In Houffalize vind je geen idyllisch sprookjesbos. Je ziet er vooral heel veel dennenbomen en met wat geluk een kabouter. Op zaterdag 9 juli werd Houffa voor twee zussen echter een magische plek. Als je hard je best doet en doorzet dan kan je boven jezelf uitstijgen door een droom na te jagen. Toen Seppe in het najaar van 2020 de 158 kilometer lange GR Hageland route liep, ging er iets kriebelen bij Roos en mij. 100 kilometer lopen: hoe zot zou dat zijn? Zo werd het zaadje geplant om een ultra trail te lopen in Houffalize omdat we daar al enige trailervaring hadden opgedaan. Voor we ons aan die 100 kilometer waagden, zouden we voor de 68 km lange La Chouffe trail gaan. Soms is de grens tussen een grootse droom of een geschift plan behoorlijk flou. Als je op het punt bent aanbeland om een droom om te zetten in een daad, dan wordt dat plan plots een afschrikwekkende berg waarvan je niet weet of en hoe je erover zal geraken. Naast een goede voorbereiding vraagt het sowieso ook heel veel moed om in Houffalize 68 kilometer te lopen met 2000 hoogtemeters. Daar gewoon aan de start staan was al een kleine overwinning op zich.
Om 8u beginnen we aan de onderneming van de dag. Met drie Odeynen aan de start, want ook Seppe koos last minute voor de langste La Chouffe afstand. De eerste kilometers lopen over de ravel die Houffalize met Bastogne verbindt: 2 asfaltkilometers die we als aanloopje gepresenteerd krijgen. Na wat draaien en keren, springen en stijgen, volgt een eerste pittige afdaling waarbij ik al goed moet nadenken hoe ik mijn voeten best neerzet. In 2017 dook papa hier als een ongeleid projectiel naar beneden. Als ik na een handvol kilometers Houffalize-city doorkruis, lopen er voor mij twee mannen al babbelend met een flukse doch ontspannen tred, alsof ze casual aan het loslopen zijn. Ik besluit me wat achter hen te verschuilen om zo te kunnen meesurfen op hun relaxte houding. Als ik halvelings bij hun gesprek inpik, heb ik niet eens echt door dat we over het (toch wel gevreesde) BMX-parcours lopen, waarna ook een heel venijnige klim volgt. Ik kom te weten dat Pieter een marathonloper is en dat Jari traint voor een ultra trailrun in Zwitserland.

Bij mijn vorige trails in Houffalize zonk de moed me al in de schoenen na 10 kilometer. Ik vond niet de goeie cadans (logisch, het is trailrunning), blies mezelf helemaal op en ik voelde de verzuring veel te snel. Vandaag moet dat anders. Mijn mantra wordt: lopen is leuk. Lopen is wat ik kan, wat ik graag doe en elke meter die ik loop brengt me sneller bij m’n doel dan elke meter die ik stap. Lopen is leuk! Lopen is leuk! Wat verderop haak ik mijn karretje weer aan bij Pieter die alleen loopt, tot hij stopt voor een eerste bevoorrading van zijn ouders. Zelf kijk ik uit naar het eerste bevoorradingspunt aan de brouwerij van Achouffe op kilometer 16. Het is daar best druk, maar de sfeer is zoals steeds gemoedelijk. Ik vul mijn water bij, steek snel wat eten in mijn mond en zie hoe Pieter mij aan een rotvaart voorbij racet. Die zie ik nooit meer terug, denk ik bij mezelf. Niks bleek minder waar. Ik vervolg mijn weg langs het water over een best goed begaanbaar pad. Een moment van onoplettendheid wordt meteen afgestraft als ik plat op mijn buik val. Mijn knie en hand zijn wat geschaafd, maar ach: als het dat maar is. Ik heb mijn les wel geleerd. Niks bleek minder waar. En ook nog steeds: lopen is leuk, zeker als dat het enige is waar je mee bezig moet zijn.
Na een paar kilometer loop ik weer samen met Pieter en zijn we vertrokken voor een heel lang avontuur samen. Pieter is met zijn 22 jaar de op één na jongste deelnemer van het pak. Hij loopt in competitieverband afstanden van 10 km tot de hele marathon. Vorig jaar liep hij in Houffalize de 36 km. Bovendien is hij ook een laatstejaars student kinesitherapie (in een sportieve context heb je daar veel meer aan dan met een leerkracht op pad te zijn). We mogen dan wel anderhalve generatie schelen, de snotneus en de oude bes vinden elkaar helemaal als (marathon)lopers onder elkaar. Als liefhebbers van het vlakke wegdek hebben we ook het ideale excuus om ons low-profile op te stellen: we zijn maar marathonlopers! Ik probeer mijn mantra ook aan Pieter op te leggen: we moeten lopen positief blijven benaderen, dat zal later nog lonen. Ik ben verder echt niet bezig met het tempo dat we per kilometer halen en met hoeveel (of hoe weinig) kilometers er al op de teller staan. In mijn hoofd ben ik nog behoorlijk fris. Hoe dan ook ben ik minder onder de indruk van de omstandigheden dan enkele jaren geleden. Mijn lichaam beaamt dat. Die positieve boodschap wil ik zeker aan mijn ouders overbrengen die samen met Niko (mijn lieve schoonbroertje) paraat staan bij de waterpost op kilometer 25. Ik krijg daar ook te horen dat ik als tweede loop en Roos als vierde. Dit is geen competitie, maar wel een bevestiging voor ons, de marathonlopers, dat we goed bezig zijn.

Hoe leuk ik lopen nog steeds vind, het is niet zonder risico. Rond kilometer 28 lopen we (weer maar eens) langs de Ourthe over een smal pad met behoorlijk wat sprongetjes en obstakels. Ik maak een onschuldige schuiver met mijn voet langs de waterkant, ik kan me nét niet vastklampen aan een boom en voor ik het goed en wel besef, glij ik op mijn buik met mijn hoofd richting de Ourthe. Hier en daar probeer ik me nog wat tegen te houden, maar er is amper houvast, de kant is te steil. Na een glijpartij van een meter of 3 slaag ik erin om met mijn voeten eerst in het water te landen. Ik krijg een stevige hand aangereikt van redders Frederik en Pieter om naar boven te klimmen. Weer wat schaafwonden rijker besef ik nu echt dondersgoed hoe snel het gebeurd kan zijn en hoe dit ook minder fortuinlijk had kunnen aflopen. Er zijn plaatsen waar je tientallen meters naar beneden glijdt en minder zacht landt. Ik voel de adrenaline weer stromen. Lopen mag dan wel leuk zijn, ik neem me voor om nog beter uit mijn doppen te kijken. Al is dat echt geen evidentie: er lijkt geen meter te passeren waarbij er niet iets uit de grond steekt, er is geen paadje (als dat er al is) zonder bult, put of steen (rots). Trailrunning is zonder meer een prachtige sport omdat je op een heel primaire manier van lopen kan genieten net omdat het een bepaalde focus vraagt.
Pieter en ik, wij blijven gaan. Elke kilometer zeggen we allebei eens dat we toch echt wel goed bezig zijn. De benen worden natuurlijk wat strammer, maar al bij al kunnen we nog steeds behoorlijke stukken lopen. Dat geeft de loper moed. Aan sfeer en gezelligheid dus geen gebrek. Als we op km 35 zitten, zeg ik al lachend dat de marathon kan beginnen. Het is nu uitkijken naar de bevoorrading van kilometer 36. Terwijl Pieters vader (die garagist is) daar bezig is een vastgereden auto uit de berm te trekken, spoelt de stagiaire-kine mijn wonden uit. Na een paar minuten zetten we onze weg verder. Het parcours kent echter geen genade. De kilometers kruipen voorbij omdat we heel wat steile stukken moeten overwinnen. Hoewel mijn compagnon best vaak struikelt, slaagt hij er altijd in om recht te blijven. Ik daarentegen ga nog een derde keer tegen de grond. Met net te weinig schwung spring ik op een betonblok waardoor ik achter de rand blijf haken en met een harde smak op het beton knal, een klap die ik opvang met mijn rechterschouder en -kaak. Het is zo’n val waarbij je je hoofd eventjes hoort kraken. Ik krijg weer een helpende hand aangereikt. Het beton is (logischerwijze) niet mals geweest voor mij. Mijn beide knieën liggen nu open, mijn schouder en gezicht bloeden. De carrosserie is met andere woorden gehavend, maar de spirit om te blijven gaan is er nog steeds. Ik neem mezelf voor de derde keer voor om nóg beter uit mijn doppen te kijken.

Stilaan begint er een dip te komen in ons aanvankelijk niet-aflatende enthousiasme. De kilometers gaan tergend traag voorbij en we hebben nog niet eens onze marathon gelopen (we kunnen het niet laten om die erbij te betrekken). Het lijf begint meer pijn te doen en het kost steeds meer moeite om dat in gang te trekken. We zijn al 5 uur onderweg. Het dringt door dat we nog een lange weg te gaan hebben. Je zou kunnen denken dat op een bepaald moment de verveling toeslaat bij een onderneming van dat kaliber. De realiteit is dat je snakt naar verveling, maar helemaal opgeslokt bent door wat je aan het doen bent: pijlen zoeken en volgen, een spoor kiezen, wat klimmen over boomstammen of over rotsblokken, heen en weer lopen, op en neer lopen, drinken, bergop stappen en naar adem happen omdat het zo steil is, niet weten hoe je een afdaling moet nemen en dan pijn hebben aan je verzuurde pikkels. Het is totaal irrelevant, maar we lopen onze marathon in 5 uur en 25 minuten.

Aan de waterpost van kilometer 46 is wederom een goede ambiance, maar ons vat is best leeg. We moeten nog 20 kilometer overbruggen. Hoe lang zal dat nog duren? Hoe lang kunnen wij nog blijven gaan? De volgende mijlpaal is die van de 50 kilometer, 6 kilometer daarna volgt dan de laatste bevoorrading. We hebben iets nodig om ons aan vast te klampen. Als kilometer 50 een feit is wordt er echter geen vuurwerk ontstoken. We vervolgen onze weg, soms naast elkaar, soms achter elkaar. We blijven wel zeggen en denken dat we goed bezig zijn. Ik probeer mijn mantra bij te stellen van “lopen is leuk” naar “lopen is efficiënt”. 100 meter lopen, al is het traag, gaat altijd sneller dan 100 meter stappen. Hoogtemeters kunnen we amper nog lopend verwerken. Met als gevolg dat we ons binnen één kilometer gemakkelijk een keer of 6 terug op gang moeten trekken. Dat doet pijn, steeds een beetje meer. Op kilometer 52 doemt plots een bekende man op uit het niets: papa! Mijn supportersteam staat op post en dat geeft toch weer een heel klein beetje vleugels. Ze schrikken wel wat van mijn beschadigde aangezicht, maar ik loop nog steeds tweede en niemand minder dan Roos Odeyn – the one and only – is de nummer 3. De marathonlopertjes rechten hun rug en gaan voor de zoveelste keer terug op pad.
Na dit aangename intermezzo krijgen we plots het gezicht te zien van de loper met het rode shirt die we al heel lang zo nu en dan voor ons uit zagen lopen. We vinden aansluiting bij Vincent die nog met een heel soepele tred loopt, uitermate positief is en trailstokken heeft. Alle tekenen die er voor ons, wannabe traillopers, op wijzen dat we hier met een ervaren ultra trailloper te maken hebben. Vincent wuift dat meteen weg. Ook bescheidenheid is een eigenschap van de trailloper: hij is namelijk niet bepaald aan z’n proefstuk toe. In december liep hij de Bello Gallico van maar liefst 160 kilometer en zelfs dat deed hij niet voor het eerst. Als je hem ziet gaan, dan denk je echt dat lopen ook na 55 kilometer nog leuk is. Vincent wordt de nieuwe metronoom. We proberen te lopen als hij loopt en vinden het veroorloofd om te stappen als hij dat doet. Bij onze laatste rivieroversteek blijkt ook hoe onervaren Pieter en ik door de Ourthe waden, alsof we vastgelijmd zijn aan de bodem, heel behoedzaam voetje voor voetje om vooral niet uit te glijden. Vincent daarentegen lijkt over water te kunnen lopen. Niet veel verder gebeurt er nog een mirakel als we zowaar een volle kilometer aan een stuk kunnen lopen. Het kost echt heel veel moeite, maar het doet ook deugd omdat je meteen voelt dat het zelfs met die ganzenpas de snelste manier is om afstand te overbruggen.
Op die manier bereiken we de laatste bevoorrading op kilometer 56. We maken dankbaar gebruik van het korte stukje asfalt dat we voorgeschoteld krijgen voor we ons weer into the wild begeven. We maken ook weer schaamteloos gebruik van Vincent als wegkapitein. Ik probeer me enkel te focussen op zijn tred, niet te veel meer na te denken en mijn kapotte benen te negeren. Ik beeld me in hoe we met z’n drieën aan een elastiek hangen en hoe die mij vooruit trekt. Helaas voel ik ook dat het elastiek achter mij onder steeds meer spanning komt te staan. Als ik achterom kijk, zie ik dat Pieter het steeds lastiger krijgt en terrein verliest. Moet ik nu verder lopen zonder mijn maatje? Moet ik stoppen en op hem wachten? Ook dat lijkt tegennatuurlijk. Ik loop, ik kan lopen, lopen is niet echt meer leuk, maar nog steeds de snelste manier om die finish te bereiken. Ik focus me dus op de weg die voor mij ligt, op het rode shirt en die fantastische rug van Vincent.
Rond kilometer 60 voelt het eindelijk alsof het einde in zicht is. Vincent heeft duidelijk nog meer overschot en loopt inmiddels een goed stuk voor mij. Al spoort hij me onbewust wel nog aan om voor de sub 9 te gaan. Er is inmiddels ook een kakelvers blik lopers over het parcours uitgeschud: de staart van de 14 km wedstrijd. Al puffend, waggelend en strompelend haal ik er nog heel wat in. Zelfs op de allerlaatste klim op kilometer 62 die er heel stevig in hakt. Ik heb amper nog kracht in m’n benen en moet zelfs twee keer halthouden om goed in te ademen en met een laatste restje moed naar boven te klimmen. Stilaan sijpelt het door dat er een einde komt aan dit waanzinnige avontuur. Met die gedachte slaag ik er nog in om een volle kilometer aan een stuk te lopen. Op de allerlaatste geaccidenteerde afdaling neem ik geen enkel risico om te vermijden dat ik nog eens tegen de grond zou gaan. Ik zie de finish, ik hoor mijn supporters roepen en fluiten. Ik kan dan ook niet anders dan met een heel grote glimlach onder de gele Arc de Triomphe door te lopen. Ik ben 2e vrouw en 26e overall in 8 uur en 53 minuten. Dit is echt te zot voor woorden!


Wat overheerst is de opluchting: het zit erop en het is gelukt. Bovendien heb ik er alles uitgeperst wat erin zat. En dan is het wachten op Pieter, die had het nog heel zwaar gehad de laatste kilometers waardoor hij noodgedwongen heel veel heeft moeten stappen. Het maakt allemaal niet uit, want ik ben apetrots op zijn prestatie. Zonder zijn gezelschap zou ik deze dag zonder twijfel een pak minder positief hebben doorstaan. En dan is het wachten op dat straffe zusje van mij. Jawel hoor, ze loopt daar zo eventjes als derde over de finishlijn! Ik heb nooit getwijfeld aan haar kunnen, ik weet dat ze kan bikkelen als geen ander, maar ik ben toch diep onder de indruk. Wat een tour de force! Achteraf hoorde ik dat ze na 6 kilometer al dacht: dit lukt nooit! Ze was niet alleen een uur langer onderweg, ze was ook helemaal op zichzelf aangewezen omdat ze amper in gezelschap had kunnen lopen. Nog helemaal high van alle emoties staan we daar dus met ons tweeën te blinken (en stinken) op het podium, een scenario waar we zelfs in onze stoutste dromen geen rekening mee hadden gehouden.

Wat gebeurde er trouwens met Seppe? Die miste als koploper van de race een pijl en kwam daardoor ongewild op het parcours van de 47 km wedstrijd terecht (die hij officieus won). Toch wel een kleine domper op de feestvreugde. Toen Roos en ik finishten was Seppe al lang terug in hometown Herent waar hij ook al 40 kilometer was gaan fietsen. Ik zei dat er drie Odeynen aan de start stonden, eigenlijk waren het er de volle vier. Omdat onze zus Marike zo intens met ons heeft meegeleefd. Omdat zij een onmisbare schakel is bij de uitvoering van al die wilde dromen. Omdat we zonder haar nooit compleet kunnen zijn. Het is zoals de drie musketiers die eigenlijk ook met vier waren.
Voor de start zei Roos met een lachje: denk eraan, good vibes only! De dikke knipoog moet je er zelf bij denken, want ik heb een hekel aan die quote (als in: zo werkt het niet in het leven). Nu overweeg ik toch om die in het groot en breed in huis op te hangen. Misschien moet ik hem zelfs op m’n arm laten tatoeëren. Soms is het wel degelijk zo simpel. Alleen ontstaat die positieve ingesteldheid niet op commando. Je moet zelf de omstandigheden creëren waarin de goede vibes toonaangevend zijn. Ik heb die in de eerste plaats te danken aan de afleiding die ik vond bij mijn loopmaatje van de dag. Ook heb ik geleerd van mijn vorige deelnames in Houffalize dat het weinig zin heeft om te foeteren op de bergen. Daardoor kon ik met momenten oprecht genieten van alles wat we onderweg hebben gezien en meegemaakt. De Ardennen zijn adembenemend mooi. We hebben panoramische uitzichten gehad waar geen postkaart tegenop kan. We hebben wandelwegen belopen waar ik me anders nooit aan zou wagen.
Ik vind het moeilijk om deze ervaring te vergelijken met een marathon lopen of deelnemen aan de Hel van Kasterlee. In mijn ervaring is het grote verschil met de duurinspanning van de marathon of van een eindeloze winterduatlon dat die monotoner van aard zijn. De voorspelbaarheid ervan ligt wat hoger. Je kan op voorhand en tijdens de race beter anticiperen op mogelijke obstakels (zowel mentaal als fysiek). De pijn van je verzuurde benen neemt gestaag toe, maar het blijft wel dezelfde pijn. De strijd die je voert in je hoofd is eveneens redelijk onveranderlijk. Je moet en zal blijven lopen (of fietsen) en dat is zonder meer kei hard afzien. Trailrunning is de sport van 50 shades of afzien. Tijdens een trail besef je dat “afzien” zich aandient in diverse veranderlijke verschijningsvormen. Afzien is: overal in je lijf rare pijntjes hebben en dan beseffen dat je nog een lange weg te gaan hebt. Afzien is: je wil nog steeds vooruit. Afzien is ook: lopen en dan plots een berg moeten beklimmen met rotsachtige uitstekers. Afzien is: willen lopen, maar niet kunnen. Afzien is ook: kunnen lopen, maar niet willen. Afzien is: een kilometer verdelen in 10x 100 meter en dan ook 10x verrast zijn met wat je voor de voeten krijgt. Afzien is ook: blij zijn dat het branderige gevoel van de schaafwonde op je knie de verzuring tijdelijk verdringt. Afzien is: dat je eigenlijk niet meer weet hoe je je voelt.
Tot slot kreeg ook het begrip “doorzetten” voor mij een bredere invulling. Je bent geneigd om bij doorzetting te denken in termen van vechten, strijden en knokken. Het is echter onmogelijk om uren aan een stuk in vechtmodus te zijn. Tijdens een trail ervaar je dat doorzetten vooral ondergaan is. Je neerleggen bij het feit dat wat je aan het doen bent zwaar is. Aanvaarden dat je lichaam en geest het lastig hebben. Je moet niet in de clinch willen liggen met de berg of de grilligheid van het landschap (die strijd win je immers nooit), maar het laten begaan. Een dikke vette les in go with the flow, ook als er heel weinig flow blijkt te zijn. Om er meteen een les mindfulness bij te gooien: door die houding zat ik ook veel meer in het moment. Als ik het zwaar heb tijdens een marathon dan zoek ik de afleiding buiten datgene waar ik mee bezig ben. Nu was de tocht zelf de afleiding. Wat ik heb meegemaakt tijdens die 8 uur en 53 minuten in Houffalize is zonder meer een rijke en onvergetelijke ervaring. Dit is uiteindelijk waarom ik loop: om herinneringen te maken, grenzen op te zoeken, om op avontuur te gaan en dat te kunnen delen met ieder die mijn pad kruist. Mocht je er nog aan twijfelen: lopen is leuk. Juist om die reden is de droom van de 100 kilometer nog even levendig.

Nog enkele weetjes:
- er stonden 114 gekken aan de start van de 68 km, waaronder 8 vrouwen, 96 deelnemers haalden de finish
- een diepe buiging voor de Luxemburgse Shefi Xhaferaj die amper 7 uur en 10 minuten nodig had om 68 km af te haspelen, wat een vrouw!
- we staken in totaal 4x de Ourthe over, de ene keer al langer en dieper dan de andere, Pieter en ik liepen ook 2x verkeerd
- in vogelvlucht waren we op het verste punt slechts een kilometer of 12 van Houffalize verwijderd, kan je nagaan hoeveel lussen en kronkels we hebben gemaakt
- oh ironie 1: één van de eerste gesprekken met Pieter ging over de vele hoogtemeters van de Paris marathon, dat zijn er zeker 100!
- oh ironie 2: tijdens een trail run hard ten val komen op een betonblok
- ik ben een fan van de reeks Earth’s Greatest Rivers, na tientallen kilometers langs en dito uitzichten op de Ourthe vind ik dat die rivier echt een eigen documentaire verdient
- ik dronk onderweg 5 liter en at relatief weinig: 2 repen Clif bloks (het equivalent van 4 gels) en 4 sneetjes peperkoek
- bij de bevoorrading op km 36 maakte Pieter een plaspauze, mannen kunnen volgens hem altijd plassen
- op sommige plekken kruisten heel wat wandelaars ons pad, die staarden mijn geschaafde en vuile kop wel eens raar aan (begrijpelijk)
- Marike zei na afloop heel stellig dat we haar nooit zullen kunnen overtuigen voor een trail run van dit formaat
- Running Up That Hill van Kate Bush is voor eeuwig en voor altijd verbonden met Houffalize
- de wondzorg van de EHBO-post liep een jaar of 20 achter, ik kreeg niet meer dan wat ontsmetting en moest smeken om een pleister, gelukkig hebben wij in de familie heel wat expertise in de hoedanigheid van mijn schoonzus Valerie
- de actiefoto’s die Sportograph onderweg nam, lijken een zombie-filter te hebben: zowel Roos als ik zagen asgrijs en nooit eerder hadden we zo’n uitgesproken nekspieren
- dit verslag schrijven kostte me veel meer tijd dan de trail lopen, ik had tijd nodig om alles te reconstrueren en op te schrijven (je maakt zoveel mee!), maar ook om onder woorden te brengen wat dit voor mij betekent