheid waarmee ik boeken kan consumeren, ben ik een erg ingetogen filmkijker. Deels is dat een kwestie van gewoonte, denk ik. Boekverfilmingen prikkelen mij net wat meer en zullen me sneller over de streep krijgen om een film te kijken. Ik leerde daaruit dat het boek zeker niet altijd beter is dan de film.
Het lijkt me een aartsmoeilijke opdracht om een boek te verfilmen. Niet alleen omdat je heel concreet en visueel moet invullen wat zich in de hoofden van lezers en de auteur afspeelt, maar ook omdat er harde keuzes gemaakt moeten worden. Hoe de personages er zullen uitzien en hoe ze vertolkt worden om er maar enkele te noemen. Kiezen is heel vaak verliezen. Een boek bestaat bovendien louter op papier, in woorden dus. Taal en schrijfstijl zijn zoveel meer dan de dialogen tussen personages. De lezer wordt via de vaak beeldende taal aan het denken gezet en ondergedompeld in een unieke sfeer. Het is dan ook de vraag in welke mate je als regisseur die eigenheid van het boek moet en kan weergeven. De beste boekverfilmingen bestaan helemaal naast het oorspronkelijke boek en zijn dus niet een rechtstreeks gevolg daarvan. Een papieren verhaal vormt dan een goudmijn aan inspiratie om een cinematografisch pareltje op te voeren. Filmmakers moeten met andere woorden de ballen hebben om een eigen draai en interpretatie te geven aan hun filmverhaal en ze moeten rigoureus durven snoeien in het boekmateriaal.
Verfilmingen die het boek als een heilige script bewaken, dreigen al snel aan gelaagdheid te verliezen. Je kan in een film namelijk nooit alles weergeven wat het boek te bieden heeft. Zo vond ik de verfilming van het in boekvorm bejubelde Vele hemels boven de zevende (2017) erg mager. Ondanks het prima acteerwerk waren de filmpersonages een te afgeborstelde versie van de papieren variant, waardoor ze uitgevlakt werden. Door de veelheid aan thema’s die aangereikt worden in Griet Op de Beecks boek (2013), verloor de film zich in de tragische gebeurtenissen van het verhaal en ging er heel wat subtiliteit verloren. Een tweede valkuil is dat filmmakers zich laten verleiden om een klein en aangrijpend verhaal in grootste, indrukwekkende filmbeelden weer te geven. Dat is althans wat ik ergerlijk vond bij de verfilming van Haruki Murakami’s Norwegian Wood (2010). Het prachtige verhaal (1987) van Toru Watanabe, die gebukt gaat onder het verlies van zijn beste vriend, kreeg een mainstream Hollywood invulling. Hierdoor ging het intrigerende Murakami-universum verloren en miste de film een helder vertelstandpunt. Een commerciële keuze waardoor de authenticiteit als sneeuw voor de zon verdwijnt.
Waar een schrijver zijn boek zo kort of lang maakt als hij zelf wil, is een filmmaker strikter gebonden aan een bepaalde duur. Er moet dus logischerwijze geschrapt worden. Sommige boeken varen daar wel bij. The Horse Whisperer (1998) vind ik nog steeds een sterke en sfeervolle film met glansrollen voor Robert Redford en Scarlett Johansson. Het gelijknamige en gehypete boek (1995) van Nicholas Evans kon mij echter niet bekoren omdat het verhaal veel te lang blijft doorgaan en daardoor ook steeds ongeloofwaardiger wordt. Afgelopen zomer las ik eerst Call Me By Your Name (2007) van André Aciman nadat ik niets dan lovende recensies las over de film (2018). Zoals ik hier schreef vond ik het boek absoluut een aanrader. De film overtrof echter mijn verwachtingen juist omdat het verhaal nog bondiger en daardoor intenser werd verteld. Bij nader inzien laat de auteur de liefde tussen Elio en Oliver te lang aanslepen. Bovendien slaagt regisseur Luca Guadagnino erin om de beladen sfeer van een prachtige zomer waarin relatief weinig wordt gepraat perfect weer te geven op het witte doek.
Goede boeken kunnen dus een uitstekende voorzet zijn voor een prachtige film die het oorspronkelijke verhaal weet te overstijgen. Zo schreef Annie Proulx met Brokeback Mountain (1999) een mooi kortverhaal van nog geen 40 pagina’s. Regisseur Ang Lee ontdekte de schat aan kostbaar verhaalmateriaal en maakte er een ruim 2 uur durend filmisch meesterwerk van (2005). Als geen ander kan hij het woeste en intieme tussen cowboys Jack en Ennis weergeven. Wijlen Heath Ledger is zoveel meer Ennis dan het personage op papier. Hetzelfde geldt voor Leonardo DiCaprio die een magistrale vertolking van Jay Gatsby neerzette in The Great Gatbsy (2013). Het boek van F. Scott Fitzgerald (1925) blies mij niet omver, maar gaf wel een interessante kijk op de Roaring Twenties. Dankzij Baz Luhrmann toont Leonardo DiCaprio een pijnlijk herkenbare en toch bevreemdende Jay Gatsby. Een gelaagdheid die ik miste in het boek.
Als boekenliefhebber durf ik dus zonder enige schroom te zeggen dat de film wel degelijk beter kan zijn dan het boek. Voor verfilmingen van boeken die me nauw aan het hart liggen, ben ik uiteraard erg op mijn hoede. Al hoeft dat niet bij voorbaat een verloren zaak te zijn. Adrian Lynes verfilming van Lolita (1997) stelde me geenszins teleur, met dank aan een ijzersterke Jeremy Irons die een overtuigende filmversie van Humbert Humbert is. Hoewel de film trouw blijft aan het boek (1955), hoeft Vladimir Nabokov zich dus niet om te draaien in zijn graf.