Loperspraat – Op de marathongolven drijven in oktober

Niemand gelooft mij als ik zeg dat oktober een rustmaand was. Ik liep immers een marathon samen met Roos in Brugge en lag dus niet een maand lang in de zetel. Een marathon lopen dat betekent echter rust nemen, voor en na de grote dag. Sinds ik ruim een jaar geleden het plezier van de mountainbike herontdekte, bleef ik telkens koppig doorfietsen in aanloop naar mijn marathons. Nu dus niet. Ik ging nog lopen, maar mijn trouwe tweewieler Juan bleef heel wat dagen onaangeroerd in de garage staan. Ik zou het grijze weer als schuldige kunnen aanduiden, maar het was eigenlijk vooral mijn eigen hoofd dat even vond dat het allemaal te veel was. Je moet Mister Marathon altijd met respect en de nodige egards behandelen. In dit geval was dat door eventjes wat minder te gaan doen. Misschien is het dus wel echt waar en komt verstand met de jaren.

IMG_1402b

Naar mijn gevoel kabbelde ik in oktober rustig voort richting Brugge. Ik liet me gewillig meedrijven op de golven van mijn geliefde bezigheid: lang aan een stuk lopen. Er was een eerste piekje waar te nemen toen Roos en ik een halve marathon lang door Brussel knalden. Twee weken later diende de echt piek zich aan en liepen we dus Roos’ record op de marathon aan diggelen. Een onvergetelijke loopronde die Roos prompt bombardeerde tot nummer 1 der zussenmomenten. Ze moest zelfs nadenken welke gebeurtenissen nummer 2 en 3 innamen. Daags na de marathon voelde ik wel dat ik iets met mijn benen had gedaan, maar dankzij de afwezigheid van echte hoogtemeters voelde ik me verbazingwekkend fit. Hoewel ik van plan was om nadien snel weer op de fiets te kruipen, strooide Juan zelf roet in het eten. Op een zonnige zaterdag stond ik na amper 4 kilometer te voet met een platte band. Mijn Spaanse vriend is nu een week van huis voor onderhoud aangezien ook de volledige aandrijving aan vervanging toe was. Ik beschouw het als een wellness-weekje voor hem.

Enerzijds ben ik ervan overtuigd dat het verstandig was om een rustig-aan-maand te nemen, anderzijds vloekt dat idee met mijn initiële plan. Ik heb namelijk nog een belangrijk doel in het verschiet. Over welgeteld 7 weken sta ik voor de tweede keer aan de start van de Hel van Kasterlee, een inspanning next level zoals het Roos het noemde. Een maand amper fietsen strookt niet met het idee van hard trainen voor die prestatie, ook al voelde ik de afgelopen weken tijdens het lopen wel dat er veel energie in de tank zit. Ik hou me vast aan het idee dat de basis van een goede wintervorm in de zomer wordt gelegd. Het verschil ten opzichte van vorig jaar is dat ik toen amper wist wat me te wachten stond. Ik liet het allemaal op me afkomen en had veel plezier in de trainingen. Nu is dat heel anders: er is een referentiejaar en ik weet min of meer waar ik me aan kan verwachten. Ik zal de komende 5 weken dus nog heel veel kilometers op de fiets maken. De weersvoorspelling beloven alleszins om het herfstig (lees: nat) te houden.

IMG_1563b
Op de top van de triomfboog in het Jubelpark

Oktober was ook de maand waarin we papa’s 60e verjaardag vierden. Jawadde! Hoewel we ons uiterste best deden om die dag niet zomaar te laten passeren, volgde er wat later slecht nieuws. Jan Odeyn, de man die vervaardigd is uit staal en carbon, sukkelt namelijk al enige tijd met zijn achillespezen. De pijn nam steeds toe. Lopen ging niet meer. Wat hij zelf vreesde, werd duidelijk na een echografie. Hij heeft een scheur in zijn achillespees en zal dit jaar dus niet als zestiger kunnen aantreden in de Hel van Kasterlee. Een domper van jewelste, aangezien hij al vijf keer op rij succesvol de finish haalde. Ik hoef jullie er niet bij te vertellen dat een loper ongelukkig wordt als hij niet mag lopen.

IMG_1581b
De Leopard tank kent geen geheimen voor deze man

Er was gelukkig wel een verzetje. Bij wijze van verjaardagsuitstap trokken papa en ik naar het vliegtuigmuseum, zoals wij het vroeger noemden, officieel het Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in Brussel. Papa liep daar als kind vaak rond. Ongetwijfeld werd daar de kiem gelegd voor zijn latere leven als gedreven modelbouwvlieger en -bouwer. Wij mochten er als kind wel eens mee naartoe, met wisselend succes. Een slordige 25 jaar later heb ik niet echt affiniteit met motoren en oorlog, maar ik was toch heel benieuwd. Het is nog een museum van de oude stempel: tjokvolle vitrinekasten, een indrukwekkende loods vol vliegtuigen, heel veel wapens en weinig uitleg. Gelukkig had ik mijn persoonlijke gids mee. Mijn vliegtuig- en tankkennis moet na dit bezoek zowat verhonderdvoudigd zijn. Een bezoek dat absoluut voor herhaling vatbaar is.

Over twee weken gaan Roos, Seppe en ik traditiegetrouw van start in de halve marathon van Kasterlee. Helaas niet voor de pompoenregatta. Ik denk dat ik wel klaar ben voor november: regen, wind en pompoenen. Hoog tijd om mooie herfstfoto’s te maken in het bos!

IMG_1425b

Het boek – De kracht van gewoontes volgens James Clear

Mijn papa lachte er vroeger wel eens mee dat ik op een stoel in de keuken zat te wachten tot de klok van de oven op 7u42 sprong: voor mij het startschot om naar school te vertrekken. Ik ben een gewoontedier (en dat heb ik van hem). Mijn tijdsschema is nu minder strikt, maar ik doe wel elke week op hetzelfde moment boodschappen, ik spreek af op dezelfde plaatsen en bestel dan ook telkens dezelfde koffie. Soms schaam ik me daar over. Gewoontes hebben klinkt namelijk saai en allesbehalve spannend. Dankzij Atomic Habits van James Clear (vertaald als Elementaire gewoontes) leerde ik dat gewoontes ons leven gemakkelijker maken en dat schijnbaar onbenullige gewoontes wel degelijk een grote verandering teweeg kunnen brengen. Ik verwees er hier al naar toen ik het had over motivatie. James Clear gelooft namelijk niet dat het de drastische veranderingen en grootse doelen zijn die ons motiveren om dingen in ons leven anders aan te pakken. In Atomic Habits legt hij uit welk proces een gewoonte doormaakt en hoe we ze kunnen veranderen of integreren in alle domeinen van ons leven. Dit zijn de vijf inzichten die mij het meest zullen bij blijven.

1. Focus je op het systeem en niet op een doel.
Liefst van al zou je willen dat je elke training vooruitgang of verbetering voelt, al is het maar een heel klein beetje. Dat proces verloopt echter niet lineair. James Clear heeft het over de verraderlijke valley of disappointment: de fase waarbij de gewoonte geen of niet het gewenste effect lijkt te hebben, wat demotiverend kan werken omdat je meteen resultaat wil zien. Volgens hem kan je je beter focussen op een systeem en dus op het proces. Een doel is dan slechts richtinggevend. Als je dus een marathon wil lopen, moet je kijken naar je trainingen en hoe je die kan optimaliseren. De marathon lopen is dan een logisch gevolg van je systematische aanpak. Het problematische aan doelgericht werken, is dat het slechts tijdelijke veranderingen met een jojo-effect creëert. Je ruimt je woonkamer grondig op en een week later ligt alles weer overhoop. Bovendien kan doelgericht denken ook je geluk hypothekeren. Je houdt jezelf namelijk voor dat je pas gelukkig zal zijn als je doel behaald is. Als dat niet lukt, ben je ongelukkig. Fall in love with the process!

2. Je gewoontes vormen je identiteit.
Gewoontes veranderen kan op drie niveaus: je kan je richten op het resultaat, op het proces, maar ook op je identiteit. Iemand die een paar kilo’s kwijt wil, focust op een resultaat. Als jij als persoon eigenlijk niets geeft om gezonde voeding is die gewoonte in conflict met je identiteit. Je kan dus beter zeggen: ik wil iemand zijn die gezonder eet en van daaruit handelen. Zeg dus ook niet: ik wil een marathon lopen, maar: ik wil een loper zijn. Omgekeerd gebruiken we die identiteit ook als excuus voor slechte gewoontes: ik ben nu eenmaal iemand die te laat komt. Om je identiteit aan te passen, geldt het systeem van de democratie. Je moet jezelf met voldoende stemmen overtuigen dat je iemand bent die graag loopt of op tijd komt. Elke handeling die je verricht en die past bij je (gewenste) identiteit is een stem. Het gaat erom een meerderheid te halen. Hoe vaker je op tijd komt, hoe meer je er zelf van overtuigd zal zijn dat je iemand bent die niet te laat komt.

3. Een nieuwe gewoonte kan je best koppelen aan een andere gewoonte.
Menselijk gedrag volgt vaak de cyclus van het Diderot-effect waarbij één aankoop automatisch tot de volgende leidt. Je koopt een nieuwe eettafel en hebt dan plots nieuw bestek nodig: uit de ene actie ontstaat de andere. Motivatie is dan ook niet de doorslaggevende factor die bepaalt of je een nieuwe gewoonte kan aanhouden. De efficiëntste manier om een nieuwe gewoonte in te voeren is habit stacking: het principe dat een nieuwe gewoonte voortbouwt op een bestaande gewoonte. Je moet je daarbij telkens afvragen wat je precies zal doen (het specifieke gedrag) en wanneer en waar dat zal plaatsvinden. Zeg dus niet: ’s avonds ga ik lezen, maar: na het avondeten ga ik een half uur een boek lezen in de zetel. De ene gewoonte moet dus de trigger zijn voor de volgende.

4. Onze omgeving heeft een grote invloed op onze gewoontes.
De omgeving en ook de personen die daar deel van uitmaken zijn uitermate belangrijk bij de vorming van gewoontes. We imiteren de gewoontes van drie sociale groepen: the close, the many en the powerful. Op een eerste niveau zijn dat dus de mensen uit onze nabije omgeving, zoals vrienden en familie waar je al dan niet mee samenleeft. Op de tweede plaats komt de meerderheid. We gaan namelijk gemakkelijker in tegen onze eigen principes dan tegen de mening van de groep. Tot slot imiteren we personen die succesvol zijn en waar we naar op kijken. Zo zal menig marathonloper de trainingsprincipes van Eliud Kipchoge proberen over te nemen (zelden met het gewenste resultaat). Een gewoonte veranderen is dus gemakkelijker als je je in een omgeving bevindt waar jouw gedrag het gewenste gedrag is.

5. De vier wetten der gewoonte
James Clear baseert zich op vier wetten om gewoontes in te voeren en te implementeren. Maak ten eerste duidelijk wat je gewoonte precies inhoudt (een concrete formulering volgens het principe van habit stacking). Maak je gewoonte ten tweede aantrekkelijk (je omgeving is hierbij cruciaal). Maak de gewoonte vervolgens gemakkelijk door de drempel zo laag mogelijk te houden. Verplicht jezelf niet om een heel boek te lezen, maar begin met twee pagina’s. Tot slot moet je gewoonte tot voldoening en tevredenheid leiden. Voorzie een beloning op de korte termijn die niet ingaat tegen je identiteit. Beloon jezelf dus niet met een pak friet als je drie keer gezond hebt gegeten. Als je slechte gewoontes wil afleren, moet je dus het omgekeerde doen: maak het onzichtbaar, onaantrekkelijk, moeilijk en teleurstellend.

Ik heb Atomic Habits met veel plezier gelezen. Het boek heeft me meer inzicht gegeven over hoe gewoontes ons dagelijks handelen vormgeven en welke processen hierachter schuil gaan. Zoals alle boeken die gaan over efficiëntie en organisatie vind ik niet alles toepasbaar in het dagelijks leven, maar dat neemt niet weg dat er wel degelijk heel wat nuttige strategieën worden aangereikt die je het leven aangenamer en makkelijker kunnen maken. Zo vond ik deze week weer de zin om mijn routine van stabilisatieoefeningen in te voeren en dat kostte me plots schijnbaar geen moeite. De sociale experimenten die als voorbeeld dienen bij elk hoofdstuk zijn ook een meerwaarde. Ik leerde dat ganzen instinctief een ei dat uit hun nest rolt terug naar het nest zullen verplaatsen. Uit proeven bleek dat ze dat met elk rond object doen dat in de buurt ligt. Hoe groter dat voorwerp, hoe groter de drang was om het in het nest te krijgen. Eén gans ging zelfs zo ver dat ze een witte volleybal in haar nest rolde. Zorg er met andere woorden dus voor dat je omgeving is afgestemd op je gewoontes. Wanneer je een handeling een gewoonte kan noemen, hangt trouwens niet af van hoeveel tijd er verstrijkt, maar wel van hoe vaak je die handeling hebt verricht. You have to fall in love with boredom en laat dat nu net zijn waarom ik zo graag marathons loop.

Atomic Habits – Tiny Changes, Remarkable Results van James Clear verscheen in 2018 bij Random House Business Books.

De race – Great Bruges Marathon oktober 2019

  • De cijfers: marathon nr. 11 liep ik als haas van Roos in 3:36:30, een nieuwe recordtijd voor Roos
  • De voorbereiding: Roos’ voorbereiding verliep volledig naar wens, ik ging er hard voor in augustus en september en besloot in de taperweken voluit voor rust te gaan
  • De race: we liepen zij aan zij langs bergen zand, over een saaie weg, over de zeedijk en langs een vaartdijk in gezelschap van papa op de fiets, tijdens de laatste 12 kilometer nestelde Roos zich in mijn zog en zetten we onze recordrace verder richting een legendarische finish in Brugge
  • De herinnering: het familiemoment met ons drieën en de zinderende finale-kilometers richting finish

Wat vooraf ging
Roos en ik zouden deze marathon eigenlijk in 2018 lopen. Dat liep anders toen Roos en Niko een huis kochten, stevig in de verbouwing vlogen en een marathon lopen dus niet tot de mogelijkheden behoorde. Mijn haas-aanbod bleef echter geldig en Roos besloot er een jaar later gretig gebruik van te maken. De trail in Houffalize was voor haar een eerste grote doel om het vormpeil te meten. Nadien vlogen we allebei nog steviger in de looptrainingen. Ik zat ook veel op de mountainbike. Al bij al kon ik relatief rustig toeleven naar deze marathon omdat ik trager zou lopen dan mijn eigen marathontempo. Plots sloeg de marathonstress alsnog in alle hevigheid toe. De marathon is en blijft het koningsnummer van de atletiek. Het doet er dan niet toe dat je die prestatie al vaker leverde en dat je aan een comfortabeler tempo zal lopen. De marathon is een niet te onderschatten beest van een wedstrijd dat altijd weer iets nieuws uit de hoed kan toveren. Je mag er dus nooit helemaal gerust in zijn.

IMG_1490b

Vlak voor de start
Papa is bevoorrader en chauffeur van dienst. Na een gezellige autorit waarbij we cultuurtips uitwisselen, komen we twee uur voor de start aan in Brugge. Eerste prioriteit is een toilet vinden, want de nood bij Roos is hoog. Na een eerste dixi-stop gaan we ons nummer afhalen op de Grote Markt (die niet heel groot blijkt te zijn). We eten nog een banaantje, geven papa iPhone-tips en dan is het tijd voor de laatste voorbereidingen. We leveren onze bagage in en papa vertrekt op de fiets naar het afgesproken punt. Het startvak is klein, maar charmant. Zoals alles in Brugge eigenlijk. Roos en ik maken nog een laatste lemniscaat. We spreken ook een codewoord af dat Roos kan gebruiken om aan te geven dat ze echt helemaal kapot zit. Als we allebei staan te geeuwen in het startvak, beseffen we dat we opvallend rustig zijn.

IMG_1506b
Team Odeyn is almost ready for take-off

De race
We lopen onze eerste kilometers in een behoorlijk dik pak lopers omdat ook de halve marathonlopers met ons van start gaan. Langs het Minnewater verlaten we al snel het historische centrum om verder te lopen langs de ring. De paden zijn smal en het is toch wat dringen. Door de menigte lopen we sneller dan beoogd. Na een kilometer of vijf is er meer ruimte en lopen we over een brede kaai waar saaiheid meteen al de boventoon voert. We lopen immers over het industrieterrein van Alzagri (Algemene Zand- en Grindwerken) waar we heel veel hopen zand zien: allemaal netjes gesorteerd, dat wel. De toon is gezet voor het verdere verloop van de marathon. Zelfs creativa’s als wij moeten moeite doen om iets leuk op te merken in de slaapverwekkende omgeving. We tellen dus af naar kilometer 11, waar we onze supporters Niko en Joke zullen treffen. Na dat punt zet de saaiheid zich verder. We lopen nu richting Lissewege, ongetwijfeld een heel fijne plek om te wonen, maar het is wel een niemandsland. Het goede nieuws is dat we een stevig tempo kunnen blijven aanhouden.

Op kilometer 15 zijn we dolgelukkig als we papa zien. Hij vergezelt ons verder op de fiets en zorgt voor de nodige afleiding: een grapje hier, een weetje daar, een aanmoediging links, een compliment rechts. De sfeer zit er weer in. We lopen over een saaie, maar brede weg richting zee en dat is toch iets om naar uit te kijken. Rond kilometer 18 kruisen we de koploper van de wedstrijd, Willem Van Schuerbeeck, die dan al belachelijk veel voorsprong heeft op zijn achtervolgers. Het moet gezegd worden dat de organisatie zijn best heeft gedaan om de saaie weg te pimpen. Er hangen boxen waaruit een stevige technobeat weerklinkt. Ook de jeugdbeweging die bekers uitdeelt in de bevoorradingspost zorgt voor ambiance. We naderen Zeebrugge, maken daar enkele onhandige U-bochten, halen het halfway-point en lopen uiteindelijk over de zeedijk. Die is wat schuiverig door het zand, maar we zijn tevreden met het zeezicht. We vervolgen onze weg langs een file van auto’s met slechtgezinde bestuurders en banen ons een weg door de uitlaatgassen. In de technostraat zien we nu langs de andere kant de laatste loper dapper strijden om de tijdslimiet te halen.

Terwijl papa ons wijst op het gedenkteken van Saint-George’s Day (een Britse aanval op de haven van Zeebrugge tijdens WOI) voel ik de druk in mijn buik toenemen. Een ongemakkelijk gevoel bekruipt me. Roos en ik lopen nog steeds heel vlot. We werken onze kilometers allemaal af onder de afgesproken 5’10”. Hoewel ik blij ben dat alles zo voorspoedig verloopt, voel ik me ook behoorlijk zwak als haas. Ik lijk niet echt iets te kunnen betekenen voor Roos. Sterker nog: ik voel me de zwakke schakel en ik heb schrik dat de situatie in mijn buik zal escaleren. Net zoals bij mijn vorige marathons, worden de sportgels die ik slik op hevig protest onthaald door mijn maag en darmen. Rond kilometer 25 besluit ik dat mijn vierde sportgel de laatste zal zijn. We lopen op dat moment langs een vaartdijk. Terwijl papa ons vertelt over de duikbotenherstelplaats in Brugge nemen de buikkrampen toe. Daardoor krijg ik ook een aanhoudende steek in mijn linker middenrif. Ik besluit te zwijgen en hoop dat het over zal gaan als ik niets meer eet. Bij elke boom of andere vorm van begroeiing die we passeren (het zijn er veel), schat ik in of het zou kunnen dienen als beschutting voor een sanitaire stop. Als ik dan ook nog een dixi zie bij een bevoorradingspost twijfel ik een fractie van een seconde om er gebruik van te maken. Ik doe het echter niet omdat ik me al de meest waardeloze haas ooit voel. Ik kan Roos niet laten wachten en zou enkele kilometers nodig hebben om haar bij te benen. Onze benen draaien nu zo goed, ik mag haar niet in de steek laten.

Er is één belangrijke marathonwijsheid van ervaren rot Dirk: moeilijke momenten gaan voorbij. Op kilometer 30 sluiten de betrokken partijen in mijn buik een gewapende vrede en keert de rust terug. Uitgerekend op het moment dat een professionele haas uit de wedstrijd zou stappen, kikker ik helemaal op. Ik lijk te ontwaken uit mijn slechte droom, recht mijn rug en besef dat ik hier verdorie een missie te volbrengen heb: samen met mijn zus naar haar record lopen. We hebben al zo ver gelopen, we moeten het alleen nog af maken en daar zal ik voor zorgen. In mijn hoofd gaat de marathonmodus aan. Mijn blik verandert van gelaten naar vastberaden. Onze laatste 12 kilometer lopen we langs velden en weiden waar wederom niets te beleven is. Ik spoor Roos aan om mij gedachteloos te volgen en verzeker haar dat we perfect op schema liggen. Ze plakt tegen me aan. Ik voel dat ze het zwaar heeft. Ze buigt, maar breekt niet. Het lijkt alsof haar kin op mijn linkerschouder rust en ik haar elke meter een beetje mee trek.

Ik heb meermaals tegen Roos gezegd dat juist dit de marathon is. Dat ze, ondanks de pijn, dit moment moest vasthouden. Zo liepen wij dus gezusterlijk de finale van onze marathon. We liepen niet onze snelste 12 kilometer ooit, zeker ook niet de boeiendste, maar zonder enige twijfel wel de meest memorabele. Ik bleef Roos moed inpraten en droeg haar op door de muur in haar hoofd te lopen. Dat lukte. Tussen kilometer 30 en 35 liepen we ietsje trager dan voorzien, maar vanaf dan hadden we weer een stevige tred te pakken. Na een laatste aanmoediging van Niko en Joke liepen we rond kilometer 41 terug de Brugse binnenstad in. Toen wist ik al dat Roos haar persoonlijke record zou verpulveren. Ook aan ons mooie marathonliedje kwam uiteindelijk een eind. De laatste meters pakten we elkaars hand vast en deden we iets wat voor een zegegebaar door het leven moest gaan. Roos haar record lag in diggelen aan de finish. We pakten elkaar eens goed vast en toen kon ik gaan aanschuiven bij de dixi’s.

WJLV8876
Een grote dankjewel aan onze bevoorrader papa en supporters Niko en Joke! (en sorry dat we zo stonken)

De conclusie
Brugge is een charmante stad van slechts een zakdoek groot. Dat voel je in de organisatie. Het is bijvoorbeeld niet praktisch om – nadat je een marathon hebt gelopen – een steile trap te beklimmen om je bagage af te halen. Ondanks het saaie parcours zijn er wel ruim voldoende bevoorradingsposten en wordt er moeite gedaan om allerlei muzikale ondersteuning te voorzien. Zowel de doedelzakspeler als de trommelaar waren aanwezig. Bovendien bevat deze marathon amper hoogtemeters en lopen de saaie stukken wel meestal over een snelle asfalt. Het aantal toeschouwers is beperkt. Dit werd echter gecompenseerd door hun enthousiasme: de aanmoedigingen vlogen ons om de oren. Ook (de aanloop naar) de finish op de Grote Markt garandeert een kippenvelmoment. Door deze unieke zussenervaring zal de marathon van Brugge voor ons altijd speciaal blijven.

IMG_1518b

Enkele weetjes

  • Roos at in plaats van haar gebruikelijke witte bolletjes sandwiches als ontbijt. Ik ging voor havermoutpannenkoeken.
  • Ons nichtje Leah werd van thuis uit al ingewijd in de kunst van het supporteren met een gepersonaliseerde vlag op babymaat.
  • Om het papa gemakkelijker te maken waren onze drinkbussen gelabeld met Kind 1 en Kind 2.
  • Zelfs in het Oude Griekenland zou elke atleet zijn neus hebben opgehaald voor de miserabele douchebeurt die ons na afloop te wachten stond.
  • Roos noemde mij achteraf de killer machine van de marathon, ook de vergelijking met een tank viel. Ik zou natuurlijk liever vergeleken worden met een elegant dier zoals een gazelle, maar niets is zo dodelijk efficiënt als der panzerwagen.
  • Papa kon uiteindelijk 20 kilometer met ons meefietsen: een godsgeschenk!
  • Ik ben nog steeds onder de indruk van de geschiedkundige kennis van papa. Man wat weet die veel!

 

Marathonpraat – Voorbeschouwing op de marathon met Roos

Als de dagen korter worden en de blaadjes van de bomen vallen, dan voelen wij dat de marathon in de lucht hangt. Zondag 20 oktober is Brugge de plaats waar het voor Roos en mij weer zal gebeuren. Om 10u gaan mijn zusje en ik samen van start in de Great Bruges Marathon en huppelen we hopelijk in minder dan 3u40 ook weer samen over de finish. Voor mij is het marathon nr. 11, Roos is ook niet aan haar proefstuk toe na marathons in Leiden (2015), Rotterdam (2016) en Amsterdam (2017). Ik loop deze marathon als haas voor Roos en zal er dus alles aan doen om haar marathon zo comfortabel mogelijk te laten verlopen. Alleen het loopwerk moet ze wel voor haar rekening nemen. Een week voor M-day trokken wij samen het zonnige herfstbos in voor een gezamenlijk looprondje. Niet om onze hoofden op elkaar af te stemmen (dat gebeurt namelijk automatisch), wel om alvast wat voorpret te beleven. Omdat dit de marathon is van Roos ga ik het hier dus niet hebben over mijn eigen onzekerheden, twijfels en bedenkingen. Ik deed namelijk weer eens van vraag en antwoord met Roos. Dit is haar voorbeschouwing op de grote dag.

Ik koos voor de marathon van Brugge uit praktische overwegingen. Voor mij geldt: hoe groter de marathon, hoe meer stress. De marathon van Brussel is dichterbij huis, maar ik wil een goede tijd lopen en dan is het vlakke parcours in Brugge interessanter. Ik verwacht wel dat gaststad Brugge er een mooi event van zal maken met de nodige ambiance. Het parcours zelf ziet er best saai uit. De foto’s van vorige edities zijn mooi, maar Google Maps toont toch vooral veel dijken en saaie stukken. Langs een Vaart jeppen kunnen wij goed. Het heeft ook wel iets dat je naar de zee loopt en terug, net zoals de CPC Loop in Den Haag.

IMG_1448b

Mijn voorbereidingen voor deze marathon verliepen 100% naar wens. Ik heb mijn trainingen kunnen afwerken zoals ik het wilde en deed zowel de duurlopen, tempo- en intervaltrainingen. Mijn gevoelige schenen hebben af en toe geroepen, maar hielden zich al bij al koest. Ik heb geen echte kwaaltjes. Dat was in het verleden wel even anders toen ik vaak half geblesseerd aan de marathon begon. De marathonvoorbereiding voelde toen ook aan als zwaar werk. Ik heb nu echt veel plezier gehaald uit mijn trainingen. Mijn laatste marathon liep ik twee jaar geleden in Amsterdam (in 3u44). Het heeft mij toen heel goed geholpen dat Joke het parcours op voorhand voor mij had ingedeeld. Per stuk wist ik waar ik naartoe liep en hoe ik me zou voelen. Voor kilometer 25 mocht ik het niet zwaar hebben. Dat zat zo in mijn hoofd en gebeurde dus ook niet.

IMG_1445b

Eliud Kipchoges 1:59:40 van vorige week heeft mij ook een extra boost gegeven. Ik volg hem nu op Instagram. Zijn foto’s en teksten zijn zo inspirerend. Ik denk dan: je zou elke dag een marathon moeten lopen. Ik vind het mooi dat hij iets wilde betekenen in de sportgeschiedenis en net de marathon heeft uitgekozen als symbool. In mijn omgeving merk ik nu ook dat iedereen plots de marathon kent en naar waarde kan schatten. Het zou nooit zo bijzonder zijn als iemand een halve marathon aan een toptijd zou lopen. Zelfs Niko was best ontroerd toen hij de beelden van Kipchoge in Wenen zag.

Ik verwacht best veel van mijn persoonlijke haas. Joke zal comfortabeler lopen en mij daarom goed kunnen afleiden. Bovendien kan ik echt niet tellen als ik loop en is het dus een geruststelling dat ik niet moet uitrekenen of ik op schema lig. Ik kan gewoon in haar zog lopen en tegen haar aan plakken zonder te moeten nadenken. Ik zal waarschijnlijk niet heel veel praten, maar we kunnen wel gewoon iets zeggen en het hele avontuur samen beleven. Je loopt namelijk ook kilometer 1 en 5 met heel frisse benen. Bovendien komen Niko en vriendin Joke (niet mijn haas) supporteren. Papa zal ons bevoorraden.

IMG_1450b

Zaterdag ga ik niet veel doen. Ik ga een joggingbroek maken om vooraf en nadien te dragen. Ook ga ik nog naar de Albert Heijn. Ik liep mijn vorige marathons allemaal in Nederland. Mijn marathonontbijt bestond toen uit zogenaamde witte bolletjes met sneetjes geitenkaas van de Albert Heijn. Dat is mijn succesrecept. Ik vind het wel riskant om mijn verwachtingen uit te spreken. Mijn snelste marathon liep ik in Rotterdam in 3u43. Nu wil ik graag onder de 3u40 lopen. Ik ga ervan uit dat de kans groot is dat ik dat haal: ik heb getraind zoals ik het wilde, ik heb een haas en ben niet geblesseerd. Dat ik twee weken geleden mijn record op de halve marathon in Brussel verbeterde, is een teken dat het wel goed zit. Al blijft het een vreemd idee dat ik echt 42,2 kilometer lang aan 5’10” moet lopen. 5’30” beschouw ik namelijk als mijn standaardtempo, een spaarstand eigenlijk waarbij ik het idee heb dat ik kan blijven lopen. Enfin, we zullen wel zien hoe het zondag uitdraait.

Bedankt voor je verhaal, zus! Vergeet dus de Borleés, de Ingebrigtsens en The Belgian Tornados. Hier komt Team Odeyn!

img_1438b.jpg

 

 

Het moment – De halve marathon in Brussel met Roos

In 2014 begonnen Roos en ik samen te lopen om iets aan onze ondermaatse conditie te doen. Ons ultieme doel was de 20 kilometer van Brussel tot een goed einde te brengen. Dankzij dat project zagen we samen af en babbelden we vooral ook heel wat af. In mei 2014 liepen wij dus voor het eerst in ons leven 20 kilometer. Het zaadje van de marathondroom was geplant: een jaar later liepen we zij aan zij onze eerste marathon. We liepen nog stratenlopen, halve marathons en nog meer marathons, maar steeds minder vaak in elkaars gezelschap. In 2019 is dat allemaal anders. We haspelden samen trailtrainingen af en liepen gezusterlijk onze vijfde 20 kilometer van Brussel. Over exact een week zullen we 4,5 jaar na ons debuut nog eens samen een marathon lopen. Als generale repetitie liepen we daarom vorig weekend de halve marathon van Brussel. Ik ben namelijk Roos’ persoonlijke haas, pacer of tempomaker die ten allen tijde het hoofd koel houdt, de klok in de gaten houdt en steeds de juiste aanmoediging heeft. Dat straffe zusje van mij heeft dat allemaal niet nodig, maar we zijn nu eenmaal graag in elkaars gezelschap.

img_1387b.jpg

De Brusselse straatstenen kennen voor onze voeten geen geheimen meer. Ons doel was in eerste instantie om het goede marathongevoel te pakken te krijgen en als het even kon ook Roos’ persoonlijk record van 1:43 op de halve marathon scherper te stellen. Voor wie het nog niet opmerkte: Roos verkeert in bloedvorm, dus een scherpe tijd zat er zeker in. Gelukkig zag ze pas gisteren hoe Eliud – King of Marathon – Kipchoge naar een fenomenale 1:59:40 snelde in Wenen. De eerste mens die onder de 2 uur dook op de marathon, kon namelijk beroep doen op maar liefst 41 hazen die elkaar afwisselden zodat Kipchoge telkens in het intieme gezelschap van 7 tempomakers liep. Roos moet het over een week 42,2 kilometer lang en ruim 3,5 uur stellen met mij. Wij hebben wel één groot voordeel ten opzichte van Kipchoge: wij zijn zussen, bloed- en zielsverwanten. We kunnen elkaar heel goed aanvoelen en inschatten. Ik kan Roos tot het uiterste drijven: door de muur, zonder dat ze zich opblaast. Of ik daarom gelijk ben aan 41 wereldtoppers uit de atletiek, dat laat ik in het midden.

Zondag 6 oktober was het weer om in de zetel te liggen en vooral niet buiten te komen. Behalve als je een halve marathon in Brussel gaat lopen. Een loper weet dat wat regen echt geen kwaad kan. We gingen van start onder een grijs wolkendek en snelden er meteen hard van door. De loophonger was groot. Voor de ambiance zorgden we vooral zelf, want veel toeschouwers waren er niet te zien. Na enkele kilometers was de eerste adrenaline gaan liggen en dwongen de tunnels ons te temporiseren. Dat nam niet weg dat we nog steeds aan een behoorlijk tempo door Ter Kamerenbos stormden. Vervolgens beloofde ik Roos 6 kilometer lang een fijne afdaling om nog eens goed door te jassen. En of dat gebeurde: we werden gelanceerd en liepen Roos’ snelste kilometertijd ooit. Niet meteen het soort records dat je moet lopen tijdens een halve marathon, maar we leken over vleugels te beschikken.

Toen we na 15 kilometer door Vorst liepen, vroeg ik aan Roos hoe hard ze aan het afzien was op een schaal van 1 op 10. Haar antwoord was een 7, wat me niet meer dan normaal leek in die fase van de wedstrijd. Ik wist toen al dat een verbetering van haar record een feit zou zijn. Voor we afsloegen naar de Tervurenlaan, zat Roos op een 8,5 op de Schaal van Afzien. Het was nu vooral belangrijk om haar zo goed mogelijk over de Tervurenlaan te loodsen: een stevige en verraderlijk lange kuitenbijter van 1,5 kilometer. In mijn zog beet Roos terug. De berg kreeg haar niet klein. De boog van het Jubelpark doemde op in de verte. Ik gaf ons een halve kilometer om op adem te komen en nog een laatste snelle kilometer uit de benen te persen. Hand in hand overschreden we de finish in een sterke 1:40:36. Roos had haar record verbeterd met maar liefst drie minuten. Jawadde!

IMG_1396b

Ik liep niet mijn snelste halve marathon in Brussel, maar ik maakte een halve marathon zelden zo bewust mee. Uit mijn loopervaring leerde ik vooral hoe fijn het is om fit te zijn. Dat je dan een snelle halve marathon kan lopen zonder daar al te veel zorgen over te hebben. Dat je dan ook nog eens kan genieten van het parcours. Dat je dan niet eens opmerkt dat het vies regenweer is. En bovenal: hoe bijzonder het is dat je dat in het gezelschap van je zus kan doen. Wat vijf jaar geleden een zot plan was, is nu de bron van het ene schitterende zussenmoment na het andere. Lang leve de zusterliefde! Op naar Brugge!

IMG_1391b

De gedachte – Dag van de leerkracht

Ik heb altijd al geweten dat ik leerkracht wilde worden. In mijn ogen was er simpelweg geen mooier en nuttiger beroep dan de lerarenstiel. Ik zou iets concreet kunnen doen met mijn enthousiasme voor taal en literatuur en jongeren iets klein of groot kunnen leren. Tijdens mijn eigen schoolcarrière heb ik meermaals ervaren wat de impact van een leerkracht kan zijn. Wat het teweeg brengt als iemand je wegwijs maakt in een vak dat je niet ligt of juist wel en wat een compliment met je kan doen. Toen ik op mijn 25e uiteindelijk aan de slag ging als leerkracht Nederlands en Engels op de middelbare school waar ik ook zelf leerling was geweest, voelde dat als een droom die uitkwam.

Mijn eerste schooljaren waren zwaar. Gewapend met de nodige diploma’s en – nog belangrijker – met de steun van collega’s en de directie trok ik ten strijde. De enige manier om iets onder de knie te krijgen is door zelf op onderzoek uit te gaan en aan den lijve te ondervinden wat werkt. Ik waadde mij dus een weg door de jungle. Ik leerde luisteren naar leerlingen. Ik kwam mezelf een paar keer goed tegen. Ik betaalde het nodige leergeld. Hoe zwaar dat parcours ook was, mijn inzet werd beloond met de voldoening die ik zelfs in dat prille begin al uit mijn werk kon halen.

Inmiddels ben ik aan mijn tiende schooljaar begonnen. Er is veel veranderd in die tijd. Ik heb in de eerste plaats meer zekerheid en stabiliteit gevonden. Zo heb ik een eigen klaslokaal en geef ik nog maar één vak in twee leerjaren. Als deel van een team slaagde ik erin mijn stempel te drukken op heel wat mooie projecten. Ik kan leerlingen beter inschatten en bijgevolg ook inspelen op hun kwaliteiten. Ik bezit meer instrumenten en vaardigheden om te anticiperen op allerhande situaties. Ik leerde om me niet alles persoonlijk aan te trekken, om school soms ook op school te laten. Door mijn ervaring sta ik steviger in mijn schoenen en ben ik gegroeid als leerkracht.

Ik zag ook het maatschappelijke debat rond onderwijs een andere wending nemen. De toon werd scherper. Het aangekondigde lerarentekort een realiteit. De discussie over of onderwijs al dan niet een zwaar beroep was, raakte heel wat gevoelige snaren. Steeds meer jongeren met grote zorgbehoeften moeten – mits de nodige aanpassingen – kunnen meedraaien in het reguliere schoolsysteem. Er werd heftig gedebatteerd en uiteindelijk ook hervormd. Elke vorm van preventie of opvoeding lijkt bovendien strikt voorbehouden voor het onderwijs. Leraren moeten jongeren wegwijs maken in het verkeer, hen burgerschap bijbrengen, wijzen op de gevaren van sociale media en – als het even kan – ook radicaliserende jongeren detecteren. Je zou haast vergeten dat onze initiële taak eruit bestaat om les te geven over een bepaald vak. Daar zijn we voor opgeleid en dat is waar we in uitblinken. Binnen je eigen vakgebied jongeren iets leren, evalueren en dat proces opvolgen is een voltijdse baan, waar ook bijscholingen en ruimte voor zelfontplooiing deel van uitmaken.

Leraren oefenen een zwaar onderschat beroep uit. We zagen en klagen echt niet omdat we 20 uur per week les geven. Voor de klas staan is slechts een deel van onze job. We zijn tegenwoordig niet langer pedagoog, didacticus, leercoach en vakidioot, maar net zo goed reisorganisator, boekhouder, zorgverstrekker en klasmanager. Alsof dat nog niet volstaat, moeten we ook verantwoording kunnen afleggen voor alles wat we doen en laten. Ik heb het geluk dat ik op mijn school omringd en gesteund wordt door een directieteam dat hard werk levert en steeds klaar staat voor haar leraren. Ook bij mijn collega’s zie ik een grote gedrevenheid om er het beste van te maken.

Het doet immens veel pijn om steeds weer te moeten opboksen tegen het clichébeeld van de gemakzuchtige en klagende leerkracht. Het raakt mij diep als onze job wordt gedefinieerd als pretpedagogie. Wij werken veel en hard omdat we onze taak serieus nemen. De torenhoge verwachtingen staan echter haaks op de schaarse middelen die we ter beschikking krijgen om dat werk uit te voeren. Net zoals mijn hardwerkende collega’s wil ik optimale omstandigheden om het beste onderwijs te kunnen geven aan mijn leerlingen, zodat zij allemaal maximale leerwinst kunnen boeken. De vraag of we moeten gaan voor excellentie of voor de zwakkere leerlingen is dan ook naast de kwestie. We moeten inzetten op alle leerlingen. Als de ondersteuning en waardering navenant zijn kan elke leerling namelijk boven zichzelf uitstijgen.

Voor het eerst in mijn lerarencarrière besef ik dat er ook op mijn kunnen een grens zit. Ik kan niet elk schooljaar nog meer en harder gaan werken. Het kost mij veel energie om me elke dag te weren in het woelige onderwijslandschap. De veerkracht van elke leerkracht kent grenzen. Ik sta nog steeds doodgraag voor de klas, maar ondanks mijn inzet en ervaring lijk ik mijn leerlingen steeds minder goed te kunnen helpen. Ik heb altijd van de daken geschreeuwd dat leerkrachten het mooiste beroep mogen uitoefenen. Nu begrijp ik plots waarom we stilaan met uitsterven bedreigd zijn. Ik zag voor het eerst dat ik niet op een roze wolk zit, maar dat er een stevig onweer in de lucht hangt.

Het water staat ons aan de lippen moet zowat de vaakst gebruikte metafoor zijn van de afgelopen maand. Ondertussen zijn wij met z’n allen al vijf keer kopje onder gegaan en ligt er voorlopig nog geen reddingsboei binnen handbereik. Wat ik hier vertel is niet nieuw. We roepen echt geen moord en brand omwille van een onbenullige schram op de knie. Het onderwijsprobleem is niet op te lossen met een kleurrijke pleister om de pijn te verlichten. De werkdruk moet omlaag. De verwachtingen moeten realistisch zijn. Laat ons weer doen waar we het beste in zijn: voor de klas staan. Geef elke leerkracht terug een roze wolk.

Het portret – De kat in al haar facetten

Vandaag is het Werelddierendag. Ik heb het geluk dagelijks te kunnen genieten van het gezelschap van mijn twee katten: de onnavolgbare Ada en de ravissante Teresa. De kat is vandaag alom aanwezig en hipper dan ooit. Tal van kattenboeken vertellen ons dat we vooral meer kat moeten zijn, want katten dat zijn de ultieme levensgenieters. We kunnen van hen leren om voluit te gaan voor rust in ons leven en om gas terug te nemen in de hectiek van elke dag. Hoe ogenschijnlijk nonchalant katten ook mogen overkomen, achter hun harige tronie zit wel degelijk een complex wezen.

Ada en Teresa zijn al 10 jaar mijn gezelschapsdieren. Ze zijn nu 13 jaar en waren dus volwassen toen ik hen adopteerde. Hun roots liggen in de Libanese hoofdstad Beiroet. Ze werden daar op straat geboren en groeiden er op tijdens de oorlog van 2006. Uiteindelijk belandden ze in een asiel, maar dat was geen veilige plaats omdat het leed onder de bombardementen. De Limburgse VZW Zwerfkat in Nood besloot daarom 10 Libanese katten over te laten vliegen zodat de andere 90 katten van de opvang naar een grotere en veiligere plek konden verhuizen aan de rand van de stad. Ondanks die moeilijke start zijn Ada en Teresa de meest aanhankelijke en mensgerichte dieren die je je kan voorstellen.

IMG_0314b

Teresa is één en al elegantie. Ze is ongetwijfeld van adellijke komaf, leidt aan grootheidswaanzin en er zal geen kat ijdeler zijn dan zij. Elk haartje (en dat zijn er veel) van haar vacht ligt altijd onberispelijk omdat vachtonderhoud één van haar absolute prioriteiten is. Voor de vogelpopulatie is het een goede zaak dat ze op een appartement leeft en dat ze dus geen gevederde vrienden om het leven kan brengen. Als compensatie is naar duiven blaffen één van haar favoriete bezigheden. Teresa lijdt aan een bedverslaving, want het bed dat is haar troon, bij voorkeur met een menselijk lichaam om tegenaan te kruipen.

Ada stond niet vooraan in de rij toen de elegantie werd uitgedeeld. Sterker nog: ze miste die bedeling en is bijgevolg verre van fijnbesnaard. Waar Teresa de kunst van de verleiding tot in de puntjes beheerst, is Ada van de directe aanpak: vaak lomp, nooit subtiel. Om iets duidelijk te maken zet ze haar keel open. De geluiden die Ada produceert, kan je onmogelijk negeren. Haar spinnen (normaal zacht en vredig) is te vergelijken met het geluid van een goedgevulde duiventil of een overladen piepende kruiwagen. Ze miauwt lang en hard. Ada is een liefhebber van schoendozen, maar ook van de zetel. Schootliggen is haar specialiteit. Met Teresa heeft ze een samenlevingsverbond gesloten: beide partijen tolereren elkaar, maar de andere zal altijd De Andere blijven omdat hun ego’s in de weg zitten.

IMG_0673b

IMG_0674b

IMG_0678b

Mijn katten hebben heel veel geluk gehad dat er voor hen een huiselijk leven in Europa was weggelegd. Onze huisdierencultuur heeft echter ook een keerzijde. Huisdieren worden nog al te vaak impulsief aangeschaft, vaak om kinderen te paaien. Dat is om veel redenen verkeerd. Elk dier heeft zijn eigen specifieke gedrag en dus ook noden. Voor een kind is het nog moeilijker om dat gedrag te doorgronden en te begrijpen dat een dier niet op eender welke manier benaderd en geaaid wil worden. Je mag als volwassene niet verwachten dat een kind de volle verantwoordelijkheid voor een huisdier opneemt. Daar wordt nog te vaak te licht over gegaan: een dier in huis nemen – of het nu een goudvis, een hamster of een hond is – dat betekent verantwoordelijkheid nemen. Het is een verbintenis in goede en kwade dagen. Dat wil zeggen dat je naar de dierenarts gaat als er iets scheelt en dat je dan niet mort als je de rekening gepresenteerd krijgt.

Als katteneigenaar leerde ik veel over katten en hun gedrag. Katten hebben het imago gemakkelijke huisdieren te zijn omdat je om hen tevreden te houden slechts wat eten en drinken moet voorzien. Om een kat echter een kwalitatief leven te bieden, moet je verder kijken dan die primaire behoeften. Zoals ik hier in De Morgen kon lezen, moet je je als huisdiereneigenaar niet alleen afvragen wat jij aan je dier hebt, maar zeker ook wat je huisdier aan jou heeft. Katten zijn extreme gewoontedieren. Ze kunnen daarom heftig reageren op plotse veranderingen in hun leefomgeving of situaties die zij als bedreigend ervaren. Zogenaamde valse katten vertonen onvoorspelbaar gedrag omdat ze zich in een benarde situatie bevinden. Katten gaan ook niet in huis plassen of aan de zetel krabben om mensen te pesten. Ongewenst gedrag heeft een onderliggende oorzaak die aangepakt moet worden. Een beetje inzicht in de psyche van de kat is dan ook geen overbodige luxe als je besluit een kat in huis te nemen.

IMG_1333b

Katten zijn benijdenswaardige opportunisten. Door hun onafhankelijke en onaantastbare status zijn ze moeilijk te doorgronden. Ook de wetenschap is in de ban van de wonderbaarlijke band tussen mens en kat. Wetenschappers kunnen de vraag of katten nu echt van hun baasjes houden voorlopig niet eenduidig beantwoorden. Ik vind dat die vraag naast de kwestie is. Houden van is namelijk een menselijk concept. Vraag aan tien willekeurige mensen wat liefde voor hen betekent en je zal tien verschillende antwoorden krijgen. Daarenboven is het geen goed idee om menselijke emoties toe te kennen aan dieren en hen op die manier te behandelen. Elk dier verdient in de eerste plaats een veilige, maar ook uitdagende leefomgeving waarin de mens een baken van rust is. Ik probeer mijn katten dus de best mogelijke thuis te geven. Ik hou van Ada en Teresa om de kat die ze zijn en omdat ik met elk van hen een unieke band heb. Dat is elke dag een feestje waard.

IMG_3995b

Loperspraat – Feest, stress en herfst in september

September is een maand met twee gezichten: enerzijds het stralende staartje van de zomer, anderzijds het verraderlijke begin van verandering. Onder de laatste zomerstralen vierden we verjaardagen en de eerste maanddag van Leah. Daarnaast werd ik overspoeld door werk en wist ik soms echt niet meer waar mijn hoofd stond. Er waren kortom redenen om feest te vieren, maar ook om in de zetel te liggen balen. Zoals alleen Herman van Veen het kan zeggen: we moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan!

De zon scheen op de eerste schooldag en deze leerkracht had er zin in. Niet alleen om weer wat tienergezichten voor me te hebben, maar ook om op een maandag richting het immer bruisende Brussel te trekken. Roos en ik gingen ’s avonds namelijk naar het langverwachte concert van Hozier in het Koninklijk Circus. Zo ontdekten we een andere wijk en vonden we onze weg naar Café Caberdouche op de Vrijheidsplaats. We behoren nog net niet tot de groupies die twee uur voor de deuren open gaan voor die deuren zitten te wachten. Voor ons liever een goede zitplaats dan een staplaats op de eerste rij. Over het optreden kan ik kort zijn: onze Ierse held kwam op, de eerste tonen weerklonken en wij waren helemaal mee. Oh baby, wat kan die man zingen! Niet alleen Hozier zelf stelde op geen enkel vlak teleur, ook de attitude en ambiance die zijn hoofdzakelijk vrouwelijke band uitstraalde, werkten aanstekelijk.

Ondanks het energieshot dat ik kreeg van de steengoede show voelde ik me aan het einde van de eerste schoolweek helemaal uitgewrongen. Ik was kapot, stik op en mijn kinderlijk enthousiasme maakte plaats voor heel wat bedenkingen over mijn job als leerkracht. Dat gevoel overspoelde mij zo hard dat ik het moeilijk had om mezelf staande te houden. Begrijp me niet verkeerd: ik vind nog steeds dat ik een prachtige job heb op de beste school. Plots diende zich ook een grote MAAR aan. Ik spreek misschien in raadselen, maar jullie mogen later deze week een uitgebreidere blogpost verwachten over mijn bezorgdheid omtrent ons onderwijs en de rol die ik daarin als leerkracht heb. Er zijn ook nog zekerheden in het leven: na die heftige eerste week genoot ik volop van een rustig-aan-duurloop. Oef!

September is al sinds mensenheugenis een feestmaand. Zowel ik als mijn lieftallige zusje Roos vieren dan onze verjaardag. Wij lopen niet alleen vaak zij aan zij, we verjaren ook op die manier. Het feest van Roos barstte in alle hevigheid los op donderdagavond toen we ons succesrecept van de zomerbarbecue nog eens herhaalden. Niko was Chef Grill en Hoofd Sauzen. Roos was verantwoordelijk voor de muziek en al het andere lekkers dat op tafel stond. Mijn schamele bijdrage was een eigengemaakte tabouleh (een toppertje, dat wel). Daags nadien was ik aan de verjaardagsbeurt. Ik mocht mijn verjaardag vieren in het gezelschap van een enthousiaste bende vierdejaars leerlingen, aangezien op vrijdag 13 september onze sportieve kennismakingsdag in de bossen van Sint-Joris-Weert doorging. De leerlingen klommen in bomen, sjorden karren, gilden soms erg hard en zongen uit volle borst. Een geslaagde verjaardag! ’s Avonds werd het feest verder gezet ten huize Roos en Niko waar ik trakteerde op echte champagne.

IMG_1173b

Op trainingsgebied was september de laatste kans om voluit te trainen voor de marathon in Brugge op 20 oktober. Roos en ik stonden aan de start van de Leuven Nature trail waar we gezusterlijk 25 kilometer afhaspelden door de bossen. We deden dat aan een stevig tempo onder het goedkeurend oog van de laatste zomerzonnestralen. Na afloop bleken we de eerste twee plaatsen te bezetten in onze leeftijdscategorie. Een mooie opsteker! Als je zowel afstand, als hoogte, als snelheid combineert, dan mag je er zeker van zijn dat je daar daags nadien iets van gewaar wordt in je benen. Ik noemde het een zwaar gevoel. Roos had het over twee stramme stronken (om in het natuurthema te blijven).

Gisteren waren we dan toe aan de kroon op het werk van onze marathonvoorbereiding: voor sommigen de gevreesde, maar voor ons toch vooral gezellige, langste duurloop. Aangezien de weersverwachtingen op z’n zachtst gezegd apocalyptisch te noemen waren, vonden wij het al van veel karakter getuigen dat we überhaupt een lange duurloop zouden lopen. Het bleek een storm in een glas water te zijn. Zo straf was het uiteindelijk niet om door de wind, door de regen, dwars door alles heen onze kilometers gestaag op te bouwen. Doorgaans zijn wij voor een langste duurloop wel tevreden met een kilometer of 30. Gisteren klokten we uiteindelijk af op 33,03 kilometer in iets minder dan 3 uur. Voldoende tijd dus om weer eens goed bij te praten en vooruit te blikken op de marathon. Wederom een zussenmoment om in te kaderen.

Hoewel het nu officieel slechts een week herfst is, was die seizoensverandering al veel vroeger voelbaar. Ik had weer eens koude tenen op de mountainbike en behoefte aan een hete douche na afloop. Ik at al pompoenen. Ik vloekte op de wind die soms een vuil spelletje speelt op de fiets. Na de soms moeizame maand september, richt ik me nu op oktober: marathonmaand tout court. Ik kijk alvast uit naar zondag, want dan staan Roos en ik aan de start van de halve marathon in Brussel. Onze tapering mag dan wel ingezet zijn, een snelle halve marathon lopen behoort zeker tot het plan. May the force be with us!

IMG_1283b

De gedachte – Over motivatie

Toen ik nog Engels gaf aan zesdejaars hadden we het over motivational and inspirational speeches. Een dankbaar onderwerp, want er zijn legio voorbeelden van zulke speeches te vinden. Zo liet de wereldberoemde Yes we can speech van Barack Obama niemand onberoerd en ook de woorden die Malala Yousafzai sprak toen ze de Nobelprijs voor Vrede ontving, konden op veel bijval rekenen. Op dit moment is de toespraak van een geëmotioneerde Greta Thunberg die fel uithaalt naar de wereldleiders brandend actueel, ook op school. Zowel Obama als Yousafzai als Thunberg slagen erin om hun idealen te belichamen in wat ze zeggen. Ze zijn hun boodschap en of je het nu eens of oneens bent met hun discours, het vraagt op z’n minst lef om met zoveel bravoure de massa toe te spreken. Hun speeches zijn een krachtig en goed georkestreerd signaal naar de wereld. Ze inspireren en zetten aan tot nadenken. Ik denk echter niet dat ze daadwerkelijk iets zullen veranderen aan individuele gewoontes en gedragingen. Daar is iets veel eenvoudiger voor nodig.

Als het over motivatie gaat, ontkom je niet aan het onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Externe factoren liggen aan de basis van extrinsieke motivatie. Zo zal een leerling in de eerste plaats studeren omdat als hij slaagt hij bij zijn vrienden in de klas kan blijven zitten en zijn ouders dan niet zeuren. Mogelijk hangt aan een goed rapport ook een beloning vast. Ik merk zelf dat leerlingen in het vierde jaar (secundair onderwijs) heel gevoelig zijn voor beloningen: in de vorm van punten, maar zeker ook complimenten. Het is moeilijker om leerlingen de waarde van intrinsieke motivatie bij te brengen. In de ideale wereld studeert elk kind omdat het zichzelf wil verrijken en echt iets wil bijleren, puur voor zichzelf dus. Aangezien het schoolsysteem toch nog hoofdzakelijk op cijfers is gericht, is het niet evident om leerlingen bij te brengen dat ze in de eerste plaats een mooie en goede tekst moeten willen schrijven.

Ik erger me al eens aan die focus op extrinsieke motivatie die je vaak terugvindt in tijdschriften over lopen of bij andere motiverende raad. Veelal wordt er namelijk van uit gegaan dat een mens bij voorbaat geen zin heeft om te gaan lopen. Het is een opgave, het kost moeite en eigenlijk zegt je lichaam: blijf gewoon thuis. Er worden dan tal van tips aangereikt om toch ergens motivatie te vinden. Bijvoorbeeld jezelf nadien belonen door iets lekkers te eten of drinken. Ook sociale druk lijkt een efficiënte stok achter de deur te zijn. Door samen te gaan lopen, hou je je namelijk aan de gemaakte afspraak. Wie dan nog niet voldoende gemotiveerd is, krijgt de raad om een concreet doel te stellen. Schrijf je in voor een wedstrijd, want dan hebben je trainingen plots zin en nut. Als ik bij elke training hopeloos moet zoeken naar het waarom ervan, zou ik me toch eens de vraag stellen of ik niet beter een andere hobby kan zoeken. Ik vind het bijvoorbeeld redelijk absurd om marathons te lopen als je een hekel hebt aan duurlopen.

Zoals ik in mijn faq uitleg, kost het me weinig moeite om mezelf te motiveren om te gaan lopen. Ik heb er meestal gewoon zin in, ook als de omstandigheden niet ideaal zijn. Lange tijd heb ik dat weggewuifd als ach, dat is voor mij een gewoonte. Die redenering klopt deels. Het heeft mij namelijk ook weinig moeite gekost om die gewoonte aan te leren. Ik heb dat zo beslist en moest mezelf dus niet wekenlang motiveren met allerlei lekkers na een looprondje om toch maar die loopschoenen aan te trekken. Mijn directe motivatie ligt ook niet in de loopdoelen die ik stel. Ik ga in de eerste plaats lopen voor mezelf. Tijdens het lopen (en fietsen) kan ik mijn hoofd verluchten, zoals je dat met je woning ook moet doen om die fris en gezond te houden. Het is een onderhoud van mijn lichaam en geest. Mijn hoofd wordt tijdelijk leeggemaakt, zodat er weer ruimte ontstaat en meer lucht is om te ademen. Je kan om die reden ook bidden of mediteren, maar mijn sacraal me-time moment zit in een loopronde. De tijd die dat kost, betaalt zich terug in kwalitatieve tijd nadien. Met die gedachte heb je geen extrinsieke motivatie nodig om er op uit te trekken.

Om die reden ben ik fan van het boek Atomic Habits van James Clear. Hij pleit voor tiny changes for remarkable results. Als we iets willen bereiken, zijn we te vaak gefocust op een eindresultaat. Ik ga nu lopen omdat ik dan een marathon kan uitlopen. Je hoopt dan, door dit vaak genoeg te herhalen, dat je hier ook naar zal gaan handelen en een gewoonte kan veranderen. James Clear spreekt dat tegen. Volgens hem is het beter om het grootse eindresultaat los te laten en je te richten op je identiteit. Wat voor persoon wil je zijn? Wil je iemand zijn die drie keer per week gaat lopen? Waarom wil je zo iemand zijn? Als je op die manier motivatie kan aanboren, dan kost het je plots veel minder moeite om te lopen en dan is een loopwedstrijd geen stok achter de deur, maar een logisch gevolg van het feit dat je het voor jezelf belangrijk vindt om te gaan lopen.

Afsluiten doe ik met de mooie en uiterst gemotiveerde lopersvoeten van An, mijn lieve collega en vriendin. Enkele weken geleden besloot ze om te beginnen met lopen. Dat was geen vanzelfsprekende keuze nadat er vorig jaar heel veel op haar af kwam en ook het lichaam tegensputterde. Ze volgt een schema waarbij ze geleidelijk aan de loopminuten opbouwt (verstandig!). Natuurlijk vertel ik An vaak over mijn loopavonturen, mogelijk heb ik haar daardoor op ideeën gebracht. De motivatie om vol te houden, haalt ze echter bij zichzelf. Omdat ze plezier haalt uit die momenten, omdat ze dichtbij huis mooie plekken ontdekt, omdat het een manier is om zorg te dragen voor haar lichaam. Blijven gaan, maatje!

WUFH2377b

 

 

Daar zijn ze dan: de faq!

Ik kon niet langer achterblijven. Een website zonder frequently asked questions, kortweg faq, is als een een verjaardag zonder taart of ontbijten zonder koffie. Uiteindelijk ging ik nog redelijk lang faq-loos door het leven. Ik had er namelijk nooit bij stilgestaan dat er überhaupt vragen zijn die vaak aan mij gesteld worden. Ze kwamen echter meteen tevoorschijn toen ik er eenmaal over begon na te denken. *tromgeroffel en trompetgeschal*
Op deze pagina kan je vanaf nu veelgestelde vragen mét antwoorden terugvinden.

En vrees niet, vragen staat nog steeds vrij. Het is niet omdat ik nu kan verwijzen naar “mijn faq” dat jullie geen vragen meer op mij mogen afvuren. Ik zal ze met de glimlach beantwoorden. Verwacht niet dat ik ooit een Q&A* video zal opnemen, want zo hip ben ik echt niet.

Tot slot: mijn lievelingskleur is blauw (en Le Creuset oranje). Mijn lievelingsdier is een kat. Mijn lievelingsgetal is 13. Mijn lievelingsvak op school is taal. Niet zo frequently asked, maar net zo belangrijk.

*Questions and Answers, een filmpje dus waarin je zogenaamd spontaan vragen beantwoordt.