Mijn broer strijdt op dit moment voor de wereldtitel lange afstand duatlon. Een voorbeschouwing kan je hier terugvinden. Ongeacht het resultaat vind ik het bijzonder jammer dat de nationale media amper aandacht besteden aan dit kampioenschap. Je zou haast denken dat we in België struikelen over de (vice-)wereldkampioenen. Enkele weken geleden berichtte Het journaal op Eén nochtans over de kersverse wereldkampioene garnalen pellen. Ja, serieus. Er moeten blijkbaar prioriteiten worden gesteld. Vorig jaar vond ik het dus hoog tijd voor een lezersbrief. Die werd niet gepubliceerd. Of wat had je gedacht?
Beste redactie
Een jaar geleden haalde Seppe Odeyn deze krant. Welgeteld zes zinnen wijdde De Morgen aan de wereldtitel duatlon die mijn broer behaalde op 4 september 2016 in het Zwitserse Zofingen. Jawel, duatlon. Hij moest hiervoor 10 km lopen, 150 km fietsen en nog eens 30 km lopen. Hij kreeg uitgebreide aandacht op 3athlon.be, slechts een korte vermelding op de website van Sporza en een interview op Radio 1. Daarin werd onder andere vermeld dat hij een jaar eerder reeds vice-wereldkampioen duatlon werd. Gisteren behaalde hij een tweede zilveren medaille op de meest prestigieuze aller duatlonwedstrijden. Zijn palmares bevat daarnaast nog Belgische titels en podiumplaatsen op internationale wedstrijden. Het moge dus duidelijk zijn dat mijn broer wereldtop is in zijn sport.
Helaas voor hem is duatlon het kleine, ongekende broertje van triatlon. Een sport die net iets meer bekendheid heeft, maar op zijn beurt ook maar een garnaaltje is in de grote sportzee. Mijn broer leeft en traint als een professionele atleet, maar heeft daarnaast ook gewoon een job om de kost te verdienen. Je wordt met andere woorden geen duatleet om geld te verdienen. Juist daarom is het bijzonder jammer dat een klein land als België een volwaardig (vice)wereldkampioen niet eens het vermelden waard vindt in een programma als Sportweekend. Ironisch, als enkele dagen voordien het zendschema wordt omgegooid omwille van kwalificatiewedstrijden waarin onze nationale voetbalploeg het opneemt tegen voetbaldwerg Gibraltar met de (on)nodige voor- en nabesprekingen. Wikipedia leert mij dat het team van Gibraltar slechts één professionele speler heeft.
Als “zus van” ben ik uiteraard bevooroordeeld. Ik begrijp heus dat duatlon minder spektakelwaarde heeft in vergelijking met sporten die wel volop in de belangstelling staan. Ik ben ook een trouwe volger van de Tour, waar dit jaar volop steen en been werd geklaagd over (veel) te lange en saaie ritten. We vinden het met z’n allen echter niet meer dan logisch dat ook die ritten wel uren zendtijd krijgen met daarbovenop (uitgebreide) samenvattingen en besprekingen omdat het nu eenmaal de Tour is.
Enkele keren per jaar slechts één minuut aandacht op de nationale televisie zou heel wat betekenen voor de professionele duatleten die op het scherpst van de snee met hun sport bezig zijn. Ze zullen niet met champagne in het rond spuiten en ze zullen ook geen luxe auto winnen (ze rijden nadien gewoon zelf naar huis in een geleende mobilhome), want daar doen ze het niet voor. Wel om een klein beetje waardering te krijgen voor het harde labeur dat ze leveren om onze nationale driekleur met glans te vertegenwoordigen.
En als er dan toch geen media aandacht aan deze sport wordt geschonken: geef die atleten dan gewoon een standbeeld.
Een maand geleden strooide ik gul in het rond met complimenten aan het adres van de maand juli. Vol vertrouwen ging ik verder op dat sportieve elan. Ik liep wat meer en sneller in de tweede helft van de zomervakantie en ik haalde een oude sporthobby van onder het stof. Kortom: in juli vond ik mezelf opnieuw uit als loper, in augustus herontdekte ik mezelf als sporter tout court.
Waar het in juli nog bakken, braden en vooral veel zweten was, bood augustus meer verkoeling. Zo liep ik weer eens in de regen en zag ik de natuur steeds groener worden. Lente in de zomer, kan dat? Mijn looptrainingen waren gevarieerd. Ik liep vaker ’s ochtends voor het ontbijt. Velen zullen mij voor gek verklaren, maar ik vind dat een ijzersterk begin van de dag, waardoor mijn energiepeil ongekende hoogten bereikt. Mijn duurlopen bouwde ik gestaag verder uit. Tot twee keer toe ging ik boven de 30 kilometer piepen en mensenlief: wat had ik daar een prachtig uitzicht op een nieuw marathonverhaal! Kilometers malen: het lijkt mijn tweede natuur te zijn.
De afgelopen maand stonden er ook twee wedstrijden op het programma. Op 15 augustus stond ik aan de start van de halve marathon Dwars door Zaventem en op 24 augustus nam ik deel aan de Voerhoekjogging (11,5 km) in Vossem. Beide wedstrijden begon ik met weinig verwachtingen. Kleine pijntjes in beide onderbenen baren me meteen grote zorgen: een sluimerende onzekerheid. Aangezien ik me ook blesseerde tijdens een wedstrijd, durf ik geen blitzstart te maken. In Zaventem begon ik daarom aan een heel gezapig tempo. Ik fietste tot daar en zag die 21 kilometer als een rustige duurtraining. Dat draaide anders uit. Tot kilometer 8 maakte ik me grote zorgen over een pijntje in mijn linkerbeen, dat uiteindelijk helemaal los liep. Net iets over de helft kwam er plots een versnelling uit mijn benen die ik al lang niet meer had gevoeld. Zo finishte ik als 5e vrouw en wat belangrijker was: met een heel goed gevoel. De Voerhoekjogging verliep volgens een gelijkaardig scenario. Ik zou niets forceren en vooral genieten van de omgeving. Halverwege ging de turbo toch aan en begon ik aan een remonte. Vertrouwen tanken, zoals dat heet.
De grote ster van de afgelopen maand was de mountainbike. In een heel ver verleden beoefende ik die sport al. Om aan te duiden dat het écht lang geleden is, zeg ik altijd: in de tijd dat ik nog wedstrijdjes kon doen met mijn broer. We spreken hier over mijn 15e tot 18e levensjaren. Toen ik 16 was, deed ik in de zomervakantie een studentenjob om een eigen mountainbike te kunnen kopen. Die is intussen al lang op een schroothoop beland. In juli zei mijn papa dat hij een nieuwe mountainbike zou kopen en dat opende perspectieven voor mij.
Mijn beide ouders zijn fervente lopers én fietsers. Mocht dat nog niet duidelijk zijn: ik heb mijn sportieve genen niet van vreemden. Er was dus een mountainbike “over” en ik kon heel wat fietskleding gebruiken van mijn mama. Zo kroop ik op 7 augustus weer eens op een mountainbike. En wat voor één! We hebben het hier over een 4-jarige Orbea Alma. Wie nu een resem technische specificaties verwacht, zal ik moeten teleurstellen. Ik kan wel zeggen dat ik nu all the way fiets met klikpedalen en schijfremmen. Mijn eerste kilometers fietste ik op vlak eentonig terrein (Vaart en Demer) om wat aan het gevoel te wennen. Dat zat snel goed. Tijd dus om het bos te gaan verkennen. Wat een plezier! Ik beleefde een tweede jeugd, maar dan zonder oplaaiende hormonen en peer pressure.
Er is dus een tweede fiets in mijn leven. Ik heb al eens de neiging om objecten te personifiëren. De mountainbike kreeg dan ook een naam. We hebben het vanaf nu over Juan. Orbea is namelijk een Spaans (Baskisch) merk en Juan is De Spaanse variant van Jan, mijn papa’s naam. De liefde voor Juan nam meteen ernstige vormen aan. Zo noem ik hem soms al liefkozend Juanie en wil ik hem liefst van al ook in huis bij me hebben. Eén en al liefde dus. Mijn sportieve actieradius werd dankzij Juan uitgebreid. Tervuren ligt nu echt om de hoek. Ik volgde daar al enkele mountainbikeroutes en die stelden niet teleur. Ook dichter bij huis is er heel wat moois te ontdekken op mijn stoere tweewieler.
Geen nood voor wie gek is op mijn loopverhalen en zich nu bedrogen voelt omdat Jokeloopt nu ook fietst. Ik blijf een loper, zoals ik ook niet meteen geen lezer meer ben omdat ik de film eens beter vind dan het boek. Mijn sportieve ei kan ik nu volledig kwijt in een tweede sport, zodat het gemakkelijker is om mijn loopkilometers binnen de perken te houden. Ik loop nog altijd veel, meer dan wat mensen gemiddeld “normaal” zullen vinden, maar ik bouw meer rustdagen in. Die kleine pijntjes blijven me eraan herinneren dat meer lopen niet altijd nodig is. Juan staat vanaf nu altijd paraat om mij op te vangen.
Maandag begint het nieuwe schooljaar. Ik ga dus weer aan het werk en zal creatiever met mijn agenda moeten omspringen. Dat betekent dat ik wat harder in de dagen zal moeten knijpen om er alles uit te persen. Dankuwel Augustus, u was een prachtige sportmaand!
Zondag 2 september 2018 is het zover: dan vindt het wereldkampioenschap lange afstand duatlon plaats in Zofingen (Zwitserland). Mijn broer Seppe zal dan opnieuw een gooi doen naar de wereldtitel. In september 2016 bracht hij de titel al eens naar België. Vorig jaar werd hij, net zoals in 2015, vice-wereldkampioen. Hij staat dit jaar voor de vijfde keer aan de start van dit WK. Redenen genoeg dus om jullie een korte inleiding te geven over de – helaas onbekende – duatlonsport, mijn broer die hierin tot de wereldtop behoort en het komende wereldkampioenschap.
De olympische sport triatlon zal bij velen bekender in de oren klinken met de Ironman-competitie als bekendste wedstrijdenreeks over de volledige afstand. De atleten zwemmen 3,8 kilometer, fietsen er 180 en sluiten af met een marathon, goed voor 42,2 kilometer lopen. Mijn broer nam dit jaar deel aan maar liefst drie Ironmans: Texas in april, Lanzarote in mei en Tallinn in augustus. Hij eindigde telkens nét buiten de top 10. Dat is heel straf voor iemand die zegt dat hij nog wedstrijdervaring moet op doen in de grote triatlons en die niet geboren werd als waterrat. Duatlon wordt ook al eens verward met de olympische wintersport biatlon, een langlaufwedstrijd waarbij de atleten onderweg met een geweer op doel moeten schieten. Mijn broer zou hier waarschijnlijk goed in zijn, maar bij gebrek aan sneeuw en een wapenvergunning kan hij zich hier niet op toeleggen.
Duatlon bestaat uit drie onderdelen: de atleten lopen eerst, springen dan op de fiets en sluiten weer af met een loopnummer. Net zoals er ook kwart- en halve triatlons georganiseerd worden, verschillen ook de afstand en aard van het parcours van een duatlon. Zo is het Belgisch kampioenschap bijvoorbeeld een cross duatlon over de korte afstand, waar dus met een mountainbike wordt gefietst. Er bestaat ook een Belgisch en Europees kampioenschap over de lange afstand (10-60-10). Seppe behaalde al titels in beide disciplines en is ook zesvoudig winnaar van de Hel van Kasterlee. Een wedstrijd die zich niet voor niets de zwaarste winterduatlon ter wereld noemt. Op de Kempische bodem van Kasterlee wordt 15 kilometer gelopen, 118 kilometer gemountainbiket, om de benen nog eens finaal los te gooien met een run van 30 kilometer. Aangezien er gestreden wordt in december zijn de weersomstandigheden onverbiddelijk: kou, ijs en nattigheid behoren dan ook tot het vaste repertoire.
Het is overigens op die Kastelse grond dat mijn broer zijn eerste stapjes (en trapjes) in de duatlonsport zette. Als ik juist kan tellen, was het op 24-jarige leeftijd dat hij de overstap maakte van het wielrennen naar de duatlon. In dit oprechte portret van Vojo Magazine dat vorig jaar over hem verscheen, kan je daar meer over lezen. Ik vertelde hier al dat hij naast zijn professionele topsportleven als duatleet en triatleet ook nog een job als vertegenwoordiger voor fietsenmerk Orbea heeft. Dat betekent trainen in vrije momenten en dus in alle vroegte of donkerte: over toewijding gesproken. Duatlon is een kleine wereld die weinig bekendheid geniet in het medialandschap, maar het is niet zomaar een opstapje naar de triatlon. Het prijzengeld ligt daar echter hoger, de sport kent meer prestige en triatleten hebben bijgevolg een grotere sterrenstatus dan mijn broer. Jammer, want Seppe Odeyn is een naam die klinkt als een klok in het duatlonmilieu en zijn wereldtitel in 2016 leverde hem ook een nominatie op de longlist voor sportman van het jaar op.
Het wereldkampioenschap lange afstand duatlon behoort tot de Powerman-competitie, zeg maar de Ironman van de duatlon. Seppe won in februari nog een Powerman-wedstrijd op Mallorca. Op de Powerman-ranking eindigde hij in 2016 op nummer 1. Seppe Odeyn is met andere woorden dus de Rafael Nadal van zijn sport, maar dan zonder Aston Martin. Het Zwitserse Zofingen is de vaste locatie voor het WK duatlon lange afstand. De wedstrijd is een klepper van formaat en omvangt 10 kilometer lopen, 150 kilometer fietsen en een afsluitend loopnummer van 30 kilometer. In 2016 volbracht Seppe dat kunstje in 6u23. Wie durft nu nog te beweren dat duatlon het kleine of minderwaardige broertje is van triatlon? België heeft overigens een stevige reputatie in de duatlon. De betreurde Benny Vansteelant schreef vijf wereldtitels op zijn naam, diens broer Joerie haalde er drie binnen en Rob Woestenborgs was goed voor één zege in Zofingen.
Naast Seppe Odeyn worden ook Søren Bystrop (Denemarken), Gaël Le Bellec (Frankrijk) en Felix Köhler (Duitsland) tot de kanshebbers op de wereldtitel gerekend. Bij de vrouwen is het de vraag of de Britse Emma Pooley haar vijfde kampioenschap op rij kan winnen. Om alvast wat in de sfeer te komen, kan je hier een uitgebreid videoverslag van de race in 2016 bekijken: de editie die mijn broer dus won. Vanaf 1:14:00 zie je hoe hij op de finish afstormt, applaus in ontvangst neemt van enthousiaste Zwitsers en letterlijk door het lint mag gaan. Andere aanwezige elementen zijn: een Belgische vlag, een vreemde hond als mascotte, zonnebloemen en zelfs cheerleaders. Stand up for the champion! In het interview met de kersverse wereldkampioen kan je zien en horen dat mijn broer ook welbespraakt is in het Engels. Om het met de samenvattende woorden van de interviewer te zeggen: You started like a rocket, you finished like a champion!
Wie zich bij wijze van voorbereiding nog verder wil verdiepen in de sportieve carrière en avonturen van mijn broer, kan zich inlezen op Seppes website en blog. Jullie willen nu natuurlijk helemaal niets missen van dit wereldkampioenschap. Er is helaas geen plaats meer in de auto’s van de familieleden en supporters die naar Zofingen afzakken en Sporza beseft nog niet dat deze race uitzendwaardig is. Niet getreurd: je kan de wedstrijd volgen via livestreaming op de gloednieuwe Powerman Zofingen site. Ik zeg: kijken en supporteren!
De Dodentocht in Bornem is een wandeltocht van 100 km die dit jaar al aan zijn 49e editie toe was. Het vertrek vindt plaats op vrijdagavond om 21u, deelnemers hebben 24 uur tijd om te finishen. Concreet betekent dit dus dat alle wandelaars een nachtje door stappen. Zonder te slapen. Gewoon stappen. Als het donker is en iedereen in zijn bed ligt. Dus ook als het regent, zoals dit jaar het geval was. Om maar te zeggen: de Dodentocht heeft zijn naam niet gestolen en is inmiddels uitgegroeid tot een iconisch sportevenement. Van de 11752 starters bereikten er dit jaar 8178 de finish, dat is zo’n 70%. Mijn eigenste mama was er daar één van.
Samen met heel veel andere gekken stond ze dus vrijdagavond 10 augustus aan de start in Breeven. Ze voerde haar Dodentocht-kunstje al twee keer eerder uit. In 2006 volbracht ze de tocht met haar zus Hilde en in 2016 was mijn papa haar partner in crime. Dit jaar stond ze aan start en finish met buurvrouw Lut. Mijn ouders zijn allebei lopers en fietsers, maar mijn mama is de onbetwiste wandelexpert van onze familie. Ook in het dagelijks leven zet ze er altijd serieus de pas in.
Zaterdag 11 augustus begon voor mij om 7u aan de sporthal in Merchtem: post 8 op kilometer 53,2. Ik was namelijk bevoorrader en supporter van dienst. Een serieuze taak, te meer omdat ik de enige afgevaardigde van de familie was. Mijn zussen, broer en papa waren wel standby om telefonische steun te verlenen en – in het geval van mijn zussen – medische raad. Die bleek meteen nodig daar aan die sporthal. Een bloeddrukval en suikerdip zorgden ervoor dat mijn mama een woman down was en met de beentjes omhoog op de Merchtemse straatstenen moest liggen. De noodgedwongen pauze duurde langer dan verwacht, maar uiteindelijk vertrok het duo toch weer met kordate pas richting Buggenhout.
2018: bevoorrader op post!2016: bevoorrading op kilometer 50. Mijn papa deed hier de legendarische uitspraak “Ik vind het nogal langdradig”.
Ik vind het moeilijk om een prototype te schetsen van de typerende Dodentocht-ganger. Er zijn wat meer mannen dan vrouwen. Je ziet (heel) jonge mensen, maar ook (heel) oude. Sommigen zijn professioneel sportief geëquipeerd, anderen lopen in jeans en op versleten basketsloefkes. Legeroutfits zijn populair, net zoals afritsbroeken of veel te zware wandelbottines. Er wordt al eens een vlag of spandoek gedragen. Shirts met ludieke spreuken zijn makkelijk te spotten. Sommige wandelaars lijken zo goed als niets met zich mee te dragen, anderen hebben dan weer geprobeerd om hun voltallige huishouden – inclusief pepermolen – mee te nemen in een veel te logge rugzak.
Bevoorraden tijdens die Dodentocht is een job op zich. De organisatie voorziet pijlen van post naar post voor volgers met de auto en ook op de website kan je een overzichtelijk plan terugvinden. Dat neemt niet weg dat plaatsen (gehuchten?) als Steenhuffel, Opdorp en Branst er niet op voorzien zijn om een stroom van auto’s te herbergen. Na post 9 in Buggenhout zette ik mijn bevoorradingsoffensief verder met de fiets. Een wijze beslissing, zo bleek. Mijn rugzak was gevuld met diverse lekkernijen waaronder chocomelk, cola, sportdrank, peperkoek, suikerbrood en chocolade. Zoetigheid genoeg dus en zo fietste ik met buurman Paul vrolijk verder naar Lippelo, Puurs en Oppuurs.
2018: kilometer 79,1. Afval aanreiken ging nog vlot in Puurs.
Onze laatste tussenstop was in Sint-Amands: post 14, kilometer 88,2. Nog 12 kilometer te wandelen wil zeggen dat je nog ruim 2 uur aan de gang bent. Dat is niet minder dan een eeuwigheid als je al rond de 20 uur onderweg bent. Een juiste aanmoediging vinden is op dat punt ook niet gemakkelijk: Je bent er bijna klinkt als een leugen. De meeste wandelaars hebben daar een blik die op oneindig staat. Ik had het in mijn marathonwijsheden al eens over de lichten die uitgaan in je hoofd. Wel, dat is wat daar bij de meeste van die wandelaars gebeurd is. Ze doen al geen moeite meer om in het duister naar de aan-knop te zoeken. Zij die in gezelschap stappen, lijken zich daar niet meer van bewust te zijn. Er wordt niet meer gesproken. Lichaam en geest hebben een staakt-het-vuren bereikt. Sommigen vervolgen hun weg nog met een soepele tred, velen manken van de blaren of ander lijfelijk leed. Hard om te zien.
2016: kilometer 88. Omdat Roos zo mooi assorti gekleed was, mocht zij eventjes mee wandelen.
Na 100 kilometer afzien komen de moedige stappers dus aan in Bornem city, waaronder ook ons olijke duo. De lichten gaan terug branden in de meeste hoofden. Je ziet veel emoties. Mensen die zichzelf verbaasd hebben dat ze het hebben gehaald en die nadenken over de bewogen nacht en dag die ze nu echt achter de rug hebben. Vaak schuilt er een emotioneel verhaal achter het idee om die Dodentocht te stappen. Er vloeien tranen. Mijn mama was in de eerste plaats vooral gewoon opgelucht dat ze de finish had bereikt. Het publiek applaudisseert voor elke held die aankomt. De Dodentocht tot een goed einde brengen, verdient niet alleen een applaus, maar ook een staande ovatie. Chapeau!
Vrijdag de 20e is het nieuwe vrijdag de 13e, dat zei ik toen in april. De voortekenen waren duidelijk: Marike sloot zichzelf buiten en werd zwaar afgezet door de slotenmaker. Tot overmaat van ramp werden ook de gehaalde frieten koud en kwamen ze bijna te laat op een theatervoorstelling van onze tante. Zelf had ik een uitermate deprimerend bezoek aan de kinesitherapeut achter de rug. Net op het moment dat we dit bijna allemaal een plaatsje hadden gegeven en toch nog iets van de avond probeerden te maken, hoorde ik in het journaal dat Avicii overleden was. Tim Bergling liet op 20 april 2018 het leven in Oman. Hij was 28 jaar.
Er was een tijd dat ik al lachend zei dat ik ook wel naar van die slechte commerciële muziek met een stevige beat luisterde als ik ging lopen. Ah ja, want ik – madame cultuur – kon Avicii toch niet op hetzelfde niveau plaatsen als een Leonard Cohen of Ramses Shaffy? Ik heb echter nooit geweten dat er een progressive house liefhebber in mij schuilt, want dat is volgens Wikipedia hoe de muziek van Avicii gecatalogeerd moet worden. Inmiddels vind ik het flauw om minachtend te doen over muziek die cultureel minder hoog staat aangeschreven. Muziek kan een mens heel diep raken, maar dat kan op veel manieren: de ene al wat subtieler dan de andere. Zo zat ik een keer wat sip in de auto toen Roos de gevleugelde woorden sprak Jij hebt wat Avicii nodig. Er is muziek voor elk moment en elke gemoedstoestand. Gelukkig maar. Alleen Spinvis kan de wereld niet redden.
Ik luister dus niet naar Avicii als ik thuis rustig in de zetel zit met een boek. Avicii is inherent verbonden met mijn loperscultuur. Zijn doorbraakhit Levels wordt op elk groot loopevenement gespeeld. Een euforische kick gegarandeerd als je in de massa op het startschot staat te wachten. Tijdens de marathon van Rotterdam schalde Wake Me Up hard door de boxen toen mijn papa en ik rond kilometer 30 terug de stad in liepen. Kippenvel tot mijn kleinste teen. Avicii is een vaste waarde in mijn Duurloop-playlist. Ik krijg energie van die beats en word er gewoon blij van. Als dat geen emotie is?
Vlak na Avicii’s dood luisterde ik naar Hey Brother, een nummer dat mij altijd minder heeft aangesproken. Plots raakte het mij. David Bergling reisde zijn broer Tim achterna naar Oman omdat de familie ongerust was. David kwam te laat. Een paar dagen na het overlijden publiceerde de Berglings een emotionele open brief. Voor hen was de doodsoorzaak duidelijk: “Tim kon niet langer verder en wilde rust vinden. Hij was niet gemaakt voor de zakelijke machine waarin hij zich bevond.” Een realiteit waar je niet om heen kan in de documentaire True Stories. We zien hoe een verlegen knul met pet en ruitjeshemd in recordtempo de wereld verovert. Tot zijn 19e speelde Tim Berglings leven zich af binnen vijf straten in Stockholm. Twee jaar later ligt de wereld aan zijn voeten als hij een eerste concert draait in New York. Manager Arash “Ash” Pournouri wil er het financiële maximum uit halen. Het is ontnuchterend om te zien hoe Avicii’s volledige entourage enkel oog heeft voor de commerciële machine die moet blijven draaien. Als een doodzieke Tim Bergling met ernstige buikpijn in het ziekenhuis wordt opgenomen, gaan ook de dokters helemaal op in het product Avicii. Hij wordt opgelapt en met zware medicatie verder op tour gestuurd.
Er zijn ook veel lovende woorden voor de artiest Tim Bergling. Alle zangers waar hij mee samenwerkte, hebben niets dan respect voor zijn muzikale brein. Producen of dj’en wordt beschreven als een volledig orkest in je hoofd componeren. Je focust je niet op één instrument, maar creëert een muzikaal geheel. Het is een andere manier van muziek maken, maar daarom geen slappe oplossing voor wie geen talent heeft. Ondertussen gaat het niet alleen bergaf met Berglings fysieke gezondheid, hij wordt ook angstiger en kan geen rust vinden. In de spotlights staan is niets voor hem, net zo min als het touren. Hij slaat in paniek als de agenda nog maar ter sprake komt. Alcohol consumeren wordt een gewoonte om de zenuwen tegen te gaan. Zijn vrienden herkennen hem niet meer. Bergling moet grote inspanningen leveren om zijn entourage duidelijk te maken dat hij echt wil stoppen met de optredens. Uiteindelijk speelt hij zijn laatste concert op Ibiza in 2016 en stopt ook de samenwerking met zijn manager. Avicii gaf van 2012 tot 2016 maar liefst 813 shows over de hele wereld.
In april was ik dus geblesseerd en kon ik niet lopen. Toegegeven, dat maakte mij emotioneel wat labiel. Ik zocht de sentimentaliteit op en luisterde heel vaak naar Hey Brother. Wat een song, wat een waarheid. Het werd mijn ultieme lied over de broeder- en zusterliefde. If the sky comes falling down, for you, there’s nothing in this world I wouldn’t do. Ik kon niet anders dan aan mijn eigen broer en zussen denken. What if I’m far from home? Oh brother, I will hear you call. Zij zouden ook hemel en aarde bewegen en desnoods de wereld rond reizen als ik in de problemen zou zitten. Aangezien wij geen doorwinterde globetrotters zijn, betekent dat echt heel veel. Fans van Avicii vereeuwigden hun idool met de twee Avicii driehoekjes op hun lichaam. Via de muziek zou hij altijd met hen blijven praten. Het is een magere troost. Waarschijnlijk helemaal geen troost voor wie met Tim Bergling een broer of kind verloor.
Juli 2018 zal voor mij de geschiedenis in gaan als een uitermate geslaagde loopmaand. Op 1 juli was het welgeteld 16 weken geleden dat ik me blesseerde. Ik kon 7 weken niet lopen. Aan het begin van deze maand was ik dus 9 weken back in the running game. Tijd om de balans op te maken.
De afgelopen maand liep ik vaak op verplaatsing. Op 5 juli maakte ik mijn debuut als strandloper aan onze Belgische kust. Ik liep ’s ochtends van Westende over het strand tot aan het voormalige casino in Middelkerke en dan terug over de dijk. Langs de kustlijn lopen is ploegen. Het waren 11 zware, maar wel heel mooie kilometers onder de zon.
Op 14 juli waren wij met de familie in Houffalize. Ik liet de trailrun aan mij voorbij gaan om mijn eigen loopschema verder uit te bouwen. Die zaterdag liep ik 20,3 kilometer langs de ravel van Houffalize naar Bastogne. Ook over een geasfalteerde weg staan de Ardennen garant voor hoogtemeters. De eerste helft was zwaar, de terugweg vloog voorbij.
Zei ik al dat het ongelooflijk mooi lopen is in Dardennen?
Ik legde ook kilometers af op Nederlandse grond, in Rotterdam meer bepaald: de stad waar ik de marathon had willen lopen in april. Vrienden Machteld en Jelle keken niet vreemd op toen ik er op zondagochtend voor het ontbijt op uit trok. Zo leerde ik op 22 juli het Vroesenerpark kennen en leidde mijn spontane improvisaties in de buurt ertoe dat ik de weg terug moest vragen aan een voorbijganger. Gelukkig zijn er op zondagochtend heel wat Rotterdammers op de been om hun hond uit te laten.
Ik eindigde de maand juli met maar liefst drie ochtendlijke loopjes in Parijs. Mijn loopgewoontes aldaar beschreef ik al uitgebreid en ook nu stelde de stad niet teleur. Mijn benen werden met de dag slechter, maar vreemd genoeg had dit een positieve invloed op mijn tempo. Parijs was uiteindelijk goed voor 27 kilometers loopplezier.
Naast mijn buitenlandse runs was de maand juli ook de maand waarin ik opnieuw kon duurlopen. Ik loop marathons omdat ik nu eenmaal graag lang aan een stuk loop. Liefst dan nog op een eentonig en vlak parcours. Op 1 juli liep ik voor het eerst terug langs de Vaart met mijn zus als compagnon op de fiets. Ik legde 15 kilometer af: het begin van een nieuw duurloopverhaal. De week erna werden dat ruim 17 kilometer, in Houffalize overschreed ik de kaap van de 20 kilometer, daags voor onze nationale feestdag liep ik al ruim een halve marathon en vorige week liep ik onder een loden zon 26,6 kilometer. Het geloof in mezelf als marathonloper komt zo stilaan terug.
De maand juli was niet één en al euforie. Zo was het altijd veel te warm om te lopen. Ik hoor lopers steen en been klagen over die onmenselijke looptemperaturen. Voor mij hoeft het ook niet zo warm te zijn, maar ik vind het wel heerlijk dat de zon schijnt. Ik verkies dit weer om mijn vakantie door te brengen boven een wisselvallige 15 graden, het ideale lopersweer. Ik heb dus besloten om mij niet te veel aan te trekken van die zwoele temperaturen. Elke dag om 6 uur ’s ochtends gaan lopen is ook geen optie. Ik zweet er op los en probeer mijn voorzorgen te nemen. Zo drink ik voldoende water voor vertrek en neem ik ook drank mee als ik meer dan 12 kilometer afleg. Voor mijn duurlopen vertrek ik rond 9u. Ik plan mijn route zo dat ik me ergens kan bevoorraden, bij mijn ouders bijvoorbeeld. Vorige week is mijn mama een heel stuk mee gefietst: pure luxe. Haar geheime wapen is de natte handdoek. De truc gaat als volgt: 1. Neem een handdoek van middelmatig formaat en maak die nat. 2. Hang de natte handdoek in je nek. 3. Loop. De temperatuur lijkt meteen 10 graden te dalen en je lichaam stopt met zweten. De meewarige blikken van voorbijgangers vallen onder de noemer jaloezie.
Ik geniet met volle teugen van mijn herwonnen lopersbestaan, maar de onzekerheid over mijn lichamelijke klachten blijft wel knagen. Het is nog steeds niet helemaal duidelijk welke blessure ik juist had aan mijn enkel en er is ook geen eenduidige oorzaak. Ik ben een stuk vertrouwen kwijt in mijn lichaam. Bij elk pijntje gaat er daarom een alarmbel af die in mijn hoofd weerklinkt als een loeiende sirene. Ik betrap mezelf erop dat ik onderweg vaak denk wat ik zou doen als ik op die plaats plots in elkaar stuik en niet meer verder zou kunnen. Het is een sluimerende angst om plots terug bij af te zijn. Ik durf nog niet te hard te genieten van het lopen omdat ik bang ben dat ik afgestraft zal worden als ik geloof dat alles echt achter de rug is. Mijn lichaam moet weer een evenwicht vinden na een periode van blessureleed en inactiviteit. Mijn hoofd moet weer kunnen vertrouwen op dat lichaam. Blessures kan je nooit helemaal uitsluiten, maar je kan de kans wel minimaliseren door doordacht en verantwoord trainingen op te bouwen. Alert zijn voor pijntjes is een goede zaak als de verhoudingen kloppen. Tijd brengt raad en heelt uiteindelijk de meeste wonden. Laat augustus maar komen!
Het familieweekend behoort in de meeste gezinnen tot het vaste curriculum. Bij ons is dat niet anders. We vullen dat echter in op geheel eigen wijze. Vergeet de gezelschapsspelletjes, barbecues en oeverloze discussies. Ik geef jullie graag een inkijk in een typisch weekend bij mijn familie.
De bestemming is afhankelijk van de sportieve activiteit die centraal staat. Wij zijn een familie met een duidelijke missie. Ieder familielid heeft enige vrijheid om de dag in te vullen, maar de neuzen staan wel in dezelfde richting. Het programma wordt grotendeels bepaald door wat er op sportief vlak gepresteerd moet worden. Op 13 juli zakten wij af naar Houffalize, dat al voor de derde keer gaststad was van ons familieweekend. Vorig jaar liepen mijn papa en ik er de 50 km La Chouffe trail, tot op heden onze enige ultra loopervaring. Mijn broer won toen zo eventjes de 28 km trail. Dit jaar was diezelfde papa trailloper van dienst op de 28 km samen met Roos.
Geen La Chouffe trail zonder foto bij de La Chouffe kabouter!
Voor marathons trok ik met mijn mama en zussen al vaak naar Nederland en ook Frankrijk (Parijs) deden we aan. De sportieve agenda van mijn broer biedt heel wat exotische mogelijkheden. We lieten de kans om een familieweekend te spenderen in Dubai of Texas aan onze neus voorbij gaan, maar zochten hem wel al op in Lanzarote, Kopenhagen en natuurlijk Zofingen (Zwitserland) waar hij in september weer zal strijden voor de wereldtitel duatlon. Allen daarheen!
De accommodatie is basic: geen luxe of tierlantijntjes. Aangezien er ernstig gesport wordt, is de extra badkamer in Houffalize een grote meerwaarde. Verder is het belangrijk dat er een mogelijkheid is om koffie te maken, pannenkoeken te bakken en boterhammen te smeren. Sport op televisie kunnen volgen is ook niet onbelangrijk. Voor de grote honger trekken wij er graag op uit om van de lokale keuken (meestal Italiaans) te genieten.
Een familieweekend is bij ons geen verplichting. Het is waarschijnlijk eenvoudiger om wereldleiders samen te krijgen voor de G8 dan onze familie te verenigen binnen een sportief kader. Het principe is bijgevolg dat iedereen die aanwezig kan zijn meer dan welkom is. Last minute aansluiten kan altijd. We zijn dus nooit voltallig, maar steeds present met een behoorlijke delegatie.
Mijn papa zorgt voor de vrolijke en culturele noot. Meestal staat hij niet echt te springen voor de sportieve activiteit waar hij voor ingeschreven is. Ik weet niet of hij deelneemt omwille van zijn vaderlijke plicht of dat het eerder jeugdig enthousiasme is. Hij heeft ook steeds wat historische kennis paraat en kan zelfs vragen beantwoorden aangaande de plaatselijke fauna, flora en natuurverschijnselen.
Dit is letterlijk het toeristisch hoogtepunt van Houffalize: een indrukwekkend uitzichtpunt.
Dit jaar sloot hij ook zijn trail af op vrolijke (en geheel eigen) wijze: vlak voor de finish koos hij ervoor om niet het gebaande pad van de brug te nemen, maar via het water naar de finish te klauteren.
Voor een intensieve parcoursverkenning daags voor de wedstrijd moet je dan weer bij mijn mama zijn. Over die wereldleiders gesproken: ze kunnen nog iets leren van haar minutieuze aanpak. Vergelijk de parcoursverkenning gerust met het uitzetten van een militaire operatie. Elke route moet immers tot in de puntjes worden uitgedacht zodat de aanwezige pionnen (supporters) strategisch kunnen worden ingezet. Haar trouwe compagnon (of slachtoffer) van dienst is Marike. Zoals ik al zei: we zijn een familie met een duidelijke missie. Wie niet deelneemt aan het evenement staat in voor de bevoorrading en heeft de eer van de supporters te verdedigen.
Alle hens aan dek aan de bevoorradingspost op kilometer 16! De jongeman met het witte petje met opschrift “Seppe” is Peter, de vriend van Marike.
Onze familieweekends leiden heel vaak tot spontane ontmoetingen met sportieve lotgenoten. We kunnen nogal enthousiast zijn en hebben oog voor ieder die ons pad kruist. Zo spraken wij in Houffalize onder andere met de speaker van dienst (of moet ik zeggen huisvriend Hans?) en de medewerker die de startboog moest opruimen. Ook wisselden we ervaringen uit met collega traillopers bij de Italiaan (die lokale specialiteiten dus) waar we het weekend afsloten. Sociale beestjes die Odeynen.
De cijfers: marathon nr. 5 en nog steeds mijn snelste in 3:21:23
De voorbereiding: ik was in topvorm, maar stond gehavend aan de start na een val in het bos
De race: ik vloog tot aan kilometer 25, toen sloegen de zon en het Bois de Boulogne genadeloos toe
De herinnering: het geweldige weekend in Parijs met mijn zussen en mama
Wat vooraf ging Parijs is mijn habitat, mijn Franse thuis. De marathon van Parijs lopen was dan ook een nieuwe droom die werkelijkheid werd. Uiteindelijk was mijn inschrijving een feit vlak voor ik mijn derde marathon zou aanvatten, ruim een jaar van tevoren. Heel snel zijn is namelijk de boodschap als je een (betaalbaar) startnummer wil hebben voor de tweede grootste marathon ter wereld, want jawel: dat is de marathon van Parijs met meer deelnemers dan pakweg Berlijn en Londen.
De marathon die voorafging aan dit avontuur was die van Brussel. Op dat zware parcours wist ik een 3:22 uit mijn benen te schudden. Ik beschouwde het dan ook als een evidentie dat ik met de bloedvorm waarin ik verkeerde beter zou doen in Parijs. Dit zou immers mijn vijfde marathon zijn en ik was er telkens in geslaagd om mijn PR bij te stellen. Hoogmoed komt voor de val, was bij mij ook letterlijk te nemen. Op vrijdagavond liep ik mijn laatste plezierloopje in het bos: te enthousiast en te voortvarend en zo ook hard tegen de grond op een grindpad. Zo gebeurde het dus dat ik op vrijdagavond getroost moest worden bij een bord pasta door mijn zus Roos, terwijl mijn zus Marike en mama al in Parijs waren. Het nadeel van op het punt staan een droom te realiseren is dat de stress die erbij komt kijken ook navenant is. Stress om alles tot in de puntjes in orde te hebben voor vertrek, stress om te presteren en vooral ook stress om te genieten van waar je al zolang naar uitkijkt. Het medisch rapport luidde als volgt: een gehavende linkerkant, zijnde schouder, hand, knie en scheenbeen. Slechts krassen op de carrosserie, als het dat maar was. Ik was bovendien in goede handen. Mijn zussen hebben niet alleen zalvende woorden, maar vooral ook gouden handen. En met je mama aan je zijde, zit je altijd goed. Bij de pakken blijven zitten was geen optie.
Vlak voor de start De nacht voor de marathon was er eentje om heel snel te vergeten. Een irritante wekkertoon klinkt dan als een verlossing. Ik hield me vast aan het feit dat liggen ook rusten is. Ik zou wel over voldoende adrenaline beschikken om het gebrek aan slaap te compenseren. Bij mijn marathonontbijt op bed bediende ik mezelf en keek ik uit op een slapende Roos die af en toe een paar woorden prevelde bij wijze van poging tot gesprek. Na de laatste voorbereidingen vertrok ik om 7u naar de metro. Om en bij de 45.000 lopers moeten zich naar de start begeven. Dat wil zeggen dat er heel veel veiligheidsprocedures zijn, wat zorgt voor de nodige wachtrijen en stapkilometers.
De race
Starten op de Champs Elysées is een belevenis op zich. Bij elke marathon voelt het als een grote opluchting om uiteindelijk in dat startvak te staan. Wat je op dat moment moet gaan doen is immers heel eenvoudig: aan één stuk lopen. Ik kan helemaal terugvallen op mijn routine, er komt geen ingewikkeld denkwerk of organisatorisch gedoe aan te pas. Het was wel spannend hoe mijn toegetakelde knie zich zou gedragen. De adrenaline deed duidelijk z’n werk en mijn knie werd meteen het zwijgen opgelegd. Ik vloog over de keitjes van de Champs Elysées, over Place de Concorde en zo Rue de Rivoli op. Er waren amper toeschouwers te bespeuren, maar na een kilometer of 3 stond daar al mijn eigen supportersteam te roepen. Volledig uitgerust met Belgische vlag en muziekbox. Via Place de la Bastille werd de weg verdergezet naar Chateau en Bois de Vincennes. Ook hier waren mijn supporters weer present om mij te bevoorraden. Het parcours was boeiend en de toeschouwers werden steeds talrijker. Helaas waren ook de hoogtemeters prominenter aanwezig: geen echt steile hellingen, maar vaak wat op- en aflopende stukken. Een constant tempo lopen is dan moeilijker. Op het halfway point lag ik op schema voor een tijd van 3:17. Mijn benen voelden nog goed en ik genoot van mijn tocht door Parijs.
Toen ik rond kilometer 24 langs de Seine liep met aan de linkerkant de kathedraal van de Notre Dame begon het warm te worden. De zon was verschroeiender dan gedacht. Ik zag mijn supporters terug rond kilometer 25 en riep nog dat het goed ging. We liepen daarna door een tunnel en toen ging letterlijk even het licht uit in mijn hoofd. Het ging helemaal niet goed meer. Ik weet niet of het de zon was, mijn voortvarende start, mijn blessures die begonnen op te spelen of de adrenaline die uitgewerkt was. Hoe dan ook ging mijn tempo naar beneden. Na 29 kilometer liepen we langs de Eiffeltoren. Het besef dat ik nog 13 kilometer te gaan had, was onnoemelijk zwaar. Ik probeerde de resterende afstand in kleinere stukken op te delen: eerst aftellen naar 30 kilometer, dan naar 32, naar 35 enzoverder. Ik opende mijn mentale trukendoos vol afleidingen, maar het was spartelen om niet te verzuipen. Naar mijn idee ging ik ook in een slakkengang vooruit. De hoogtemeters in het Bois de Boulogne hakten er goed in. Het parcours is daar ook eentonig en ik besloot mijn gedachten zoveel mogelijk af te sluiten. Ik staarde naar de groene lijn die op de weg is aangeduid. Dat is de ideale marathonlijn die dus exact 42,195 kilometer bedraagt. Het plan was simpel: ik moest niet nadenken en gewoon die lijn volgen om zo snel mogelijk bij de finish te komen. Elke centimeter bocht die ik kon afsnijden, was extra winst. Ik probeerde niet meer te kijken naar de tussentijden die mijn horloge aangaf. Het was onvermijdelijk: ik verloor tijd, maar de rekenaar in mijn stond niet stil. Een verbetering van mijn PR was nog steeds mogelijk. Ik durfde me niet te veel te focussen op mijn tempo uit angst om dan helemaal weggelopen te worden.
De Avenue Foch is de laatste rechte lijn naar de finish: een brede laan die vooral ook heel lang is. De toeschouwers staan er zonder overdrijven rijen dik. Mijn mama heeft me uiteindelijk nog zien finishen. Ongelooflijk, maar ik was er. Eindelijk! 3:21:23 zei mijn horloge. Ik had dus 4 minuten verloren in mijn tweede helft. Allesbehalve een slakkengang dus. Van euforische gevoelens was geen sprake toen ik aankwam. Ik was gewoon blij dat ik er was. Het voelde in eerste instantie toch als een teleurstelling dat ik niet onder de 3:20 was gedoken, maar gezien de omstandigheden was dit een meer dan straffe prestatie. Toen ik later in de uitslag zag dat ik 137e vrouw was van de ruim 10.000 dames besefte ik dat ik echt trots moest zijn op dit resultaat. Als dit mijn snelste marathon zal blijven, dan laat ik die eer met veel plezier aan Parijs.
De conclusie
De marathon van Parijs is absoluut een aanrader voor wie graag eens een grote marathon wil lopen in een wereldstad. Hou wel rekening met het aantal hoogtemeters. Volgens mijn meting zijn dat er 274. Dat is ongeveer 100 minder dan de marathon van Brussel, maar wel 130 meer dan Rotterdam. De Parijse binnenstad staat garant voor een indrukwekkend parcours, maar zoals altijd zijn er ook saaie stukken. In een stad die nog steeds door koning Auto wordt gedomineerd, is het heel bijzonder om eens over de brede straten en avenues te kunnen lopen. In tegenstelling tot de steden in Nederland merk je weinig van de marathondrukte daags voor en na het evenement. Ook de hotelprijzen rijzen niet de pan uit in het marathonweekend.
Een triomf voor Team Odeyn!
Enkele weetjes
Wij waren met z’n vieren graag geziene gasten in het hotel. Mijn mama had dan ook al een foto van Roos en mij getoond voor wij aankwamen.
De Fransen mogen terecht trots zijn op hun baguettes, maar daags nadien zijn die dingen wel bijzonder taai. Het was echt werken om de Franse trots weg te krijgen bij mijn eentonige marathonontbijt.
Twee uur voor de start zaten er in het hotel nog enkele lopers op hun dooie gemak een stevig Engels geïnspireerd ontbijt weg te werken. Je kan ook té ontspannen zijn.
Op Rue de Rivoli kwam niet alleen het dj-talent van Roos bovendrijven, maar ook haar rebelse kantje: ze werd letterlijk teruggefloten door de gendarmerie toen ze enkele meters wilde meelopen.
Mijn uitputtingsslag was niets in vergelijking met de vele meters die mijn familie al lopend van en naar de metro heeft afgelegd. Er werd onderling ook hevig gediscussieerd over het laatste supporterspunt, wat leidde tot “het debacle van metrostation Javel”. Mijn mama ziet het nog steeds als een persoonlijk falen dat ze niet tijdig in het Bois de Boulogne zijn geraakt. Niemand die het haar kwalijk neemt uiteraard.
Na de marathon was mijn mama heel erg teleurgesteld dat ze nergens Parijs-Roubaix kon volgen.
Toen ik ’s avonds in bed lag, viel ik Roos meteen lastig met nieuwe marathonplannen. Soms ben ik best vermoeiend.
Daags na de marathon wilde ik nog wat zien in Parijs, maar de metro nemen om de benen te sparen is geen goed idee. Metrostations bevinden zich onder de grond en om daar te komen moet je behoorlijk veel trappen afleggen.
In april 2019 sta ik weer aan de start van de Paris marathon!
Le petit-déjeuner smaakt op post-marathondag eens zo goed.Le Bon Marché is een dankbaar decor om je medaille te showen.
In februari 2014 werd ik een vrouw met een plan. Een groots sportief plan: ik zou in mei de 20 km van Brussel lopen. Het idee kwam er onder invloed van mijn jongste zus Roos. Samen zouden we onze sportieve grenzen verleggen. Ik was toen 28 jaar en sportiviteit bleef op dat moment in mijn leven beperkt tot fietsen voor praktisch gebruik en af en toe paardrijden. Hoog tijd voor verandering dus.
Ik had nochtans het goede sportieve voorbeeld van thuis meegekregen. Ik herinner me heel goed dat we als kind gingen wandelen en leerden fietsen langs de Vaart. Later fietsten we dan mee als mijn moeder een rondje ging joggen (zoals ze dat zelf noemt). Later begonnen we dan zelf ook dat rondje te lopen (of joggen). Tijdens mijn jeugd stond ik bekend als een goede loper. Op de middelbare school ging ik twijfelen aan mijn sportieve mogelijkheden. Ik kon immers niets met een bal. In tegenstelling tot mijn klasgenoten maakte ik een innerlijk vreugdedansje als er gelopen moest worden. Het was de enige sport waarin ik opmerkelijk beter was dan anderen. Ik ben toen ook beginnen paardrijden en mountainbiken. Rond mijn 16e heb ik samen met mijn broer Seppe bij een atletiekclub gezeten. Toen begon ik ook wat langere afstanden te lopen: een uur, een uur en een kwartier. Ik blonk zeker niet uit in snelheid, maar merkte wel dat ik van nature een groot uithoudingsvermogen leek te hebben. En zelfs als ik niet echt kon volgen, dan was opgeven geen optie.
Mijn vader en ik aan de Vaart in de jaren 80.
Van mijn 18e tot mijn 28e heb ik nooit regelmatig gelopen. Af en toe kende ik een opflakkering en kwamen mijn loopschoenen weer uit de kast, maar ik haalde er niet voldoende plezier uit om het vol te houden. Vermoedelijk was dat te wijten aan mijn aanpak. Ik ging voor de korte pijn. Niks opbouwen, meteen een half uur lopen. Meer een survival of the fittest in plaats van een runner’s high. Zo herinner ik me ook een periode dat ik met Roos een rondje van 50 minuten ging lopen. Nu weten we dat die ronde zo’n 8 kilometer is. Een pittige afstand voor iemand die jaren niet gelopen heeft. Ik was dan ook uitgeput na zo’n inspanning.
Ben ik voor die 20 km van Brussel dan anders beginnen trainen? Nee, helemaal niet. Zelfs in het pre-Start-to-run-tijdperk was een geleidelijke opbouw niet aan mij besteed. Zo gebeurde het dus dat ik ergens in februari 2014 samen met Roos 5 kilometer op de Finse piste ging lopen. Afzien ja, maar niet kapot gaan. Mijn trainingsaanpak was eenvoudig: ik zou 3 à 4 keer per week gaan lopen. De duur zou ik laten afhangen van het gevoel. Ik had geen GPS-horloge of app om tijd en afstand te meten, maar nam mijn oude Nokia gsm mee om te timen hoe lang ik liep. Naar mijn idee toen al best professioneel. Na een paar weken liep ik vlot een uur. Ik liep vaak samen met mijn zus en we bouwden onze afstand steeds wat uit. Als ultieme test zouden we eens anderhalf uur lopen. Een memorabele training omdat we er niet beter op hadden gevonden dan een route te nemen die we vaak te paard aflegden. Goede wegen voor ruiters zijn zelden goede looppaden. Het mag een wonder heten dat we toen ongeschonden uit de strijd kwamen. De test was geslaagd en wij voelden ons klaar voor het grote doel.
De Vaart anno 2018. Ondertussen fiets ik zonder zijwieltjes. Ik heb nog steeds een mandje, maar sleep mijn knuffel niet meer overal mee naartoe.
Heb ik dan ongestraft kunnen opbouwen van nooit naar anderhalf uur lopen? Nee, helemaal niet. Na twee maanden trainen kreeg ik last van mijn achillespees. Ik mankte zelfs. Ook hier was mijn aanpak totaal verkeerd. In eerste instantie negeerde ik het trekkerige gevoel in mijn enkel en ik zweeg in alle talen: dat zou wel overwaaien. Niet dus. Gelukkig was daar mijn zus Marike, een kinesitherapeut uit de duizend. Ik moest oefeningen doen en vooral blijven bewegen. Hoewel het er aanvankelijk niet zo rooskleurig uitzag, verbeterde mijn blessure plots zienderogen. Met dank dus aan de gouden handen van mijn zus. Anderhalve week voor de Grote Dag ging ik bij wijze van test 13 km lopen op de Finse piste. Weer zo’n geweldig onverantwoord idee, maar de test was geslaagd.
De 20 km van Brussel liepen Roos en ik uiteindelijk in 1:59:58. We hadden een klopje gekregen tussen 14 en 16 kilometer, maar de laatste kilometers vlogen we de Tervurenlaan op. Zo hard dat we niet beseften dat het daar serieus omhoog gaat. Ik heb me ongeveer een week bovennatuurlijk gevoeld. Het was het begin van een heel mooi loopverhaal. Wie had ooit gedacht dat we een jaar later samen een marathon zouden lopen? Wij toen zeker niet.