Morgen is het Gedichtendag en dat is de aftrap van de Poëzieweek. Tom Lanoye verzorgt voor die gelegenheid het Poëziegeschenk getiteld Vrij – Wij? dat volledig in lijn ligt met het thema van de Poëzieweek: vrijheid. Zeg maar: poëzie, is dat geen complex gezweef en moeilijk doen met taal? Nee, in het geheel niet. Zoals ik hier al vertelde, leerde ik van Ellen Deckwitz dat poëzie de dingen niet gewoon zegt zoals ze zijn omdat de dichter de boodschap juist zo precies mogelijk wil weergeven. Poëzie vind je bovendien overal en is er voor iedereen. De Poëzieweek is een reden te meer om in de klas alle poëtische registers open te trekken.
Als lezer en leerkracht Nederlands past het wellicht binnen het plaatje om ook een poëzieliefhebber te zijn. Toch heb ik lange tijd weinig gehad met gedichten. Poëzie sprak me aan als cultureel-historisch product, maar het kon me niet echt raken. Zo vond ik tijdens mijn studies de achtergrond en het mysterie van Shakespeares sonnetten uitermate boeiend en het dramagehalte van die overvolle zinnen vond ik wel iets hebben. Waar ik echter meteen helemaal overspoeld werd door de veelzijdigheid van de magische wereld der literatuur, bleef poëzie lang een gesloten koffer die ik slechts sporadisch opende. Als tienerboekenmeisje las ik wel poëzie omdat ik het idee had dat het erbij hoorde. Als literatuurwetenschapper had ik niet de ambitie om De Poëzie te leren kennen. Het paste ook niet binnen mijn leespatroon. Lezen doe ik bij voorkeur lang aan een stuk om helemaal in een boek te kunnen kruipen. Ik weet nu dat je poëzie niet leest zoals een boek.
De poëtische vlam ontsprong ook niet meteen toen ik les begon te geven. Ik was wederom vooral gefascineerd door de tijdsgeest die bijvoorbeeld middeleeuwse dichters weergeven. Ik heb poëzie leren waarderen zoals ik koffie heb leren drinken: eerst met veel melk zodat ik niet echt koffie proefde. Gedichten die dus behapbaar zijn en iets herkenbaars oproepen omdat ze vaak inspelen op de grote emoties. De vergelijking gaat misschien niet helemaal op, want ik ben een verfijndere koffiedrinker dan dat ik een connaisseur van de poëzie ben. Inmiddels word ik wel helemaal lyrisch van een klassieker als het Egidiuslied, een pareltje uit het Middelnederlands waarin de zanger/dichter (ook toen waren die grenzen dun) het gemis van zijn vriend Egidius uitdrukt en daarbij hoe vreselijk oneerlijk het leven is. Ik zeg wel eens tegen mijn leerlingen (met enige overdrijving, want zo ben ik) dat ik een heel schooljaar les zou kunnen geven over dat gedicht.
Als ik in de klas poëzie bespreek dan vertel ik eerst dat je een gedicht niet moet willen begrijpen zoals het verhaal van een film. Je moet de poëzie durven ondergaan. De sleutel ligt niet in de analyse of interpretatie, maar in wat het teweeg brengt. Dat kan een eenvoudige glimlach zijn, een bedenkelijke frons of grimas, een steek van herkenbaarheid of helemaal niets natuurlijk. Er zijn drie dingen die opvallen als mijn leerlingen (met name de vierdejaars) uit poëziebundels gedichten selecteren. Ten eerste kiezen ze meestal voor iets wat kort is, zonder al te moeilijke woorden en met een duidelijke structuur: melk en suiker in de koffie dus. Op een tweede niveau grijpen ze naar absurde gedichten die spelen met de genrekenmerken: willekeurige klanken bijvoorbeeld of een parodie op het sonnet. Mevrouw, dat is toch geen poëzie: dat kan ik ook! Wat echter vooral opvalt is dat leerlingen erin slagen om zelfs in de dikste bundel in een mum van tijd gedichten te detecteren die verwijzen naar de lichamelijke liefde. Zij lijken hier een zesde zintuig voor te hebben en kunnen dan plots heel goed tussen de regels lezen. Poëzie is dan gewoon het feest van de dubbelzinnigheid.
Aan mij is er geen dichter verloren gegaan. Laat mij het maar bij lezen en uitleggen houden. Ik ben een grote fan van dichteres Maud Vanhauwaert. Enkele jaren geleden sloot zij Iedereen beroemd af door mensen op straat te verrassen met poëzie. Ik toon die fragmenten in de klas omdat ze aantonen hoe iets heel geks tegelijkertijd ook doodnormaal kan klinken. In 2015 won Maud Vanhauwaert de Herman De Coninck publieksprijs met Wij zijn evenwijdig.
Leve de poëzie! Geef er deze week een poëtische lap op!