Marathonpraat – Plan Parijs #1

Over welgeteld 40 dagen sta ik aan de start van de Paris Marathon. 42,195 kilometer lopen door de stad waar ik zo graag vertoef. 4 dagen doorbrengen met mijn zussen, mama en tante. Mijn 2e marathon in Parijs, mijn 10e marathon tout court. Tot zover de cijfers. Na mijn succesvolle debuut in de Hel rolde ik dus voor ik het goed en wel besefte in een volgende marathonvoorbereiding. Zoals ik in januari (maand van de trap) al luidkeels verkondigde zou ik die voorbereiding nu eens echt verstandig aanpakken om volop te kunnen genieten van mijn looptocht door Parijs. Ik zou leren van de missers en foutieve inschattingen die ik al beging. Ik zou me niet blindstaren op een snelle tijd. Ik zou de voorbeeldleerling van de marathonklas zijn. Ik zou kortom het ideale voorbereidingstraject afleggen. Tot zover de theorie.

Dat doordachte Plan Parijs laat zich in de realiteit echter minder gewillig vorm geven dan het utopische idee dat in mijn hoofd zit. Pijnpunt nummer 1 is het feit dat ik nog steeds worstel met een evenwicht vinden in mijn trainingen. Tegen mijn leerlingen zeg ik altijd dat het de kwaliteit is die telt en niet de kwantiteit. Ik wil niet dat ze een blad vullen met woorden, maar een goede tekst schrijven. Tot op zekere hoogte gaat dit ook op voor marathonvoorbereidingen: de focus moet liggen op trainingskwaliteit. Om een maximaal effect te hebben van je trainingen moet je ook rust inbouwen. Niet gewoon lopen om te lopen onder het mom van hoe meer, hoe beter. Doordacht trainen houdt ook in dat elke kilometer op de één of andere manier een doel moet hebben. Enter de stress. Bovendien mag de kwantiteit dan wel niet primeren, maar is die ook niet verwaarloosbaar. Ik ben er namelijk ook van overtuigd dat je in voorbereiding van een marathon wel net iets meer kilometers moet afleggen dan wat als normaal geldt.

Dat brengt me bij pijnpunt nummer 2: wat is een normaal aantal kilometers en wat is dan (te) veel kilometers maken? In oktober en november trainde ik tussen de 15 en 20 uren per week. Ik had met andere woorden een halftijdse job aan mijn sportieve inspanningen. Hoe ik eind oktober de marathon van Brussel zou doorkomen, was voor mij een vraagteken. Verbazingwekkend goed, was het antwoord. Het merendeel van mijn trainingstijd bracht ik door op de fiets. Ik liep geen intervals en trainde niet op een bepaald tempo. Naar mijn gevoel liep ik de marathon van Brussel met een bescheiden aantal loopkilometers in de benen en zonder specifieke marathonvoorbereiding. Het was een extraatje om vertrouwen op te doen. Mijn voorbereiding voor Brussel berustte op een stevige basis en kan ik niet als referentie nemen omdat die kaderde binnen een groter geheel. Ik trainde toen immers om een marathon af te leggen met daartussen een mountainbikerace van +100 kilometer. In december voelde ik dat ik progressie had geboekt. Mijn sterke afsluitende loopnummer in de Hel toonde aan dat die honderden uren voorbereidingstijd hun vruchten hadden afgeworpen. Om een goede vorm te bereiken, lijkt die hoeveelheid dus de norm geworden. In mijn hoofd wringt het nu langs alle kanten dat ik minder aan het trainen ben dan wat ik in het najaar deed.

Pijnpunt nummer 3 is mijn CPC-trauma dat een schaduw werpt over mijn trainingen van de laatste weken. Welgeteld één jaar geleden blesseerde ik me namelijk tijdens de CPC Loop (halve marathon in Den Haag). Ik kan me nog levendig voor de geest halen hoe onverschrokken ik vorig jaar op mijn doel afstormde. Ik herinner me nog te goed hoe ik dat plotsklaps allemaal kwijt was toen ik na 3 kilometer in Den Haag niet meer op mijn linkerbeen kon steunen. In al mijn enthousiasme was ik doof en blind voor de knipperlichtjes in mijn dashboard. Het gevolg daarvan is dat ik nu overgevoelig ben voor de mogelijkheid van zo’n alarmsignaal. De schrik zit er soms zo in dat ik niet meer recht voor me door de voorruit kijk, maar me blind staar op wat er mogelijk kan oplichten in dat dashboard. Er gaan dan fantoomlampjes branden. Ik heb serieus al overwogen om de CPC komende zondag aan een gezapig tempo van 10 km/u te lopen en ook om te stappen op het deel waar ik vorig jaar bijna in elkaar zakte. Dit toont meteen aan hoe irrationeel dat gevoel is. Het is een proces waar ik door moet om er weer sterker uit te komen.

Je zou kunnen denken dat ervaring de nodige geruststelling biedt. Dat is ook wel zo. Ook uit de ervaring van wat er zoal (grondig) mis kan lopen, heb ik lessen getrokken. Ik weet wat ik aankan en wat ik mag verwachten. Wat mijn Plan Parijs ook moge wezen, ik kan een marathon lopen. Schreef ik niet dat er niet één juist marathonplan is? Hoog tijd dat ik mijn eigen marathonwijsheden nog eens raadpleeg! Paris, just do it: om het met de woorden van een bekend sportmerk te zeggen.

 

 

Marathonpraat – Wat we kunnen leren van iconische marathonvrouwen

Er was eens een Griek met de poëtische naam Pheidippides. Zo’n 2500 jaar geleden liep hij van Marathon naar Athene, sprak de woorden gegroet, we hebben gewonnen om vervolgens dood neer te vallen. Een sterk verhaal, maar historici zijn het er over eens dat we het met een flinke korrel zout moeten nemen of dat er zelfs helemaal niets van aan is. De afstand tussen Marathon en Athene bedraagt bovendien slechts 35 kilometer. Onze mythische 42,195 kilometer is officieel sinds de Olympische Spelen van Londen in 1908. Toen werd de afstand verlengd naar 26 mijl opdat de lopers voorbij de koninklijke tribune in Windsor Castle zouden passeren. Wat Pheidippides al dan niet presteerde is knap, maar niet grensverleggend. De echte helden van de marathon zijn vrouwen: de Amerikaanse Roberta Bobbi Gibb en Kathrine Switzer drukten hun stempel op de geschiedenis door in de jaren 60 illegaal een marathon te lopen. Een rebelse daad die ons heel wat wijze lessen bijbracht.

Vrouwen mogen ook groots dromen
Zowel Bobbi Gibb als Kathrine Switzer zijn twintigers in de jaren 60. Het pad dat voor hen is uitgestippeld is dat van de onderdanige huisvrouw. In 1964 ziet de avontuurlijke Bobbi Gibb voor het eerst anderen lopen tijdens de Boston Marathon. Dat raakt haar: something deep inside fell in love with it. Een vonk ontspringt, de droom ontstaat. Daags na die ervaring begint ze te trainen voor de marathon. In tijden waarin het niet gebruikelijk is dat je op straat loopt, trekt Bobbi de bergen in. In tijden waarin er amper informatie beschikbaar is over verantwoorde trainingsopbouw, laat staan Start to Run, loopt Bobbi meermaals ruim 40 mijl op training: een heel vette marathon dus. Ze bewijst hiermee tegenover zichzelf dat ze de afstand aan kan en ze laat haar droom niet verwoesten door het feit dat alleen mannen officiële marathons mogen lopen.

Vrouwen kunnen ook een marathon lopen
Twee jaar later schrijft de 23-jarige Bobbi de organisatie van de Boston Marathon aan. Die is onverbiddelijk: vrouwen mogen in wedstrijdverband maximaal 1,5 mijl lopen. De marathonafstand kunnen vrouwen fysiek niet aan. Bobbi krijgt geen startnummer. Dat sterkt haar overtuiging dat ze een statement moet maken voor alle vrouwen die niet hun eigen leven mogen leiden. Op 19 april 1966 verstopt Bobbi zich in een struik aan de start van de Boston Marathon in Hopkinton. Ze draagt een zwart badpak met daarover een veel te grote bermuda en een blauwe sweater van haar broer. Ze glipt mee met de menigte, maar zelfs met een kap over haar hoofd wordt ze na enkele minuten herkend als vrouw. Bobbi vreest dat ze uit de race gezet zal worden. Niets is minder waar: ze wordt aangemoedigd door de mannelijke lopers en die willen haar vooral niet beletten om te finishen. Halverwege de race krijgt ook de pers notie van de vrouwelijke deelnemer.

In zware omstandigheden kan je boven jezelf uit stijgen
Bobbi finisht uiteindelijk in een verbluffend snelle 3:21:40. Ze dronk onderweg geen druppel water en durfde pas op het einde haar veel te warme trui uit te trekken. Bovendien liep ze nooit eerder lange afstanden op asfalt. Haar veel te stugge schoenen veroorzaken bloedende blaren. Ze wordt onthaald als een heldin en pronkt op de hoofdpagina van de krant. Een jaar later mogen vrouwen echter nog steeds niet deelnemen aan marathons. De 20-jarige Kathrine Switzer schrijft zich in 1967 met een genderneutrale naam in om toch aan de start in Boston te kunnen staan. Een official die haar bedrog tijdens de race opmerkt wil haar hardhandig aan de kant houden, maar Kathrines vriend Tom tackelt hem. Een foto die toont hoe er geduwd en getrokken wordt, maakt van Kathrine een beroemdheid. Ze haalt de finish als eerste officiële vrouw. Ook Bobbi liep dat jaar de Boston Marathon, zij koos weer voor een niet-officiële deelname. Het duurt uiteindelijk tot 1972 tot vrouwen mogen deelnemen aan marathons.

Lopen stimuleert je geest
Zowel Bobbi als Kathrine zijn intelligente vrouwen. Kathrine heeft een diploma journalistiek op zak, schreef in 2007 het boek Marathon Woman (shame on me dat ik het nog niet las) en ze becommentarieert loopwedstrijden op televisie. Bobbi werd na haar marathondebuut met een diploma filosofie en wiskunde geweigerd om een opleiding aan de medische school aan te vatten omdat ze te knap was. Haar aanwezigheid zou de uiteraard mannelijke medestudenten afleiden. Ze haalde uiteindelijk nog een diploma rechten en werkte als advocaat. Inmiddels bouwde ze ook een carrière uit als kunstenares. Het zal niemand verbazen dat ze strijdt om een beeldhouwwerk van een lopende vrouw langs het parcours van de Boston Marathon te krijgen, waar nu enkel mannelijke lopers te zien zijn.

Lopen is voor het leven
In 2017 liep Kathrine opnieuw de Boston Marathon, welgeteld 50 jaar na haar debuut. Jawel, op 70-jarige leeftijd dus. Ze kreeg startnummer 261 toegewezen, dat ze ook droeg bij haar deelname in 1967. De organisatie besliste dat jaar om het nummer 261 in de komende edities niet meer uit te reiken. Ook de 76-jarige Bobbi loopt nog. Misschien wordt niet iedereen als loper geboren. Misschien zijn we wel allemaal lopers. Ik kan alleen maar hopen dat er een beetje Bobbi en Kathrine in mij zit.

Loperspraat – Januari is de maand van de trap

Er gebeurde weinig spectaculairs in januari, maar toch was het een uitdagende maand. In eerste instantie zorgde het winterweer ervoor dat zelfs ik er wel eens minder goedgemutst op uit trok. Ik kreeg het idee dat de weergoden mij genadeloos afstraften voor mijn positiviteit over het winterweer. Werkelijk alles passeerde de revue: regen, wind, sneeuw, koude en als kers op de taart kreeg ik maandag nog een fikse hagelbui over me heen. Een andere uitdaging was om na de drukke voorbereidingsmaanden voor de Hel weer een normaal sportritme te vinden. Het kostte tijd in mijn hoofd om in te zien dat mijn norm van een normaal sportregime wat verstoord was. Ik kon de vrijgekomen tijd dus niet meteen omarmen omdat ik de intensieve trainingen en het gevoel om toe te leven naar een groots doel miste. Inmiddels is mijn sportkompas helemaal afgesteld op de marathon van Parijs die al over 10,5 week op het menu staat.

Toen ik dat eenmaal helder voor ogen had, kwam ik tot de conclusie dat de trap centraal stond in januari. Zowel in letterlijke als figuurlijke zin. Ik zocht en vond namelijk een geschikte trap om de de oefeningen die ik van mijn kinesitherapeut kreeg uit te voeren. Het zit zo: mijn lichaam kent geen geheimen voor kine Kathelijn. Iets camoufleren of verstoppen is onmogelijk. Zij weet als geen ander de zwakke plekken in mijn lijf aan te duiden. Naast mijn rug die af en toe wat aandacht opeist, bleek de sprongkracht en explosiviteit in mijn enkels te wensen over te laten. Lopen is een symmetrische sport, maar mijn linkerbeen bakt er beduidend minder van dan mijn rechter, dat ook al ondermaats presteert. Die scheve situatie moet ik dus zien recht te trekken. Bij de trapoefeningen moet ik vinnig en explosief (alles wat ik dus niet ben) in verschillende tijden de trap op springen: op twee benen of hinkelend. Dat is op z’n zachtst gezegd pittig, maar ik ben een voorbeeldige patiënt en ik neem mijn oefeningen heel serieus. De trap dus: op en af, opnieuw en opnieuw.

Mijn doel is simpelweg om me zo goed mogelijk voor te bereiden op de marathon in Parijs. Ik bekijk het zo: ik sta nu aan de voet van een trap met uitzicht op een sportieve uitdaging. De vraag is hoe ik die best kan op lopen om niet half struikelend, volledig uitgeput en buiten adem boven te komen. In het dagelijks leven heb ik namelijk al eens de neiging om de trap haastig met twee passen tegelijk op te lopen. Ook bij sportieve doelen kwam ik al eens in de verleiding om onbezonnen naar boven te sjezen. Ik miste onderweg al eens een trede, maar dat had niet meteen dramatische gevolgen. Je vergroot wel de kans op een accident de parcours, waarbij je lelijk valt en je flink bezeert. Het is dus verstandiger om met kordate pas beheerst de trap te bestijgen. Uiteraard moet je je niet angstvallig aan de leuning vastklampen, zo lang die wel binnen handbereik is. Ik probeer nu dus op die manier naar Parijs toe te werken. Mijn basisconditie is al meer dan degelijk. Om de houvast te vergroten, voegde ik ook weer stabiliteitsoefeningen toe aan mijn programma. Die doe ik bij voorkeur trouwens in het bos: dat is zoveel aangenamer dan binnen op een matje.

img_3700

Moet het nu dan allemaal veilig? Mag er dan helemaal niks zots meer? Natuurlijk wel! Af en toe moet het hard en roekeloos gaan, onbesuisd naar boven of beneden vlammen: ook dat is training. Op 6 januari liep ik mijn eerste wedstrijd van het jaar: de Naturarun in Holsbeek, goed voor 18 kilometer onvervalst trailplezier. Na mijn overdosis modder in de Hel had ik het op de fiets wel gehad met de nattigheid. Die vlieger gaat echter niet op voor lopen. Het was modderig en ook de hoogtemeters van het Chartreuzebos waren niet van de poes. Een glibberige valpartij in de laatste kilometers konden niet beletten dat ik als vierde eindigde en daar was ik meer dan tevreden mee. Ook Roos doorstond het slijk en de hoogte met glans. In juli lopen we de 36 km La Chouffe trail, dus nu voeren we op regelmatige basis gezamenlijke trailtrainingen in. Afgelopen zondag liepen we ruim anderhalf uur in de regen door datzelfde Chartreuzebos. We improviseerden de route op goed geluk bij elkaar, testten een nieuwe techniek uit om recht te blijven op een schuine modderkant en we genoten van de natuur met volle teugen. Roos is zo’n aangenaam gezelschap dat ze haar geld zou kunnen verdienen als professionele loopcompagnon: de Roos Running (of Running Roos?) bvba. Al zouden haar overgevoelige schenen niet zo gelukkig zijn met die carrièreswitch.

Goed gezelschap vond ik trouwens ook onverwacht op wat de enige zonnige fietsdag van de maand bleek te zijn. Op een zaterdag werd ik geheel toevallig ingehaald door niemand minder dan de duivel van Kasterlee, door mij beter gekend als mijn broer Seppe. Al was het scenario nu anders dan in Kasterlee: we reden langer dan een seconde samen. Het werd een echte fietstocht waarbij Seppe me een prachtige toer voorschotelde. We hadden meer dan genoeg gespreksstof om bij te praten. Ik vertoefde trouwens ook in mooi gezelschap op de marathonlijst van Runner’s World. Mijn 3:24:27 die ik in oktober liep in Brussel was goed voor een 85e plaats bij de Belgische dames. Het viel me op dat er opvallend veel Jokes in die lijst staan. Februari belooft in ieder geval nog meer familiaal sportplezier. Zondag zak ik af naar de Kempen voor een sportieve dag met Marike en Peter. Zij hebben ook een heel mooie trap. Dat opent perspectieven.

Marathonpraat – De Mooiste Marathon van Michel Butter

Vlak voor mijn derde marathon raadde Seppe een documentaire aan over de Nederlandse topatleet en marathonloper Michel Butter. Om alvast in de sfeer te komen, zei hij. Ik verheugde me op euforische beelden en motiverende praatjes over het koningsnummer van de atletiek zodat ik me helemaal klaar zou voelen. Seppe heeft een verfijnde en uitgesproken smaak. Hij durft tegen de stroom in te gaan. Dat is ook wat De Mooiste Marathon (2Doc) typeert. Centraal staat de Amsterdam marathon die Michel Butter liep in oktober 2015. Butter was vastbesloten om zich op die bewuste 18 oktober te kwalificeren voor de Olympische Spelen van 2016. Om dat doel te realiseren mag hij niet trager dan 2:11:00 lopen. In mensentaal: hij moet de marathon van zijn leven lopen.

Het bevreemdende beginbeeld van de documentaire zet meteen de toon: je ziet een zwaar ademende Michel Butter die al zittend voor de camera tegen een witte achtergrond zijn gloriemoment op de Amsterdam marathon in 2012 herbeleeft. Hij liep toen een toptijd van 2:09:58, de derde snelste Nederlandse marathontijd ooit. Niets minder dan sportgeschiedenis. Drie jaar later hoopt Butter zich tijdens diezelfde marathon te kwalificeren voor de Spelen in Rio. Hij heeft dus een minuut speling op zijn recordtijd. Als gewone mens denk je dan dat een heel haalbare kaart is. Butter heeft echter een bewogen jaar van blessureleed achter de rug, waardoor het maar de vraag is of hij fit genoeg zal zijn om in de buurt te komen van zijn record. En voor wie het nog niet wist: de marathon is een verraderlijk ding waarbij 60 seconden over 42,195 kilometer in een vingerknip zijn kwijtgespeeld.

In De Mooiste Marathon wisselt regisseur Geertjan Lassche beelden van die bewuste oktoberdag in 2015 af met fragmenten uit een interview met Michel Butter en diens coach Guido Hartensveld. Ieder afzonderlijk doen ze het relaas van de voorbereiding op en ervaring van die dag. Als kijker lijk je in het hoofd van de atleet te kunnen duiken. Je kruipt mee in de marathontunnel en hyperfocus. Butter is oprecht en neemt zijn tijd om na te denken alvorens vragen te beantwoorden. Die stiltes sneuvelden niet in de montage en juist dat maakt deze docu zo uniek. Het isolement van de topsporter springt er in dit portret uit. Butter bevestigt dat je als topsporter egoïstisch moet zijn. Zijn vriendin Inge is eveneens een atlete. Buiten de sport heeft hij geen vrienden. Dit leventje past hem als een jas om het met de woorden van coach Guido te zeggen. We zien hoe Butter zich op zijn Mooiste Marathon voorbereidt. Hoe hij obsessief de drinktuiten van zijn bidons uittest. Hoe hij tot op de gram zijn ontbijtgranen en yoghurt afmeet. Ook het onvermijdelijke blessureleed komt ter sprake. Butter beschrijft hoe pijnlijk het was om door een stressfractuur aan zijn heup weken niet te kunnen lopen. Hij kan niet doen wat hem intens gelukkig maakt.

We maken ook kennis met de wonderboy in z’n jonge jaren. Ruim 10 jaar geleden maakte hij furore in de veldlopen: een jochie met oorbelletjes, geblondeerde piekjes en vooral heel veel attitude. Volgens zijn coach kan je talent bij een atleet herkennen zonder hen een pas te zien lopen. Een kampioen is een persoonlijkheid die zelfvertrouwen uitademt. Butter geeft onomwonden toe dat hij altijd al de beste wilde zijn in alles. Op de vraag of hij dacht dat hij God was, is het antwoord dat hij dacht onoverwinnelijk te zijn. Waarop hij schamper lacht: dat is nu even anders. De tijden veranderen. Door de jaren heen is de klootzakkerige vedette volwassen en minder stoutmoedig geworden, aldus de coach. Als kijker knap je niet af op het arrogante imago van de jonge Butter. Je kijkt naar een intelligente kampioen van vlees en bloed. Topatleten mogen dan een ras apart zijn, uiteindelijk zijn het ook maar mensen.

In blokken van vijf kilometer zie je hoe Butter aanvankelijk vlot op schema ligt om zijn doel te halen. Coach Guido volgt hem minutieus op via de motor. Het begint te motregenen. De marge wordt steeds krapper. De nervositeit neemt toe. Voor dit soort situaties is het woord bloedstollend bedacht. Nog meer nervositeit. Op drie kilometer voor de finish schreeuwt de coach zijn pupil toe 3 x 3″04′ en we hebben hem! Een verschroeiend tempo dat Butter nét niet kan aanhouden. Zijn laatste kilometer moet hij afleggen in 2″59′. Voor de goede verstaander: dat is 20 kilometer per uur en dat na 2 uur strijd op het allerhoogste niveau. De finish in Amsterdam ligt, net zoals de start, in het Olympisch stadion (oh symboliek!). Butter komt de arena binnengestormd en perst werkelijk alles uit zijn tengere loperslijf. Geen ereronde, maar een lijdensweg. De klok tikt onverbiddelijk verder richting 2:11. Je blijft met elke vezel van je lijf hopen dat hij het wonder boven wonder nét wel gaat halen. Butter finisht in 2:11:08. Acht seconden. Acht seconden weerhouden Butter van Rio. Hij stort in elkaar en weet dat hij te traag was. Acht seconden. De marathon was 45 meter te lang.

De vraag is dan waar en hoe die acht seconden verloren zijn gegaan. Nergens volgens Butter. Hij heeft zichzelf en zijn trainer niets te verwijten, dat zegt hij na de eerste emotie en ontgoocheling. Sterker nog: hij bestempelt deze marathon prompt als zijn Mooiste Marathon. Hij schat zijn comeback-marathon dus hoger in dan zijn snelste en historische tijd uit 2012. Er is meer. ’s Avonds brengt Butter met zijn entourage een toost uit. Hij heeft heuglijk nieuws: in april zal hij vader worden. Of hoe het belang van topsport ook meteen gerelativeerd kan worden. Coach Guido reageert emotioneel. Butter is inmiddels 33 jaar (mooie leeftijd) en leeft nog steeds volop voor zijn sport. Hij volgt trainingsstages in Kenia en hanteert ook in zijn Nederlandse woonplaats Castricum de Keniaanse trainingsprincipes en levensstijl. Zijn Olympische droom is nog levend. Tokyo 2020 is zijn laatste kans. Hij gelooft dat hij nog eens onder de magische grens van 2:10 kan duiken. Dochter Milou is zijn trouwste supporter. Op beelden van de Amsterdam marathon 2018 is te zien hoe ze in een reflex haar papa gaat troosten die uitgeteld aan de finish ligt.

Afgelopen weekend won Seppe voor het derde jaar op rij het combi-klassement in de Nederlandse badplaats Egmond. Hij reed op zaterdag heel hard met de mountainbike over het strand in de beachrace en wist op zondag zijn directe belagers af te houden tijdens een halve marathon met fikse windvlagen. Hoe dat verliep kan je hier lezen. Twee jaar geleden kwam Seppe in Egmond voor het eerst oog in oog te staan met zijn idool Michel Butter. Die is doorgaans nog een stukje sneller dan hij, maar hij rijdt natuurlijk niet met de fiets. Ik weet niet in welke mate er woorden zijn uitgewisseld. In ieder geval liet Seppe me weten dat Butter afgelopen zondag heeft opgegeven. Toen ik in oktober 2017 zelf de Amsterdam marathon liep, kon ik natuurlijk niet anders dan denken aan Butters finish. Het stak voor mij niet op acht seconden meer of minder. Bekijk De Mooiste Marathon eens als je een keer echt tijd hebt om er goed voor te gaan zitten. Als ik iemand de Olympische Spelen van harte toe wens (mijn broer buiten beschouwing gelaten) dan is het Michel Butter wel. Om hem het laatste woord te geven: dit is wie ik ben, dit maakt mijn leven bijzonder.

 

De race – Brussels marathon oktober 2018

Zondag 28 oktober 2018 liep ik mijn derde Brussels marathon in koude temperaturen. Het werd een hartverwarmende editie. De derde keer was in dit geval weer een goede keer.

  • De cijfers: marathon n° 9 gelopen in 3:24:27, mijn derde snelste race
  • De voorbereiding: wegens blessureleed in het voorjaar bouwde ik gestaag en verstandig op, ik liep een beperkt aantal kilometers in vergelijking met andere marathonvoorbereidingen en ik taperde als nooit tevoren
  • De race: ik genoot van het parcours en concentreerde me op dat loopplezier, de hoogtemeters waren pijnlijk voelbaar, maar kregen me niet klein
  • De herinnering: de momenten met Roos voor en na de race, de kilometers met mijn ouders op de fiets aan mijn zijde en de finish in het Jubelpark

Wat vooraf ging
Alles wat op deze blog verscheen, kan op de één of andere manier gelinkt worden aan mijn voorbereiding van deze marathon. Heel korte samenvatting: in april miste ik de marathon van Rotterdam door een blessure. De impact daarvan eiste zowel op mentaal als fysiek vlak zijn tol. Ik zat aan de grond en kon op een bepaald moment niet eens meer geloven dat ik ooit nog normaal zou kunnen stappen, laat staan marathons lopen. Als ik terugdenk aan die periode is het moeilijk om mezelf te herkennen in het zielig mensje dat te vaak uitgeput in de zetel lag te snikken. Ik probeerde mijn rug te rechten, werkte hard aan mijn herstel en kon stilaan weer beginnen lopen en dromen. Hoewel ik genoot van mijn herwonnen bestaan als loper, hing de angst voor een blessure als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd. Toen ik in augustus begon te mountainbiken en ook andere sportieve plannen kon smeden, werd het duurbeest in mij wakker en kwam stilaan het zelfvertrouwen terug. Brussel is een graag gezien decor van mijn loop- en fietstrainingen en daarom dus een logische keuze om er mijn enige marathon van dit jaar te betwisten. Hoe herfstiger het werd, hoe ongeloofwaardiger het mij leek dat ik echt een marathon zou gaan lopen. Daar waren de twijfels en onzekerheid weer.

Vlak voor de start
Dankzij het winteruur kreeg ik een uur nachtrust cadeau. Ik voel me uitgeslapen als om 5 uur de wekker gaat. Mijn ontbijt bestaat uit geroosterd brood met honing en een havermoutpannenkoek. Op de fiets naar het station wakker ik de adrenaline al wat aan door hard mee te zingen met Feel the magic in the air. Rond 8 uur zijn Roos en ik in het Jubelpark. De kleedkamer en provisoire wachtruimte bevinden zich in Autoworld. Een half uur voor de start krijgt Roos telefoon van mama die al paraat staat bij het eerste bevoorradingspunt rond kilometer 16 in Watermaal-Bosvoorde. Hoog tijd dus om mijn bagage af te geven, nog een dixi op te zoeken en richting startvak te gaan. Ik heb geen specifieke richttijd, maar vindt het wel gepast om in het startvak van 3:30 plaats te nemen. Het voelt nog steeds onwerkelijk dat ik nu echt een marathon ga lopen.

IMG_2559
Tijd om het startvak in te gaan en mijn warme trui uit te trekken.

De race
De eerste kilometers lijk ik zoals steeds te vliegen. De tapering heeft z’n werk gedaan, want de loophonger is groot. Uit mijn kilometertijden blijkt dat ik effectief een vliegende start heb genomen en dat de benen er zin in hebben. In mijn hoofd blijft het nog steeds een vreemd idee dat ik een marathon ga lopen. Het lijkt de 20 km van Brussel, maar dan zonder de warmte en massa lopers. Rond kilometer 8 loop ik Ter Kamerenbos in, wat ook wel Ter Badkamerenbos genoemd kan worden vanwege de vele mannen (tja) die het beschouwen als een toiletruimte. Het is groen en gaat heel de tijd op en neer: dit moet Brussel zijn. De eerste saaiheid slaat toe. Ja, ik ben dus een marathon aan het lopen. Als ik het bos uit ben, kan ik beginnen aftellen naar mijn eerste supporterspunt. Mama en Roos staan rond kilometer 16. De kilometer die ik naar hen toe loop, gaat bergaf en is niet toevallig de snelste kilometer (4’22”!) van mijn marathon. Van heel ver roepen ze mij aanmoedigingen toe. De Vorstlaan is bij deze wakker.

IMG_2574
50 meter gelopen en er heeft er eentje zin in.

Mama volgt me verder met de fiets. Het enige wat me zorgen baart, is het feit dat mijn sportgels me nu al slecht bevallen. Mijn lichaam schreeuwt hard nee! bij de gedachte dat er een gel of sportdrank in moet. Ik zit nog niet eens halverwege dus drinken en eten zijn een must. Dat wordt werken. Rond kilometer 20 wacht een kuitenbijter van formaat. Ik ken hem als geen ander en blaf dus vrolijk terug. Wat later word ik aangenaam verrast door mijn papa die plots komt langs gefietst op de mountainbike. Perfecte timing, want ik bereik net De Lus in Tervuren. Afleiding en gezelschap zijn meer dan welkom. De stukken bos zijn zoals verwacht zwaar. Het gaat continu berg op en af. Van een gladde asfalt kan ik slechts dromen. Ik slaag er wel in om nog een behoorlijk tempo te lopen terwijl ik met papa praat. De gels blijven echter voor protest zorgen in mijn buik. Ik probeer er niet te veel aandacht aan te besteden om het interne conflict niet op de spits te drijven.

Zo liep ik dus rond kilometer 30 door Tervuren geflankeerd door mijn beide ouders op de fiets. Dat heet dan zondags samenzijn op z’n Odeyns. De zon komt er zelfs door als ik de Tervurenlaan op loop richting kilometer 35. Nu gaat het in een rechte, maar oplopende lijn richting finish. Ik krijg een klopje. Gelukkig geen man met de hamer. Eerder een gewaarwording van de hoogtemeters die zich hebben opgestapeld in mijn benen. Mijn aandeel in het gesprek tussen ons drieën neemt zienderogen af. Rond kilometer 39 voegen de halve marathonlopers zich bij ons op weg naar de finish. Hoewel ik aanvankelijk opkeek naar lopen in de menigte, kan ik me optrekken aan de lopers om me heen. Als ik die verdomde Tervurenlaan moet op lopen, probeer ik mijn gedachten uit te schakelen. Ik kan nog halve marathonlopers voorbij lopen en dat geeft me goede moed. Kilometer 41 is een feit. Mijn ouders kunnen me niet verder volgen met de fiets. Ik neem me voor om nog eens hard te gaan genieten van het feit dat ik wel degelijk mijn negende marathon tot een goed einde zal brengen. Naar mijn idee loopt de benenwagen niet echt gesmeerd, maar mijn tempo ligt nog steeds behoorlijk hoog. Ik pers er in de laatste bocht richting Jubelpark nog iets uit wat op een sprint lijkt. De zon schijnt, ik kijk naar boven, zie de triomfboog blinken en besef dat het nu echt gebeurd is. Dit is zonder twijfel mijn meest bewuste marathonfinish. Ik kan niet anders dan glimlachen. Als ik dan zie dat ik 3:24 heb gelopen, is het feestje helemaal compleet. Wat een prestatie! Welkom terug vertrouwen.

IMG_2588

De conclusie
Het marathonbeest in mij lag even in de patatten, maar het is niet dood. Integendeel: het is springlevend als nooit tevoren. Ik liep mijn drie snelste marathons in Parijs en Brussel. Hieruit durf ik dus te concluderen dat ik beter presteer onder zware omstandigheden, zowel wat het parcours als het weer betreft. Mijn liefde voor Brussel is er alleen maar groter op geworden. Geen enkele stadsmarathon kan je zoveel wereldstad en groenbeleving aanbieden in één parcours. Dit is marathonlopen in de puurste vorm: een individuele strijd, maar wel eentje die je in alle rust kan aanvatten. Er is elke 2,5 kilometer een bevoorradingspost voorzien. De muzikale ondersteuning langs het parcours is beperkt en ook de toeschouwers zijn schaars. Neem er dus best zelf wat mee als je daar nood aan hebt.

Enkele weetjes

  • Volgens Roos was de supportersbeleving in het Jubelpark een meerwaarde. Volgens mama was er veel meer politiebeveiliging langs het parcours.
  • Marike wilde graag assisteren bij de bevoorrading, maar kreeg een verbod van mama wegens allergie voor koude.
  • Ik liep nog nooit zo’n grote ronde in Ter Kamerenbos. Soms deed het mij denken aan Parc des Buttes-Chaumont in Parijs (denk: creatief met hoogte en rotsen).
  • Mijn ouders lijken soms wel een komisch duo. Je verveelt je geen moment met hen in de buurt. Practical joke van mijn papa: er lag een grote opblaasbanaan van Chiquita in de kant, hij nam die mee en vroeg: wilt ge nog een banaantje hebben?
  • Papa weet dat ik een hekel heb aan wildplassers. Hij maakte rond kilometer 34 gebruik van mijn onmondigheid om een zogenaamd mankement aan zijn fiets als excuus aan te grijpen om een plaspauze in te lassen.
  • Rond kilometer 37 zei mama dat ik nog heel goed aan het lopen was. Ik antwoordde dat ik nochtans betonnen benen had, waarop zij repliceerde dat ik toch nog heel soepel kon lopen met die betonnen benen.
  • Na 2,5 uur ben ik gestopt met gels weg te werken. Ik heb vanaf dan enkel nog wat water gedronken. Mijn buik zei dankjewel.
  • Ik ben erin geslaagd om tijdens deze marathon niet constant te zitten rekenen. Dat leidt al snel tot denken in termen van tijd verliezen. Mijn finishtijd was dus echt een verrassing van formaat.

Een speciale dankjewel aan Roos voor het fotografische bewijs van deze memorabele dag. Het leverde haar ongetwijfeld extra koude handen op. Bedankt zusje voor je professionele begeleiding en verwarmende aanwezigheid.

Marathonpraat – De dag nadien

Ik beleefde gisteren een sprookjeshuwelijk met Mr. Marathon in Brussel. We vielen elkaar onder de triomfboog in het Jubelpark in de armen na 3u24. Een tijd die nog steeds onwerkelijk aanvoelt. Mijn derde Brussels marathon stoot daarmee Amsterdam van het derde schavotje op mijn podium der snelste marathons. Het was een marathonfeest om nooit te vergeten. Een uitgebreid raceverslag volgt nog. Zie dat als de ouderwetse diavoorstelling van het trouwfeest: een moment om elke gebeurtenis van die wonderlijke dag van ruim commentaar te voorzien en te zwijmelen bij zoveel sportieve liefde. Na een spetterend feest wordt het echte leven hervat. Ik vertel jullie graag hoe de hernieuwde prille liefdesmomenten tussen Mr. Marathon en mij verliepen.

Wie thuiskomt van zijn trouwfeest wordt onderworpen aan enkele praktische beslommeringen van huishoudelijke aard. Terug met beide voetjes op de grond na al dat gezweef. Geen bruidsjurk naar de droogkuis of bloemen die water nodig hebben, maar wel heel veel sportkleding die rechtstreeks de wasmachine in gaat. Ook het lichaam kan een uitgebreide verfrissingsbeurt gebruiken. Aangezien wij niet gaan zitten rusten tussen het kattenhaar wordt de stofzuiger bovengehaald. Een uitdagende activiteit met stramme benen, maar Mr. Marathon en ik, wij zitten nog in onze roes en doen het samen met de glimlach. Geen gekibbel over het huishouden bij ons. Niet alleen de katten eisen hun avondmaal op, ook de eigen innerlijke mens moet versterkt worden. Achter de kookpotten dus voor een voedzame herstelmaaltijd. Mr. Marathon is een hongerige huisgenoot.

Hoewel hij mij als mens sterker maakt, is trappen op en af lopen even een no go. Hij geeft mij de kracht om zelf over de drempel van mijn woning te stappen. Het is wel de lift die me met stijfheid en al in een vloeiende beweging naar de juiste verdieping brengt. Na het avondmaal viert de romantiek hoogtij. Ik kan volledig mezelf zijn en nestel me in pyjama in de zetel met aan elke zijde een kat, de verzuurde benen warm onder een dekentje in een zo comfortabel mogelijke houding. Een glimlach op mijn gezicht. Moe, maar voldaan: zoals dat heet. Als de ogen steeds meer dicht vallen en de lichten in mijn hoofd doven, kan het huwelijk geconsumeerd worden. Dat betekent op tijd in bed kruipen om in de geruststellende armen van Mr. Marathon in een heel diepe slaap te vallen.

Daags nadien zorgt de eerste dag van de herfstvakantie ervoor dat de ochtend in alle rust verloopt. Een uitgebreid ontbijt (niet op bed) moet energie leveren zodat het lichaam verder kan herstellen. Het is een kalmaandag van de beste soort. Onder het genot van een koffie overloop ik met mama en zus de memorabele dag. We tellen niet het geld uit de enveloppen, maar zetten herinneringen van onschatbare waarde vast op een bijzondere plaats om er met een warm gevoel aan terug te kunnen denken. We herbeleven de dag vanuit verschillende perspectieven. We bekijken ook de foto’s die we vooral niet op groot formaat of op canvas willen laten afdrukken. Actie- en sfeerbeelden wisselen elkaar af. Er is de obligate foto aan het startvak, die met de drinkbus en de medaille. Ik zie hoe mama op haar zondags uitgedost en ingepakt is als een paaseitje om de koude te trotseren. Om de winterse temperaturen aan te kunnen waren twee paar handschoenen nodig en haar geheime wapen: het chaufferke als medicijn tegen koude handen.

Om al wat verder in de toekomst te kijken, bespreken we in familiale kring ook enkele voorbereidingen voor de huwelijksreis met Mr. Marathon. Waar kan die anders gevierd worden dan in de stad van de liefde? In april 2019 trekken we immers naar Parijs om het marathonhuwelijk te bezegelen. Tot dan kunnen we nog wel teren op de schittering van deze onvergetelijke dag.

 

Marathonpraat – Een voorbeschouwing op de marathon van Brussel

Ik denk dat ik me kan voorstellen hoe een mens zich voelt die toe leeft naar een huwelijksfeest. Een heuglijke dag waarop je wil schitteren en genieten tegelijk brengt torenhoge verwachtingen met zich mee en vraagt de nodige voorbereidingen. Het ene rampscenario na het andere doemt op. Niemand wil uitgerekend die dag ziek zijn of een verzwikte enkel hebben. Het weer is een onvoorspelbare, maar niet onbelangrijke factor. Je wil uitgerust aan je eigen feest kunnen beginnen zonder wallen of zware benen. Rusten op commando is geen evidentie. Het leven draait bovendien verder en er zijn altijd kleine probleempjes die last minute opduiken. Je moet ervan uitgaan dat op die ene dag alle puzzelstukjes in elkaar vallen. Ik geef zondag mijn ja-woord aan de marathon. Een verbintenis voor het leven, maar liefde is een werkwoord. Dat geldt ook voor Mr. Marathon.

Een half jaar geleden zat ik met smart af te tellen naar het moment dat ik terug zou mogen lopen. Van 350 kilometer op een maand lopen naar 7 weken looprust gaan: dat is cold turkey afkicken. De bijwerkingen waren er dan ook naar. Van zodra ik me weer een loper voelde, kwamen de marathonplannen. Met een bang hartje bouwde ik mijn trainingen braafjes op. De schrik zat er immers goed in dat het weer mis zou gaan. Ik was wijs, hield me in, luisterde naar mijn lichaam en vervloekte het ook wel eens. Dat ik in oktober echt weer een marathon zou kunnen lopen, dat had ik in mei nooit geloofd. Voor de goede verstaander: dit is even wat peptalk voor mezelf om stil te staan bij het proces en me niet blind te staren op het resultaat. Op dat proces ben ik behoorlijk trots. Ik voerde duizenden stabiliteitsoefeningen van de kine uit. Ik herontdekte mezelf als loper en genoot daarvan met volle teugen. Veel hartjes ook voor Juan, die een leegte opvulde waarvan ik niet wist dat ze er was.

Dit gezegd zijnde, hoe moeilijk kan het nu nog zijn om met veel vertrouwen en zin voor avontuur uit te kijken naar de marathon van Brussel aanstaande zondag? Aartsmoeilijk, dat kan ik je verzekeren. Bij mijn voorgaande acht marathons rolde ik van het ene in het andere project en verbaasde ik mezelf keer op keer. Het was niet altijd feest, maar het werkte duidelijk tussen de marathon en mij. Meer dan ooit heb ik daar nu ernstige twijfels over. Ik durf er niet van uit te gaan dat ik dat mijn oude kunstje nog eens kan opvoeren. 42,195 kilometer lopen: wie heeft dat ooit bedacht?

De twijfel groeit gestaag. Zo viel er tot op heden nog geen definitieve beslissing in het grote schoenendilemma. Ik slaagde er woensdag wel eindelijk in om dé lus (het nieuwe stuk van het parcours) in Tervuren eens volledig te fietsen. Variatie is daar het codewoord: grindweggetjes door het bos en brede straten door de villawijk. Dit alles overgoten met een rijkelijke saus van hoogtemeters. De vraag is of dat juist voor een positieve afleiding zal zorgen of toch vooral veel krachten zal kosten. Een bijkomende stressfactor is het weer. In het begin van de week meed ik elk weerbericht angstvallig wegens nog te onzeker. Koud en wisselvallig was het eerste verdict. Inmiddels werd dat bijgesteld naar koud, maar droog weer. Volgens Frank Deboosere gaan we de winterjassen dit weekend voor het eerst echt uit de kast moeten halen. Een winterjas maakt niet meteen deel uit van mijn outfit, maar als loper is kou niet per se nadelig. 8 graden is vooral bitter weinig voor die lieve supporters van mij.

Mijn parcourskennis is sowieso een voordeel. Dit is mijn derde Brussels marathon. Leer mij nog maar eens een nieuwe meter Brussel of Tervuren kennen. Ook mijn trainingen verliepen vlotjes. Ik ging vaak ’s ochtends lopen en verbaasde mezelf met het behoorlijke tempo dat ik schijnbaar moeiteloos liep aan een trage hartslag. De raceprognoses van mijn horloge bereikten ongekende hoogten, maar die indicaties moet je met een halve kilo zout nemen. Relativeren dat kan ik als geen ander. Als genieten en vertrouwen winnen voorop staan, hoe belangrijk is de tijd dan nog? Roep ik zelf ook niet altijd dat een marathon lopen een knalprestatie is ongeacht de tijd die het je kost? Ja, maar ik ben ook altijd de eerste om te zeggen dat je ambitieus moet zijn binnen je eigen mogelijkheden. De vraag is dus vooral of ik het nodig vind om überhaupt diep in het krachtenarsenaal te tasten. Het zou een mooie marathonwijsheid voor mezelf zijn. Twee jaar geleden leverde ik in Brussel een prestatie van formaat door zo eventjes 3:22 op de chrono af te tikken. Roos beschreef die race onlangs treffend als een dag waarop de marathonwetten niet op mij van toepassing waren. Laat ik zondag vooral uit gaan van mijn eigen kracht om die wetten te trotseren. Bovendien bulkt ook mijn supportersteam van de ervaring. Afspraak aan het altaar in het Jubelpark. Mr. Marathon, wij komen eraan.

Het gerief – Mijn marathon essentials

Ik ga naar de marathon en ik neem mee: een paar goed getrainde benen, een ijzersterke geest, mentale veerkracht, minstens twee familieleden, mijn marathongerief en een blik karakter. Geen marathon zonder mijn trouwe metgezellen. Ik ben het type mens dat graag op alles is voorbereid als ik de deur uitga. Of ik nu naar mijn werk vertrek of naar een marathon. Met als gevolg dat mijn sporttas al eens de neiging heeft om uit te puilen. Sommige van die vriendjes gaan al heel lang mee. Zie hier welke spullen zeker niet mogen ontbreken in mijn marathonuitzet.

Marathons lopen dat betekent gels slikken. Tijdens een marathon consumeer ik zo’n 7 à 8 Squeezy energy gels. Die waren van de partij vanaf marathon  n° 1 en bestaan in vier verschillende smaken: banaan, perzik-sinaasappel, citroen en framboos. De ene smaak steekt al sneller tegen dan de andere. Het dilemma dat zich dus telkens stelt is welke smaken ik moet meenemen voor onderweg. Je kan ze namelijk in gemixte samenstelling kopen of één doos van dezelfde variant. Citroen en framboos genieten mijn voorkeur, maar variatie is niet onbelangrijk. Banaan vind ik het minst te pruimen. Daarom hebben Roos en ik als gewoonte om een banaantje weg te werken in het startvak, dan steekt dat het minst tegen. Nadien beslist het lot welke gel ik tevoorschijn tover uit mijn sportieve voorraadkast: zijnde de Nathan Triangle drinkgordel. Een trouwe kameraad die me ook al vergezeld van bij het prille marathonbegin. Ik liep vijf marathons met de blauwe versie en kocht toen de zwarte. Matching outfits, matching marathons: zoiets? In het ritszakje kan ik zo’n 8 gels proppen. De drinkbushouder met elastiek is de koelkast van de marathonkeuken en biedt plaats aan een 0,5 liter flesje met sportdop: water met daarin High5 koolhydratendrank opgelost. Vooral te drinken als je juist geen dorst hebt: een flesje per uur. Geen haute cuisine, maar noodzakelijke brandstof voor het lichaam.

In de categorie verzorging neem ik altijd vaseline mee om plaatsen waar veel wrijving ontstaat (lees: ondergoed en hartslagband) voor de race te voorzien van een royale laag smeersel. Voor zij die te koppig of trots zijn om vaseline te gebruiken, kan ik Flamigel of Flaminal hydro aanraden om je pijnlijke schaafwonden nadien te verzorgen. Ik heb ook wel eens geëxperimenteerd met pleisters op een schuurgevoelige plaats te kleven om wrijving te voorkomen: de elastiek van mijn broek waar de drinkgordel strak over zit bijvoorbeeld. Door het zweet lossen die redelijke snel en heb je er dus niks aan. Voorkomen is beter dan genezen. Er zijn heel wat hippere middeltjes op de markt om schuurplekken te voorkomen, maar hipper betekent in dit geval ook duurder en dat is nergens voor nodig. Vertrouw op vaseline. Verder slik ik ook steeds twee imodiums voor de start van de marathon. Better be safe than sorry. Een pijnstiller naar keuze is ook welkom voor wat verlichting na afloop. Tot zover de apotheek.

Qua kleding kies ik voor een singlet of shirt en een korte tight. Op trainingen draag ik meestal losse en wat kortere shorts. Iets loszittend garandeert echter schuurplekken. Beter niet dus. Uiteraard kan ik ook niet zonder een paar Stance sokken. Die stem ik steeds af op de rest van de outfit: of wat had u gedacht? Helemaal nieuw in mijn garderobe zijn de compressie tubes van Herzog waar ik sinds mijn blessure mee loop. Hierdoor kan ik alleen korte Stance sokken dragen. Jammer, maar helaas. Esthetiek mag niet ten koste gaan van de zorg voor het lichaam. Mag natuurlijk ook niet ontbreken: propere kleding en andere schoenen om na afloop te dragen. Ik geef mezelf hier de nodige keuzevrijheid en zeul dus te veel mee.

Aan de finish drink ik meteen water om de plakkerige kunstmatige fruitsmaak in mijn mond weg te spoelen. Er wordt dan ook sportdrank uitgedeeld en in het verleden zwichtte ik daar al eens voor, maar dat leidde steevast tot buikkrampen. Ik probeer dus zo snel mogelijk mijn Alpro chocomelk te drinken en iets te eten. Niet omdat ik dan echt honger heb, maar omdat je best zo snel mogelijk (binnen de 30 minuten) na zo’n zware inspanning koolhydraten en eiwitten aan je lichaam kan leveren. Die heeft het hard nodig om te herstellen van de strijd. Ik ga meestal voor een Clif bar en voorzie ook lekkere boterhammen om onderweg naar huis te verorberen. Eens dat ik terug wat normale voeding heb weggewerkt, komt de echte honger ook opzetten. Mijn lichaam geeft dan heel duidelijk aan wat het nodig heeft: rust, eten en drinken. Wie ben ik om het dat te ontzeggen?

 

De race – Amsterdam marathon oktober 2017

Vandaag werd de 43e Amsterdam marathon gelopen. De Keniaan Lawrence Cherono kwam als winnaar over de finish in een parcoursrecord van 2:04:06. Vorig jaar stond ik samen met Roos aan de start in Amsterdam.

  • De cijfers: marathon n° 7 gelopen in 3:26:11, mijn derde snelste race
  • De voorbereiding: ik was in goede vorm na een lastige zomer en hoopte mijn recordtijd te kunnen aanvallen
  • De race: ik bevocht een zware slag aan de Amstel, ging nipt ten onder, maar beleefde toch een gloriemoment in het Olympisch stadion
  • De herinnering: het overvolle Amsterdam, de luxueuze hotelkamer en vooral heel veel familieliefde met mijn zussen en mama

Wat vooraf ging
Ik liep in april 2017 een ijzersterke marathon in Parijs en behaalde 10 weken later in juni mijn eerste marathonpodium in Puurs. Ik zat met oogkleppen in een marathonflow, negeerde enkele pijnsignalen en liep de La Chouffe trail met een peesblessure aan de lies. Mijn gedrevenheid bereikte een grote piek in de zomervakantie, maar mijn lichaam verkeerde in winterslaapmodus alsof het putteke winter was. Als ik in oktober de Amsterdam marathon wilde lopen, moest er één en ander aangepakt worden. Zo belandde ik in augustus op de behandeltafel van een kinesitherapeut die gespecialiseerd is in loopblessures. Het lastige gevoel in mijn lies verdween snel, maar toen begon mijn rug te protesteren. Enkele verlichtende dry-needling sessies hielpen ook die problemen de wereld uit. Ik mocht lopen, maar deed beduidend minder kilometers en schrapte de intervaltrainingen. In september beschikte ik terug over mijn volledige lichaamsfuncties en krachtenarsenaal. Zo klokte ik een scherpe tijd op de halve marathon in Brussel zonder me in de vernieling te lopen. Ik kreeg 100% groen licht van de kine om voluit te gaan in Amsterdam. Tja, dat moeten ze mij geen twee keer zeggen.

Vlak voor de start
Start en finish bevinden zich in het Olympisch stadion. Ervaren marathonrotten als Roos en ik zijn, weten we dat je bij de start moet zijn nog voor de startvakken open gaan. We hadden dus tijd om een propere dixi te gebruiken en een babbeltje te slaan met een pissebed die in het stadion woonde. Het was behoorlijk fris, maar de zon tekende present. We namen nog een geforceerde foto en trokken toen richting startvak. Roos stond in het vak achter mij. Een hek kon niet voorkomen dat wij stonden te keuvelen over koetjes en kalfjes. Bij mij slaat de stress echt toe als ik het idee krijg dat ik mijn plaats moet gaan verzekeren vooraan in het startvak. Een bijkomende stressfactor was dat er een pacer was voor de tijd van 3:20, de tijd die ik beoogde. Lastig! Ik besloot toch om op mijn eigen plan te vertrouwen en de pacer niet te volgen.

De race
Mijn voeten waren gevoelloos door de kou en dat voelde als een bijzondere loopsensatie die eerste kilometers. Het kon de pret niet drukken. Net zoals in Parijs leek ik de eerste kilometers te vliegen. Ik kon moeiteloos een stevig tempo aanhouden en mijn vertrouwen groeide met de minuut. Rond kilometer 10 liepen we een lange U-bocht. Ik speurde de massa af op zoek naar mijn zusje. We schreeuwden elkaar nog wat aanmoedigingen toe. De adrenaline vloog in het rond. Wij zouden onze PR’s vandaag aan diggelen lopen! Ik geloofde dat het mogelijk was.

2017-10-16-PHOTO-00000134
Dit is zonder twijfel de meest geslaagde actiefoto die ooit van mij gemaakt werd. Bedankt, Marike!

Ongeveer halverwege bereikten we de Amstel. Een ellendig stuk dat je kilometers langs het water voert om dan via een brug langs de andere kant terug te lopen. Ik streed er mijn persoonlijke Slag om de Amstel. In de eerste plaats was de wind mijn vijand. Wind en tempolopen zijn nooit een goede combinatie. Ook begon het te dagen dat ik nog wel een stuk te gaan had. Een saaie, zware lus lopen helpt dan niet bepaald om negatieve gedachten te verjagen. Met lede ogen zag ik hoe mijn kilometertijden toenamen. Als klap op de vuurpijl kwam toen die vermaledijde 3:20-pacer aanzetten, aangeklampt door een bende sputterende lopers. Wat was wijsheid? Ik kon krampachtig proberen om hem voor te blijven, maar besloot me uiteindelijk over te geven aan de menigte in de hoop dat ik energie zou kunnen sparen als ik gewoon moest volgen. Dat ging dus niet. Op de smalle weg werd er bijna letterlijk gevochten om een plaatsje in de massa te veroveren. Ik streed voor wat ik waard was, verloor nog meer energie en moest het onderspit delven. De pacer en zijn aanhang denderden me zonder pardon voorbij en ik bleef verweesd achter. Ik was zo van mijn melk dat ik bijna mijn mama en Marike miste die me mijn tweede drinkbus aanreikten.

Zo bereikte ik dus rond kilometer 26 moederziel alleen een bedrijventerrein in Zuid-Oost Amsterdam. Troosteloosheid troef. De waarheid was dat ik geen PR zou lopen. Ik had nog voldoende marge om een tijd onder de 3:30 te lopen en concentreerde me dus op het vinden van een constant tempo. De wind bleef zich echter opdringen en ook de zon scheen wat te hard. Ik moest steeds meer harken om vooruit te kunnen gaan. Breken deed ik niet. Ik telde af en stelde vast dat er nog wel iets in mijn benen zat. De laatste kilometers door het Vondelpark waren slopend. Ambiance genoeg, maar het leek wel het park van de wandelende marathonzombies. Op automatische piloot kwam ik aan in het Olympisch stadion voor een bescheiden ereronde. Dat gaf wel een kick en ik perste er nog iets uit wat op een sprint moest lijken. 3:26 was het verdict. Mijn taak zat er nog niet op. Als ik Roos vanuit het stadion wilde zien finishen, was er geen tijd te verliezen. Met mijn laatste krachten en verzuurde benen liep ik nog enkele trappen op. En ja hoor: ik zag dat kleine straffe zusje van mij binnenkomen in een knappe 3:43.

De conclusie
De Amsterdam marathon is qua deelnemersaantal net iets groter dan de Rotterdam marathon. Amsterdam en Rotterdam: dat is concurrentie. Dit werd me duidelijk gemaakt door Rotterdammer Jelle. Het parcours van Amsterdam kon mij slechts matig bekoren. Je loopt relatief veel kilometers buiten de stad in saaie buitenwijken en langs de Amstel zonder supporters. Zowel aan het begin als aan het einde van de marathon loop je door het Vondelpark. De kilometers door het stadscentrum zijn zwaar. Door de vele tramsporen en oneffen stenen worden loopvoeten extra uitgedaagd. De start en finish in het indrukwekkende Olympische stadion zijn de grote troef van deze marathon en maken veel goed. Als ik een kamp moet kiezen, dan ga ik resoluut voor Rotterdam: een sympathieke stad met een snel marathonparcours. Je merkt ook dat de marathon daar meer leeft onder de stadsbewoners. Sorry, lieve Amsterdammers. I am Rotterdam.

IMG_1659
Team Odeyn for the win!

Enkele weetjes

  • Het idee om de marathon in Amsterdam te lopen ontstond in oktober 2016 toen ik mijn broer er zag finishen in 2:32. Zelf liep ik daarna een recordtijd op de halve marathon. Ik kreeg kippenvel van Seppes finish en dat heeft bij mij wel vaker als gevolg dat ik dat dan zelf ook wil ervaren.
  • Seppe schreef een heel grappige blogpost over zijn Amsterdam marathon.
  • Op zaterdag spraken Roos en ik af met vriendin Machteld om iets te gaan drinken in het stadscentrum. Slecht idee: Amsterdam lijdt onder het toerisme en op zaterdagnamiddag is dat overal voelbaar.
  • Ons hotel in Amsterdam-Sloterdijk was een welkome oase van rust. Dat mocht ook wel voor de exorbitante prijs in marathonweekend. De ruime badkamer en dito inloopdouche vormden een grote meerwaarde om het marathonzweet van ons af te spoelen.
  • De avond voor de marathon dineerden we in het stijlvolle restaurant van het hotel. De pastamogelijkheden waren beperkt en zo aten Roos en ik zwarte tagliatelli met tonijn. Pasta is pasta. Geen racisme op ons bord.
  • Ere wie ere toekomt: na de Kralingse Plas (Rotterdam) en het Bois de Boulogne (Parijs) voegde ik dus met veel plezier de Amstel toe aan mijn persoonlijke marathongevechten.
  • Als je in Nederland bent, moet je poffertjes eten. Bij de aankomst bestelde ik twee porties ambachtelijke poffertjes mét ferme klont boter. En of dat smaakte! Roos finishte haar schaaltje niet wegens toenemende buikactiviteiten.
  • Calling all superheroes is de slogan van de Amsterdam marathon. Wij lijken het als familie soms aan te trekken dat we mensen ontmoeten die hulp nodig hebben. Zo ontfermden mama en Marike zich over een Vlaamse jonge loper die zijn supporters niet vond bij de aankomst. Ze wilden hem zelfs bijna mijn chocomelk aanbieden. Mijn naastenliefde kent echter grenzen.

IMG_1656

De vraag – Is een marathon lopen gezond?

Antwoord: 42,195 kilometer lopen levert geen bijdrage aan je gezondheid, maar een doordachte voorbereiding en de actieve levensstijl die daarmee gepaard gaat kunnen je heel wat gezondheidsvoordelen opleveren.

Ik krijg vaak ongevraagd naar mijn hoofd geslingerd dat zoveel lopen toch niet meer gezond is. In maart pikkelde ik rond met een kruk nadat ik me blesseerde tijdens een halve marathon. Op subtiele of minder subtiele wijze kreeg ik toen te horen dat veel lopen ongezond is. Kortom: eigen schuld, dikke bult dat ik tijdelijk als mindervalide door het leven moest gaan. Ronduit grof en vooral erg pijnlijk. Alsof ik me niet al continu afvroeg hoe ik dit onheil had kunnen voorkomen. Een blessure heeft zelden één duidelijk aanwijsbare oorzaak. Het is een combinatie van factoren die ervoor zorgt dat het evenwicht tussen inspannen en herstellen op een bepaald moment verstoord wordt. Een duidelijk signaal van je lichaam dat het even niet meer mee kan en dat rust en verandering noodzakelijk zijn.

Wie zich op een marathon voorbereidt of gewoonweg beslist om meer te gaan lopen, verlegt lichamelijke grenzen. Lopen heeft een behoorlijke impact op je lichaam door de schokken die het bij elke pas moet opvangen. Het is daarom een sport met een hogere belasting dan pakweg fietsen of zwemmen. Dat valt niet te ontkennen. Als je vaker en langer gaat lopen, bestaat het risico dat je de grens overschrijdt van wat je lichaam op dat moment aankan. Spieren hebben enkele maanden nodig om zich aan te passen, botten en bindweefsel zelfs jaren. Recent onderzoek heeft trouwens aangetoond dat lopers niet vaker knieproblemen krijgen op latere leeftijd dan niet-lopers. Een blessure hoeft niet altijd desastreuze gevolgen te hebben. Ik begon zelf op niet zo verantwoorde wijze te trainen voor de 20 kilometer van Brussel. Dat leverde me een overbelastingsblessure aan de achillespees op, maar door een kordate aanpak was die snel weer van de baan. Een blessure mag je niet minimaliseren, maar moet je ook niet dramatiseren. Stijve spieren zijn niet schadelijk voor je gezondheid. Een keer buiten adem zijn evenmin. Je voelt dan waar de grens ligt en moet niet overhaast concluderen dat je lichaam naar de vaantjes is.

In mijn ogen is iets ongezond wanneer het je gezondheid schade toebrengt. Zo worden de gevaren van alcohol steeds duidelijker in kaart gebracht. Een katerdagje wordt nog te vaak beschouwd als een onschuldig gevolg van een dolle stomdronken avond. Vreemd, want je kan geen duidelijker signaal krijgen dat je een grens overschreden hebt als je niet meer kan functioneren en je lichaam tijd eist om te herstellen. De schadelijke gevolgen van roken zijn onbetwistbaar, maar ook onze passieve levensstijl en steeds ongezondere eetpatroon veroorzaken meer gezondheidsproblemen. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zal in 2030 maar liefst 89% van de Belgische vrouwen met overgewicht kampen. Daar zijn ernstige gezondheidsrisico’s aan verbonden. Als ik dan toch voor moraalridder aan het spelen ben, haal ik graag mijn stokpaardje van stal: zitten is het nieuwe roken. En dat heb ik niet eens zelf bedacht.

Ik begrijp dus niet hoe een zogenaamde overdaad aan sport in een zelfde schaal van ongezondheid zou passen als de bewezen boosdoeners. Het is namelijk niet omdat je je lichaam kan forceren als loper dat je het onherroepelijke schade toebrengt. Een actieve levensstijl vormt een essentieel onderdeel van onze gezondheid. Een menselijk lichaam is gemaakt om te bewegen. Lees Born to Run maar eens van Christopher McDougall. Voor velen wringt daar het schoentje: een actievere levensstijl bestel je niet via Bol.com. Het vraagt inspanningen en verandering. Een onverklaarbaar pijntje wordt dan als excuus aangegrepen om niet te moeten bewegen, want stijfheid of een beetje pijn zijn een teken van ongezondheid. Lopen is zeker geen must, bewegen is dat wel. We zouden dus wat vaker uit onze luie stoel moeten kruipen en niet meteen met ons vingertje staan zwaaien over wat anderen doen en laten.

Is lopen dan nooit schadelijk voor de gezondheid? Jawel. Wie van helemaal niet lopen op enkele maanden tijd naar de marathon gaat, speelt hoog spel met zijn gezondheid. Ook occasionele lopers die onder het mom van een weddenschap plots een dubbel zo lange afstand willen afleggen in een veel te snelle tijd zonder fatsoenlijke voorbereiding, zijn niet verantwoord bezig. Je kan ervan afkomen met een week spierpijn, achterblijven met een blessure of gedehydrateerd en onwel eindigen in de EHBO-post. Ja, er vallen helaas af en toe (dodelijke) slachtoffers op grote loopevenementen, maar dat betekent nog steeds niet dat we meteen moord en brand moeten roepen dat lopen oh zo gevaarlijk is. Waar duizenden mensen samenkomen, ontstaat een verhoogd risico op ongelukken. Kerngezonde jonge mensen kunnen ook in hun slaap kunnen sterven. Dat maakt slapen niet levensbedreigend.

Ik pleit voor de aanpak van het gezond verstand. Wie verantwoord sport, zal zijn grenzen ongetwijfeld eens op zachte of harde wijze tegenkomen. Dat is niet per se schadelijk of nadelig. Een actieve levensstijl zorgt ervoor dat je je lichaam leert kennen en het bovenal gaat respecteren. Zo had ik een veel ongezondere levensstijl toen ik nog geen loper was. Ik ging meer zorg dragen voor mijn lichaam toen ik actiever werd door gezonder en bewuster te eten bijvoorbeeld. Niet omdat het zo hoort, maar omdat ik voelde dat het werkte, zowel voor als na de trainingen. Ik ben als loper meer buiten, heb meer energie en slaap beter. Lopen maakt mij gelukkig, dat zal ik tot in den treure blijven herhalen. Dit compenseert ruimschoots de belasting die ik van mijn lichaam vraag, want ja: die neiging tot overdrijven is nu eenmaal eigen aan mijn karakter.

Vorig jaar liep ik vier marathons én een ultratrail op 7,5 maand tijd. Dat is absurd veel en ik zou het niet meteen opnieuw doen en al helemaal niet aanraden. Niet omdat mijn gezondheid eronder geleden heeft, maar omdat het pure loopplezier niet meer centraal stond. Een marathon lopen is hoe dan ook een aanslag op je lichaam, maar eentje die dat lichaam wel aankan als je het goed hebt getraind en gesoigneerd. Volgens mijn zus en kinesitherapeut Marike is het nog altijd beter om af en toe overmatig te sporten dan helemaal niet. Wie zich nooit op glad ijs begeeft, zal nooit een slipper maken, maar zal ook nooit leren schaatsen. Mijn idool Klaas Boomsma loopt morgen de Amsterdam marathon nadat hij vijf weken geleden een toptijd liep in Berlijn. Hij schreef een blogpost over twee marathons op korte tijd met de veelzeggende titel Don’t try this at home. Ik ben het volmondig eens met zijn wijze woorden: wees verstandig en marathon met mate. Loop omdat je ervan geniet en luister naar wat je lichaam te vertellen heeft.