Ik ben een ambitieuze, maar bovenal recreatieve loper. Marathons lopen is niet mijn werk, het is mijn hobby. Een hobby die weliswaar een belangrijke plaats in mijn leven inneemt. Op sommige momenten mijn leven zelfs een beetje domineert. Soms vraag ik me af wat mij drijft als loper. Waarom kan ik er zo in opgaan en is het zo belangrijk voor mij? Dezelfde vragen kan ik ook stellen over mijn beroep. Het antwoord is dan namelijk niet simpelweg omdat ik er mijn geld mee verdien. Voor het gros van de topatleten zal het financiële aspect ook niet de grootste motivatie zijn om op het hoogste niveau te presteren. Als geld je enige drijfveer is, dan is elke job een zwaar beroep. Mijn broer Seppe is professioneel du- en triatleet, maar hij kan niet leven van zijn sport. Hij heeft dus ook nog een gewone job als vertegenwoordiger. Trainen doet hij met andere woorden in zijn vrije tijd. Het maakt er zijn motivatie niet minder om, integendeel.
Ik heb mezelf ook al de vraag gesteld of ik mijn leven zou willen ruilen voor dat van een betaald topatleet. Begrijp me niet verkeerd: ik heb in de verste verte niet het talent om het te maken als topsporter, ook 15 jaar geleden had ik dat niet. De vraag is dus puur hypothetisch, maar het antwoord erop is telkens volmondig nee. Oké, er zijn al momenten geweest dat ik het lastig vond dat lopen niet mijn core business is. Om praktische redenen bijvoorbeeld: als ik op een warme zondagnamiddag met een marathon in de benen uren in de auto moest zitten, om dan de volgende dag amper uit mijn bed te kunnen, maar dan wel een hele dag op mijn benen te moeten staan in een klaslokaal. Of omdat “niet gaan lopen” niet betekent dat je ook daadwerkelijk rust als je fulltime werkt. Ook toen ik geblesseerd was, dacht ik dat het wel voordeliger zou zijn als ik een andere naam zou hebben. Borlée om maar iets te noemen. Ik zou dan niet ruim een week in onzekerheid hebben moeten leven met allerlei rampscenario’s die zich in mijn hoofd afspeelden, om dan te worden weggestuurd met de boodschap dat ik mijn been moest ontlasten. Met een andere naam kon ik zondagavond nog bij de specialist terecht en zou tot op het bot worden uitgeplozen wat er juist scheelde.
De keerzijde van die praktische voordelen is groot. Topsporters maken immense opofferingen om hun sportieve doelen na te streven. Hun sociale leven lijdt onder de strakke trainings- en voedingsschema’s. Rusten is een noodzaak. Een kerstfeest bij de familie Borlée zal waarschijnlijk minder gezellig zijn dan in een andere niet-topsportende familie. De agenda van een topsporter is tot in de puntjes georkestreerd. Je sport dan niet voor je leven. Je leeft voor je sport. Een blessure kan je inkomen hypothekeren. Je bent niet getroost met een eenvoudige volgende keer beter als een wedstrijd niet uitdraait zoals verhoopt. Een tegenvaller op sportief gebied heeft een grote impact op je hele leven en je kan je gedachten niet verzetten door je op je werk te storten.
Een professionele omkadering betekent ook dat je niet alles zelf kan bepalen. Omringd zijn door specialisten wil zeggen dat je ook naar die mensen moet luisteren. Chris Froome mocht in 2012 de Tour niet winnen omdat zijn bazen Bradley Wiggins hadden betaald om de eindzege binnen te halen. Froome was wellicht sterker, maar mocht zijn eigen kans niet gaan. Afgelopen weekend besliste de coach van onze Belgische turnploeg dat ze de ploegenfinale op het EK niet zouden turnen om de dames te sparen met het oog op het nakende WK. Het zijn rationele beslissingen die gemaakt worden binnen een groter plan, maar die ingaan tegen het instinct van de sporter. Topsport betekent jezelf voor een stuk uit handen geven. Ook aan de media en het publiek. Je wordt dan als persoon gemeengoed en voor je het goed en wel beseft, gaan dingen hun eigen leven leiden. In de afgelopen Tour de France werd gedemonstreerd hoe het publiek zich tegen een ploeg en groep atleten kan keren. Het feest dat sport kan zijn, kreeg plots een grimmige invulling.
Aan mij zou een leven als topsporter dus niet besteed zijn. De eentonigheid van een topsportersbestaan zou mij op lange termijn weinig voldoening schenken. Toen ik geblesseerd thuis zat, werd ik het ongelukkigst van het feit dat ik niet eens kon gaan werken. Naast lopen zijn er veel andere uiteenlopende dingen die mij boeien en bezighouden. Ik kan en wil ook niet kiezen om me op één iets te focussen. Mijn interesses zijn met elkaar verbonden en door te lopen krijg ik ideeën en maak ik plannen. Ik word geprikkeld om eens iets anders te proberen. Een blog beginnen bijvoorbeeld. Laat mij dus maar ver uit de spotlights mijn kilometers lopen. Ik zoek mijn grenzen op binnen de mogelijkheden die ik nu heb en ben mijn eigen coach. Dat is van onschatbare waarde.
2 gedachten over “De gedachte – Over topsport als beroep”