Loperspraat – Beginnersfouten die ik nog steeds maak

Ik vertelde jullie vorige week over de beginnersfouten die ik maakte als loper. Zowel wat betreft mijn kleding en voeding als mijn trainingsprincipes leerde ik wat werkte en wat niet door zo maar wat te doen. Trial and error om het doordachter te laten klinken. Inmiddels heb ik een patroon vastgesteld in de manier waarop ik omga met een nieuwe bezigheid of hobby. Aanvankelijk begin ik altijd low profile: ik zie het als een uitdaging om met zo weinig mogelijk specifiek materiaal mijn plan te trekken. Ik zou bij wijze van spreken van een oud laken een judopak in elkaar naaien. Dan volgt een fase waarin ik volledig opga in die bezigheid en dat betekent ook dat ik me helemaal ga inlezen. Ik zou het dan hebben over mijn uwagi en zibon, want ah ja: zo heten een judojas en judobroek. Tot slot volgt dan de conclusie dat ik dit en dat toch echt wel nodig heb en begin ik een prijsvergelijkende studie. Ik ga kortom overstag en investeer in een judopak of judogi. Gelukkig ben ik mijn hobby’s niet snel beu. Oké, ik verzamel geen schelpen en postzegels meer, maar ik heb ook geen duur fitnesstoestel dat als kapstok dient of een duikset om de deur open te houden. Dat scheelt. Doorgaans leer ik dus uit mijn beginnersfase. Er zijn echter ook bepaalde denkbeelden en gewoontes vastgeroest in mijn systeem als loper en die krijg ik er niet zo gemakkelijk uit. Voor alle duidelijkheid: ik ambieer geen carrière als judoka.

Eén van mijn gewoontes van het eerste uur is dat ik nog te vaak denk in trainingskilometers in plaats van in loopminuten. Toen ik zelf een marathonschema opstelde, baseerde ik me op andere schema’s die uitgingen van het aantal gelopen kilometers. De schema’s die ik tegenwoordig zie verschijnen in looptijdschriften vertellen je hoeveel minuten je moet lopen en aan welke intensiteit. 8 kilometer lopen aan een rustig tempo en daar 48 minuten over doen of het gaspedaal induwen en diezelfde afstand afleggen in 38 minuten, levert een andere training op, hoewel de afstand dezelfde is. Het voordeel van schema’s die uitgaan van het aantal gelopen minuten is dat ze je verplichten om niet steeds hetzelfde tempo te lopen. Ik vind het nadeel hiervan dat het lastiger is om je tempo te laten afhangen van het moment. Het is namelijk niet altijd goed in te schatten hoe je benen zijn en als dan op mijn schema zou staan dat ik 8 kilometer moet lopen aan een hoge intensiteit, dan zal ik daar niet zomaar van afwijken. Bovendien denk ik ook over mijn looproutes in termen van kilometers. Door intervaltrainingen in te bouwen en in te spelen op de vorm van de dag ga ik ervan uit dat ik voldoende varieer in intensiteit. Ik staar me al eens blind op die kilometers en ik durf dus gerust te bekennen dat ik al meermaals een lusje extra gelopen heb omdat ik van plan was om 12 kilometer te lopen en geen 11,6.

Over cijfers gesproken: ik kan nogal opgaan in getallen en tijden. Voor een wedstrijd zoek ik mijn tijden van voorbijgaande jaren op en bekijk ik mijn kilometersplits om te zien waar ik eventueel nog tijdwinst kan boeken. Allemaal goed, maar ik hou daarbij onvoldoende rekening met de specifieke omstandigheden. Zo was ik in mei 2017 ontgoocheld dat ik een halve minuut trager had gelopen op de 20 km van Brussel dan het jaar voordien. Het gold voor mij niet als een verzachtende omstandigheid dat het weer in 2017 te omschrijven was als “drukkend onaangenaam warm” en dat er op voorhand in het nieuws gewaarschuwd werd voor de hitte. Belachelijk natuurlijk, want dat ik op maar een halve minuut van mijn snelle tijd van het jaar voordien strandde, was misschien zelfs een straffere prestatie. Ook de cijfers en prognoses die mijn Garmin aangeeft, neem ik vaak te ernstig. Ik weet dat de metingen van een GPS-horloge gebaseerd zijn op algemene parameters die onvoldoende individueel zijn afgestemd en dat daar ook nog een behoorlijke foutenmarge op zit, maar het is sterker dan mezelf om waarde te hechten aan die getallen.

Ik blijf ook bijzonder hardleers als het gaat over hydratatie. Natuurlijk weet ik dat je voldoende water moet drinken. In voorbereiding van een marathon besteed ik daar wel aandacht aan: ik zorg er dan voor dat ik 2 liter water drink de dag voordien. Voor een training heb ik daar weinig oog voor. Zo ben ik al heel vaak vertrokken met een droge mond omdat ik wel koffie heb gedronken, maar geen water. Bij een kortere training resulteert dit niet meteen in lichamelijk klachten, bij een duurloop is dat toch anders. Als het echt warm is, dan zal ik drinken meenemen en ergens halverwege ook een bevoorrading voorzien. Ik lijk soms te vergeten dat 20 graden ook al warm is om te lopen en 30 kilometer een behoorlijke afstand. Water meenemen lijkt op voorhand dan zoveel gedoe. Dat slaat nergens op: ik heb vandaag maar weer eens ervaren hoe onaangenaam het is om kilometers lang te snakken naar slechts een paar slokken water. Ik moest mezelf bedwingen om niet uit een waterplas te drinken onderweg. Een beetje afzien op training kan geen kwaad, maar je maakt het je lichaam wel erg zwaar om gedehydrateerd te blijven lopen. Bovendien ben ik nogal een zweter, dus op ruim 2,5 uur verlies ik heel veel vocht. Dit is onder andere nadelig voor het herstel nadien. Ik blijf dan ook zitten met een niet te lessen dorst. Vreemd genoeg vergeet ik dus steeds weer hoe vervelend dat is.

Tot slot mijn allergrootste werkpunt: rust. Ik kan heel veel doen op een dag en bikkelhard zijn voor mezelf. Mijn papa zei vorige week nog voor de grap (hoop ik) dat ik een goede slavendrijver geweest zou zijn in het oude Egypte. Slaap is bij mij al een schaars goed en ik offer net iets te gemakkelijk een uur slaap op voor een ochtendlijke looptraining. Als het in mijn hoofd zit dat ik ga lopen, dan zal dat gebeuren. Ik sus mezelf dan met de gedachte dat ik daarna eens zo goed in de zetel zal zitten. Dat is deels ook wel zo, maar soms is het verstandiger om te kiezen voor rust. Goed trainen wil ook zeggen: goed rusten. Trainingen inplannen vormt geen probleem, rust inlassen daarentegen wel. Om maximaal rendement te halen uit je trainingen, moet je die zo uitgerust mogelijk kunnen afleggen. In navolging van Joop Zoetemelk denk ik dat je niet alleen de Tour, maar ook een marathon spreekwoordelijk in bed kan winnen.

Het moment – Een fietsuitstap naar Brussel

Brussel heeft mijn hart veroverd sinds ik er de eerste keer de 20 km liep in mei 2014. Die belevenis heeft een diepe indruk nagelaten en van mij de loper gemaakt die ik nu ben. Lopen door Brussel is dan ook een uitzonderlijke ervaring. Ik wist niet dat onze hoofdstad zo groen en glooiend is. Brussel associeerde ik met overvolle en ongezellige winkelstraten, enkele teleurstellende toeristische hotspots en onveiligheid. Onbekend is onbemind, zo bleek maar weer eens. Ik vertelde al eens dat Parijs voor mij het Brussel van Frankrijk is, waardoor ik dus ook omgekeerd kan zeggen dat Brussel het Parijs van België is. Bruxelles, ma belle!

Ik liep inmiddels 2x de marathon van Brussel, 2x de halve, 4x de 20 km en 1x de 10 Miles van Elsene. Voldoende bewijslast om aan te tonen dat ik graag in Brussel loop. Mijn sportieve honger is echter niet zo gemakkelijk te stillen. Zoals dat ging met Tervuren, gebeurde het dus 2 jaar geleden ook dat ik eens met de fiets tot in Brussel reed. Ik deins namelijk niet terug voor een uitdagende fietstocht en het Jubelpark ligt op 25 kilometer van mijn deur, de Grote Markt op om en bij de 29 kilometer. In de zomervakantie van 2016 werd het een bijna wekelijkse uitstap, maar ook in het najaar fietste ik al tot daar. Ik neem jullie graag mee op virtuele fietstrip. Noot: liefde maakt blind, vergeet dat niet.

IMG_2852b

Het Park van Tervuren bevindt zich dus halverwege de route naar Brussel. Van daaruit gaat het verder over de Tervurenlaan. Dat stuk werd recent heraangelegd. Dikke kus voor degene die heeft beslist dat het fietspad daar wel een upgrade kon gebruiken. Waar je daar vroeger over een smal en hobbelig strookje vlak langs de drukke autoweg reed, is dit sinds kort een luxe fietspad: heel breed met een glad oppervlak en duidelijk gescheiden van het autoverkeer. Je kan hier als fietser niet anders dan lyrisch van worden. Deze fietssnelweg brengt je na een langgerekte klim tot bij Quatre-Bras ofte het Vierarmenkruispunt, dat ik vooral kende van de verkeersinformatie. Na enkele oversteken fiets je vervolgens het Brussels hoofdstedelijk gewest in over een glooiend fietspad dat langs de rand van het Zoniënwoud ligt. Het fietspad vol barsten toont aan dat hier nog werk aan de winkel is.

IMG_2844b

Na een welkome afdaling kom je uiteindelijk aan in Sint-Pieters-Woluwe. Voor de liefhebbers: daar bevindt zich het Trammuseum. Het verkeer wordt er drukker en je moet aandachtig de fietsbewegwijzering volgen. Mocht dit nog niet duidelijk zijn: met de fiets naar Brussel betekent continu berg op en berg af rijden. De laatste beklimming is de venijnigste. Ik liep mezelf al 8x in de vernieling op dit schijnbaar nooit eindigende stuk bergop van de Tervurenlaan en ik ben wellicht niet de enige. Met de fiets is het niet veel aangenamer. Ouderwets stoempen op de pedalen en vooral niet meteen denken dat je er bent: dat is de raad die ik kan geven. Tot daar plots licht opdoemt aan het einde van de tunnel en je het topje van het Jubelpark ziet. Ik zou haast zeggen dat dit een magisch moment is.

IMG_2723b

IMG_2725b

De fietsmarkering brengt je via een parallelle baan bij het Jubelpark. Jammer dat dit gewoon een autoparking is als er geen loopevenementen plaatsvinden. In het park zelf zie je altijd wel lopers en picknickers. Je rijdt Brussel nu binnen via het Schumanplein door de Europese wijk, waaronder het imposante Berlaymontgebouw. De militaire bewaking maakt duidelijk dat de internationale belangen van deze wijk enorm zijn. De autochaos is alom aanwezig. Het is heel bijzonder om hier met je fiets te cruisen, al helemaal als je over de Wetstraat langs het Warandepark rijdt. Vervolgens kan je kiezen om rechtdoor richting centrum te gaan of linksaf te slaan om zuidelijker af te zakken.

Tegenwoordig kies ik voor de tweede optie. Via Zavel rij ik naar het Justitiepaleis waar je een mooi uitzichtpunt hebt. Ik ga al eens langs voor wat shopping bij de geïntegreerde AS Adventure-Juttu winkel die zich in de buurt van het Louizaplein bevindt. Vervolgens fiets ik verder naar de Hallepoort om in de wijk Sint-Gillis aan te komen. Hier vind je de mooie boekenwinkel Les Yeux Gourmands en de Sint-Gilliskerk die op een gezellig plein ligt. Het is dan echt wel hoog tijd voor een rustmoment, wat ik altijd vind bij café Maison du Peuple. Een welverdiende 10/10 voor sfeer en gezelligheid en een uitgelezen kans om in gezelschap van een goed boek de cafeïnelevels weer op peil te brengen. Ik kan de flat white van harte aanbevelen. Het is dat ik nog naar huis moet rijden, maar anders zou een mojito mij daar ongetwijfeld smaken.

IMG_2746b

Bij deze lofzang hoort ook een kritische noot. Fietsen in Brussel is geen evidentie. Het stadscentrum wordt nog steeds gedomineerd door de auto. De meeste chauffeurs rijden er met hun beide voeten op het gaspedaal, met één hand op het stuur en één hand op de claxon. Dit neemt niet weg dat er wel degelijk is geïnvesteerd in fietsmarkeringen: op de meeste plaatsen is op het wegdek aangeduid waar de fietsers rijden en fietsroutes worden duidelijk aangegeven. Met de veiligheid van de zwakke weggebruiker werd echter bitter weinig rekening gehouden. Zo moeten fietsers vaak het rijvak van de bus volgen. Dat lijkt mij een gemakkelijkheidsoplossing: we kalken wat fietsjes op die baan en we hebben ruimte gegeven aan de fietser. De buschauffeurs zijn niet echt tuk op een occasionele fietser. Op straten met vier banen wordt voor een verkeerslicht een heel groot vak voorzien waar fietsers moeten plaatsnemen voor de auto’s. Ik kan je verzekeren dat het heel wat assertiviteit vraagt om daar als fietser moederziel alleen in plaats te nemen om van zodra het licht op groen springt als een duvel uit een doosje te vertrekken, terwijl je het aanstormende verkeer in de gaten houdt en probeert om niet in een tramspoor terecht te komen met enkele claxonnerende auto’s achter je als het niet snel genoeg gaat. Op een rotonde lijk je als fietser onzichtbaar te zijn. Je merkt aan de dappere aanwezige fietsers dat ze zich een assertief-agressieve attitude hebben aangemeten om zich te wapenen tegen het overheersende autogeweld. Bungeejumpen klinkt avontuurlijker, maar is bijlange niet zo gevaarlijk.

IMG_2744b

Fietsen in Brussel is dus een mogelijkheid voor ervaren en zelfverzekerde fietsers. Hou daar rekening mee. Ik reken mezelf wel tot die groep. Voor wie dat niet ziet zitten, biedt het openbaar vervoer voldoende mogelijkheden om je in Brussel te brengen en te verplaatsen. Een fietsuitstap naar Brussel stelt mij in ieder geval nooit teleur. Inspanning en ontspanning gaan hand in hand: zo heb ik het graag. Ik hoop dat de liefde tussen mij en Brussel nog heel lang mag blijven duren.

Het moment – Fietsen, lopen en lezen in Tervuren

Ik leerde Tervuren kennen op 28 maart 2015. Toen nam ik voor het eerst deel aan de Furaloop*. Roos en ik zouden zo’n twee maanden later onze eerste marathon lopen. Ik herinner me nog goed dat we samen met onze papa in de auto zaten te wachten. Het regende en eerlijk gezegd hadden mijn zus en ik er niet zoveel zin in. Mijn zelf opgestelde marathonschema was best pittig en we hadden dus al heel wat kilometers afgelegd die week. Te veel eigenlijk. 16 kilometers in het Zoniënwoud lopen, klonk op dat moment dan ook niet meteen als muziek in onze oren. Het bleken uiteindelijk 16 prachtige kilometers te zijn, die ik onverwacht ook nog eens snel afwerkte. Sindsdien is het dik aan tussen Tervuren en mij.

IMG_2839b

In oktober 2015 liep ik voor het eerst de marathon in Brussel, die net zo goed Brussel-Tervuren-Brussel zou kunnen heten. Via de beruchte Tervurenlaan komen de marathonlopers in het Park van Tervuren. Ik had op de kaart van het parcours natuurlijk gezien dat daar rond de vijvers wordt gelopen, maar in mijn gedachten was dat een bescheiden vijver. Zo één van het formaat waar je in 10 minuten wel rond bent. Niet dus: in het Park van Tervuren is niets klein. Adjectieven als majestueus en prestigieus zijn hier op hun plaats. Het park heeft dan ook een koninklijke geschiedenis. Koning Leopold II zag alles groots en bouwde het park en de Tervurenlaan uit aan het einde van de 19e eeuw volgens zijn persoonlijke royale standaard. Wie het graag wat chiquer heeft, mag dan ook zeggen: de Warande van Tervuren of het Warandepark. Het is als loper op z’n zachtst gezegd imponerend als je over een autovrije Tervurenlaan langs de Jazzfontein een ronde door dat park loopt.

IMG_2049b
Ik kocht in mei een nieuwe fiets. Die testte ik meteen met een ritje naar Tervuren. Waar anders zou de Cortina Blue Lake beter kunnen poseren dan hier?

Een jaar later liep ik weer de Furaloop en begon het mij te dagen dat Tervuren niet zo ver van mijn woonplaats ligt, aangezien er op het einde van mijn straat een wegwijzer staat met “Tervuren 13”. In oktober 2016 zou ik voor de tweede keer de marathon van Brussel lopen. Een marathon die ik al eens liep en die tot op 13 kilometer van mijn woonst passeert: dat is een uitgelezen kans om het parcours wat grondiger te (ver)kennen. Zo fietste ik dus voor die marathon in Brussel een paar keer tot in het Park om van daaruit het verraderlijke stuk van de vijvers tot aan Sint-Pieters-Woluwe te lopen en terug. Die marathon zou mij niet meer hebben liggen. Ik wist exact welke kilometers op- of aflopend waren en dat het stuk rond de vijvers toch zo’n 5 kilometer lang is. Of het door die parcoursverkenning kwam of niet: de marathon die ik op 2 oktober 2016 liep, beschouw ik nog altijd als mijn ultieme marathonervaring. Ik finishte als 8e vrouw in 3:22:30. Sindsdien is het nog dikker aan tussen Tervuren en mij.

IMG_2716

Mijn innige vertrouwensband met Tervuren dient soms louter sportieve redenen. Dan fiets ik tot daar in looptenue en loop ik langs de vijvers verder het Zoniënwoud in. Een mooie looproute die nooit teleurstelt. Soms is de insteek van mijn fietstocht ook van louter ontspannende aard. Als Joke naar het Park van Tervuren gaat, dan neemt ze mee: de krant, een boek en een thermos koffie. Voor zoetigheid of een goed brood kan ik bakkerijen Au Flan Breton (Tervuren centrum) en Vogelaers (Vossem) van harte aanbevelen. Het Park van Tervuren werkt als mijn persoonlijke zen-master. Je bent er nooit alleen, maar er gaat een enorme rust uit van die plaats. Ook de eenden daar lijken vredevoller met elkaar om te gaan. Je komt er niet zelden een paard en ruiter tegen. Er wordt gepicknickt en de hond wordt uitgelaten. Eerlijk is eerlijk: het elitaire sfeertje blijft ook anno 2018 nazinderen in de Warande van Tervuren. De doorsnee wandelaar in het Park paradeert meer dan dat hij stapt. Aangezien mijn prinsessengehalte bijzonder laag ligt, hou ik het daarom bij op mijn favoriete bank zitten en lezen.

IMG_1318b

Het Park van Tervuren ligt ook halverwege mijn fietsroute naar Brussel. Morgen vertel ik jullie graag meer over mijn uitstapjes naar onze hoofdstad. Toerist in eigen land!

IMG_2159b

*De Furaloop gaat inmiddels door het leven in een hipper jasje: de Fura 10 Miles.

 

 

 

Marathonpraat – Het ontbijt

Ik heb mezelf al meermaals de vraag gesteld wat mijn favoriete maaltijd van de dag is. Moeilijk, want kiezen is verliezen. Wat ik wel zeker weet, is dat ik niet zonder ontbijt kan. Ik ben geen typisch ochtendmens, maar of ik nu moet gaan werken of niet: ik wil ’s ochtends tijd hebben. Om te ontbijten dus en om koffie te drinken. Misschien vind ik dat wel het gezelligste eetmoment van de dag. Ik betrap mezelf er soms op dat ik ’s avonds al nadenk over mijn ontbijt van de volgende dag. Dat durf ik hier gewoon te delen, want een kleine rondvraag in mijn omgeving leerde mij dat ik niet de enige ben met die gedachte. Niets om je over te schamen dus.

Een ontbijt moet voor mij gevarieerd zijn. Een lekkere boterham met een gekookt eitje, wat yoghurt en vers fruit bijvoorbeeld. Ontelbaar veel variaties zijn mogelijk, al naargelang het seizoen en tijdsbestek. In het weekend mag het wat meer zijn. Ik ben een kenner en fan van goede bakkers. Een marathonontbijt is zeker niet mijn favoriete maaltijd omdat het allesbehalve een gevarieerde maaltijd is die je moet wegwerken op een veel te vroeg tijdstip. Het is om die redenen ook allesbehalve een gezellige maaltijd. Ik vrees dat hier een foto nodig is om dit duidelijk te maken.

IMG_3495

Op deze barslechte foto zien we mijn ontbijt voor de marathon in Parijs in april 2017. Het is nog donker, wat niet gek is aangezien ik hier zat te ontbijten om 5u. Ah ja, want je moet hebben gegeten 3 uur voor de marathon begint. Marathonlopers worden daardoor extreem vroege vogels. Het is een noodgedwongen ontbijt op bed omdat er op een hotelkamer doorgaans weinig faciliteiten tot gezellig tafelen zijn. Ik keek hier uit op mijn eigen rommel en probeerde een beetje stil te zijn voor mijn zus Roos die links van mij nog aan het slapen was. Met een prijs voor romantiek zal dit ontbijt dus niet gehonoreerd worden. Nu hoor ik jullie denken: een hotel biedt toch een ontbijt aan? Dat klopt helemaal, maar dat kan nooit op het vroege uur dat de marathonloper moet eten. Bovendien zou een ontbijtbuffet vooral ook een harde confrontatie zijn met alle lekkere dingen die je niet mag eten.

Een marathonontbijt moet licht verteerbaar zijn, hoog in koolhydraten en laag in vetten en eiwitten. Volkorengranen, zaden, fruit en melkproducten kan je dus beter vermijden. Er zijn ongetwijfeld marathonlopers die zweren bij een stevig ontbijt, maar ik loop dat risico liever niet. Toen ik nog een beginnende loper was, heb ik aan den lijve ondervonden wat er dan kan gebeuren. Je moet je lichaam brandstof geven om een lange inspanning te leveren en je moet het zo min mogelijk belasten met verteren. Dat resulteert dus in wit brood met honing of confituur als ontbijt. Een banaan kan, een koffietje ook. Je moet zeker genoeg eten. Meer dan wat lekker is. Niet om koolhydraten te stapelen (dat gebeurt de dagen voordien), maar wel omdat je de komende uren dus niets zal eten op plakkerige sportgels na en de brandstoftank moet zo vol mogelijk zijn.

Gelukkig loop ik niet elke zondag een marathon. Zondag is pistoletdag in België, maar bij mij ook duurloopdag. De ontbijtregels voor de marathon pas ik dan niet zo strikt toe. Dat kan, want bij een duurlooptraining drijf je je lichaam niet tot het uiterste en zal het dus minder lichtgeraakt reageren. Ik respecteer wel de verteringstijd en zorg dus dat er zeker 2,5 uur tussen het ontbijt en de training zit. Een pistoletontbijt behoort dan tot de mogelijkheden. Ik heb echter een nieuwe ontdekking gedaan. Veel marathonlopers zweren namelijk bij een pannenkoekenontbijt. Met dat in het achterhoofd heb ik mijn eigen recept voor havermoutpannenkoeken op punt gesteld. Inmiddels uitvoerig getest en goedgekeurd als basis voor een duurloop. Nu volgt smakelijker en gezelliger fotografisch bewijs om het vorige misbaksel door te spoelen.

img_2696.jpg

De bereiding is eenvoudig: je mixt 1 ei, 50 gram havermout, een klein beetje bakpoeder en 120 à 150 ml havermelk of gewone melk. Van dit deeg bak ik één dikke pannenkoek in een grote pan. Omdat ook ik niet ongevoelig ben voor voedingshypes, bak ik mijn pannenkoeken in kokosolie. De kunst is om lang genoeg te wachten vooraleer om te draaien. Al doende leert men en een pannenkoek in allemaal kleine stukjes smaakt niet minder goed. Ik dresseer met agave- of ahornsiroop. Voor een gewoon ontbijt volstaat één pannenkoek, voor een duurloopontbijt zijn het er twee. Smakelijk!

 

Het moment – Bevoorraden tijdens de Dodentocht in Bornem

De Dodentocht in Bornem is een wandeltocht van 100 km die dit jaar al aan zijn 49e editie toe was. Het vertrek vindt plaats op vrijdagavond om 21u, deelnemers hebben 24 uur tijd om te finishen. Concreet betekent dit dus dat alle wandelaars een nachtje door stappen. Zonder te slapen. Gewoon stappen. Als het donker is en iedereen in zijn bed ligt. Dus ook als het regent, zoals dit jaar het geval was. Om maar te zeggen: de Dodentocht heeft zijn naam niet gestolen en is inmiddels uitgegroeid tot een iconisch sportevenement. Van de 11752 starters bereikten er dit jaar 8178 de finish, dat is zo’n 70%. Mijn eigenste mama was er daar één van.

Samen met heel veel andere gekken stond ze dus vrijdagavond 10 augustus aan de start in Breeven. Ze voerde haar Dodentocht-kunstje al twee keer eerder uit. In 2006 volbracht ze de tocht met haar zus Hilde en in 2016 was mijn papa haar partner in crime. Dit jaar stond ze aan start en finish met buurvrouw Lut. Mijn ouders zijn allebei lopers en fietsers, maar mijn mama is de onbetwiste wandelexpert van onze familie. Ook in het dagelijks leven zet ze er altijd serieus de pas in.

Zaterdag 11 augustus begon voor mij om 7u aan de sporthal in Merchtem: post 8 op kilometer 53,2. Ik was namelijk bevoorrader en supporter van dienst. Een serieuze taak, te meer omdat ik de enige afgevaardigde van de familie was. Mijn zussen, broer en papa waren wel standby om telefonische steun te verlenen en – in het geval van mijn zussen – medische raad. Die bleek meteen nodig daar aan die sporthal. Een bloeddrukval en suikerdip zorgden ervoor dat mijn mama een woman down was en met de beentjes omhoog op de Merchtemse straatstenen moest liggen. De noodgedwongen pauze duurde langer dan verwacht, maar uiteindelijk vertrok het duo toch weer met kordate pas richting Buggenhout.

IMG_2655
2018: bevoorrader op post!
IMG_0307
2016: bevoorrading op kilometer 50. Mijn papa deed hier de legendarische uitspraak “Ik vind het nogal langdradig”.

Ik vind het moeilijk om een prototype te schetsen van de typerende Dodentocht-ganger. Er zijn wat meer mannen dan vrouwen. Je ziet (heel) jonge mensen, maar ook (heel) oude. Sommigen zijn professioneel sportief geëquipeerd, anderen lopen in jeans en op versleten basketsloefkes. Legeroutfits zijn populair, net zoals afritsbroeken of veel te zware wandelbottines. Er wordt al eens een vlag of spandoek gedragen. Shirts met ludieke spreuken zijn makkelijk te spotten. Sommige wandelaars lijken zo goed als niets met zich mee te dragen, anderen hebben dan weer geprobeerd om hun voltallige huishouden – inclusief pepermolen – mee te nemen in een veel te logge rugzak.

Bevoorraden tijdens die Dodentocht is een job op zich. De organisatie voorziet pijlen van post naar post voor volgers met de auto en ook op de website kan je een overzichtelijk plan terugvinden. Dat neemt niet weg dat plaatsen (gehuchten?) als Steenhuffel, Opdorp en Branst er niet op voorzien zijn om een stroom van auto’s te herbergen. Na post 9 in Buggenhout zette ik mijn bevoorradingsoffensief verder met de fiets. Een wijze beslissing, zo bleek. Mijn rugzak was gevuld met diverse lekkernijen waaronder chocomelk, cola, sportdrank, peperkoek, suikerbrood en chocolade. Zoetigheid genoeg dus en zo fietste ik met buurman Paul vrolijk verder naar Lippelo, Puurs en Oppuurs.

IMG_2664
2018: kilometer 79,1. Afval aanreiken ging nog vlot in Puurs.

Onze laatste tussenstop was in Sint-Amands: post 14, kilometer 88,2. Nog 12 kilometer te wandelen wil zeggen dat je nog ruim 2 uur aan de gang bent. Dat is niet minder dan een eeuwigheid als je al rond de 20 uur onderweg bent. Een juiste aanmoediging vinden is op dat punt ook niet gemakkelijk: Je bent er bijna klinkt als een leugen. De meeste wandelaars hebben daar een blik die op oneindig staat. Ik had het in mijn marathonwijsheden al eens over de lichten die uitgaan in je hoofd. Wel, dat is wat daar bij de meeste van die wandelaars gebeurd is. Ze doen al geen moeite meer om in het duister naar de aan-knop te zoeken. Zij die in gezelschap stappen, lijken zich daar niet meer van bewust te zijn. Er wordt niet meer gesproken. Lichaam en geest hebben een staakt-het-vuren bereikt. Sommigen vervolgen hun weg nog met een soepele tred, velen manken van de blaren of ander lijfelijk leed. Hard om te zien.

DSC02998
2016: kilometer 88. Omdat Roos zo mooi assorti gekleed was, mocht zij eventjes mee wandelen.

Na 100 kilometer afzien komen de moedige stappers dus aan in Bornem city, waaronder ook ons olijke duo. De lichten gaan terug branden in de meeste hoofden. Je ziet veel emoties. Mensen die zichzelf verbaasd hebben dat ze het hebben gehaald en die nadenken over de bewogen nacht en dag die ze nu echt achter de rug hebben. Vaak schuilt er een emotioneel verhaal achter het idee om die Dodentocht te stappen. Er vloeien tranen. Mijn mama was in de eerste plaats vooral gewoon opgelucht dat ze de finish had bereikt. Het publiek applaudisseert voor elke held die aankomt. De Dodentocht tot een goed einde brengen, verdient niet alleen een applaus, maar ook een staande ovatie. Chapeau!

 

Loperspraat – Mijn beginnersfouten #2

Beginnersfouten dus, daar had ik het over. Zowel qua kleding als voeding sloeg ik de nodige missers. Ook mijn looptrainingen waren in het begin weinig doordacht. Ik deed niet aan opbouwen, maar ging voor de korte pijn: meteen een half uur aan een stuk lopen. Een mooi voorbeeld van mijn soms toch wel aanwezige je m’en foutisme. Ik zou dit niet per se onder de noemer beginnersfout scharen. Evy Gruyaert heeft velen aan het lopen gekregen met haar Start to run, maar ik denk dat die aanpak niet aan iedereen besteed is. Ik hoor ook soms dat mensen ergens halverwege Start to run stoppen met lopen omdat ze weinig vooruitgang boeken en je dat wel wekenlang moet kunnen volhouden. Het lijkt me een ideale introductie als je nooit echt hebt gesport of om andere redenen rustig aan moet opbouwen. Voor meer ervaren sporters is er niets mis met gaan lopen en zien waar het schip strandt. Op voorwaarde dat je wel signalen oppikt van je lichaam.

Tegen die regel zondigde ik wel. Luisteren naar mijn lichaam deed ik zelden. Behalve dus als het echt misliep omdat ik onaangepast of te weinig had gegeten vlak voor een lange duurloop. Wellicht zou ik mijn achillespeesblessure, die ik opliep als gevolg van mijn ondoordachte opbouw, hebben kunnen vermijden als ik iets minder voortvarend te werk was gegaan. Bijvoorbeeld niet meteen een half uur aan een stuk lopen, maar 3x 10 minuten met tussendoor wat wandelen. Meten is weten. Ik mat niets en dat gaf me het ideale excuus om koppig door te blijven gaan. Als ik dan al iets van een pijntje voelde, dan negeerde ik het, want dat waait wel over. Soms is dat zo, soms ook niet.

Er zat ook weinig variatie in mijn looptoertjes. Helemaal in het begin ging ik op de Finse piste rondjes van 1 kilometer lopen. Ik hou wel van dat monotone lopen, maar heel stimulerend is het niet. Omdat er ook geen variatie zat in mijn langere toeren, leken die vaak volgens hetzelfde stramien te verlopen: altijd hetzelfde punt waar het zwaar werd, of die wind daar nu mee of tegen stond. Bij mijn duurlopen hetzelfde verhaal. We liepen meestal langs de Vaart tot halverwege de beoogde afstand en dan rechtsomkeert naar huis. Op één lijn lopen kan demotiverend werken. Je weet immers nog exact hoe lang de weg naar huis is. Dat weet je natuurlijk ook als je die afstand meet, maar de beleving is heel anders. Variatie in zowel duur, intensiteit als het tijdstip op de dag dat je gaat lopen zorgen ervoor dat je om je heen blijft kijken en minder volgens vastgeroeste patronen loopt. Nu vind ik het een heerlijk gevoel om na te denken over hoe en waarheen ik zal lopen.

Ik had er toen dus geen idee van hoe ver en snel ik liep. Dat is op zich geen probleem, al kan het soms wel verhelderend zijn. Je perceptie van snelheid is niet altijd juist. Soms lijkt het alsof je voor geen meter vooruit gaat, maar is dat niet correct. Bij mijn eerste stratenlopen liet ik mij veel te hard opjagen door de massa. Ik had een bepaalde tijd voor ogen die ik wilde behalen, maar ik wist ook dat ik dan alles moest geven. Dat betekende volle gas vanaf de start tot ik na een paar kilometer voelde dat ik te hard van stapel was gelopen om dan mijn tanden op elkaar te zetten en te blijven doorjassen. Ik bereikte mijn doel meestal wel op die manier, maar het is allesbehalve een aangename manier van lopen. Ook toen ik later wel een GPS-horloge had, liet ik mij maar wat graag op sleeptouw nemen door de massa. Bij mijn tweede 20 km van Brussel was ik er zo op gebrand mijn vorige tijd aan flarden te lopen dat ik de eerste kilometers niet kon geloven dat ik echt zo hard liep. Ik heb dat toen bekocht en moest aan snelheid inboeten. Mijn minst gunstige streeftijd haalde ik dan ook maar ternauwernood, wat als een teleurstelling aanvoelde. Indelen en temporiseren: juist dat is de sleutel voor een snelle en aangename race.

Tot zover de valkuilen waar ik nu (bijna niet) meer in loop. Er zijn echter ook beginnersfouten waar ik mij nog al te vaak aan bezondig. Daarover een volgende keer meer.

 

Loperspraat – Mijn beginnersfouten #1

Ik heb het hier al vaak gezegd: ik begon met lopen en deed zo maar wat. Eigenzinnig als ik ben, werd het dus een aanpak op geheel eigen wijze. Op een gegeven moment trok ik gewoon mijn loopschoenen aan en voila, mijn eerste echte training voor de 20 km van Brussel was een feit. Lopen is een sport die zich uitstekend leent voor een no nonsense aanpak. Ik was helemaal niet thuis in de loperswereld en had me ook niet voorbereid. Iedereen kan toch lopen? Inmiddels ben ik er achter gekomen dat lopen an sich inderdaad weinig voorbereiding vraagt, maar dat andere factoren wel mee zullen bepalen hoe dat lopen je bevalt. Bij deze dus een bloemlezing uit mijn beginnersfouten.

Laten we beginnen met het meest zichtbaar gênante onderdeel: kleding. In de meeste beginnerslijstje zal schoeisel als beginnersfout nummer 1 te boek staan. Ik had Adidas schoenen die ik enkele jaren geleden nieuw had gekocht in een speciaalzaak. Dat was dus geen probleem. Loopkleding had ik niet. Het zat namelijk zo: ik had kleding van Esprit Sports om te gaan paardrijden. Sportkleding dus. Lopen is toch sport? Ik zag er dus de noodzaak niet van in om aparte loopkleding aan te schaffen. Bijgevolg liep ik in katoenen kleding. Toen ik na ruim een maand de smaak toch goed te pakken had, bestelde ik zelfs nog wat nieuwe kleding van dat merk om mijn collectie uit te breiden. Zo had ik bijvoorbeeld een muntgroene (jawel) joggingbroek en behoorlijk wat polo’s en topjes, sommige in schreeuwerige kleuren. Echt heel chique als je gaat paardrijden, maar ik ging daar mee lopen. De ergste broek die ik had, was een blauw blinkend loszittend driekwartsgeval dat kwam uit de yoga-lijn. Ik hoef er geen tekening bij te maken om duidelijk te maken dat die broek niet flatterend was. Het enige goede eraan was de synthetische stof die wel licht aanvoelde. Godzijdank zag ik het licht vlak voor ik mijn eerste 20 km van Brussel zou lopen. Ik bestelde loopkleding van Nike: het echte spul. Als beginner moet je niet meteen honderden euro’s uitgeven aan dure loopkleding. Zorg voor goede loopschoenen en draag iets waar je je goed in voelt. Een fatsoenlijk sportshirt en -broek kosten echter geen fortuin. Loopkleding is niet voor niets bedacht en gemaakt. Katoen is niet gemaakt om hard in te zweten. Los van het feit dat elke zweetdruppel zichtbaar is, wordt de stof ook meteen nat en zwaar. Dat is onaangenaam en je krijgt er sneller schuurplekken van. Het dri-fit materiaal, waar de meeste sportkleding van gemaakt is, zit zoveel aangenamer. Als je dat één keer hebt gedragen, besef je dat katoen ideaal is voor het dagelijks niet-lopersleven. Esprit Sports is dus een goede klant aan mij verloren.

De tweede grote fout waar ik mij aan bezondigde, was een onaangepast voedingspatroon voor een grote inspanning: duurloop dus. Ik stond er eerlijk gezegd niet bij stil dat als je langer dan een uur gaat lopen, je lichaam brandstof nodig heeft en dat het kan tegensputteren als je te veel van het verteringsmechanisme vraagt. Mijn kledingflaters zag ik sneller in dan mijn voedingsfouten. Gek eigenlijk, want van voeding had ik meer last dan van die onaangepaste kleding. Wat deed ik fout? Ik was gewoon niet met voeding bezig en als ik er wel over nadacht, dan waren mijn principes helemaal fout. Ik verwarde calorierijk al eens met voedzaam. Zo leken een croissant en een chocoladebroodje mij een goede basis om een halve marathon op te lopen. Uiteindelijk liep ik er wel effectief een snelle halve op in Brussel (1:43), maar ik werd er tijdens de race wel meermaals aan herinnerd dat ik een vettig ontbijtje had weggewerkt. Een soortgelijk voorval speelde zich af toen ik eens op een vrijdagnamiddag 20 kilometer ging lopen. Ik kwam thuis van mijn werk en bedacht dat ik wel eerst nog iets moest eten. Waarom geen grote kom yoghurt met banaan, kiwi, sinaasappel en granola? Gezond toch? Laten dit nu net allemaal ingrediënten zijn die de darmactiviteit in de hand werken omdat ze wel wat vertering vragen. Zo liep ik mijn eerste duurloop waarbij ik sanitaire noodstops moest maken. Mijn lichaam was heel duidelijk: het is óf lopen óf verteren. Ik heb daar echt wel een duidelijk lesje geleerd. Hoewel ik later nog eens dezelfde fout heb gemaakt door een grote kom groenten te eten vlak voor ik ging lopen. Werkt niet. Soms gebeurde ook het omgekeerde en ging ik 26 kilometer lopen met één pistolet als ontbijt. Lopen met flanellen benen was het gevolg. Ik heb hier kortom van geleerd dat ik minstens twee uur voor een duurloop niet mag eten. Licht verteerbaar wil zeggen: niet te vettig, geen pitten, zaden of muesli-achtige zaken. Qua hoeveelheid probeer ik voor een duurloop net een boterham of pistolet meer weg te werken dan wat ik normaal zou eten. Yoghurt, groenten en fruit hou ik beter voor na de inspanning. Voor de marathon ben ik nog strenger, maar daar vertel ik later meer over.

Morgen komen jullie te weten welke beginnersfouten ik maakte in mijn looptrainingen zelf.

Marathonpraat – Waarom het EK-goud van Koen Naert zo hard blinkt

We beleven niet alleen zonnige hoogdagen, maar ook sportieve. Wat een zomer! Onze nationale voetbalploeg beet de spits af en zorgde voor een overdaad aan tricolore vlaggen, gadgets en tous ensemble. Geraint Thomas won verrassend genoeg een boeiende Tour de France die ontsierd werd door asociaal supportersgedrag. Op de Europese Kampioenschappen volgde voor ons land het ene sportieve hoogtepunt na het andere. Nafi Thiam, de Belgian Tornados (4x 400 meter), Kevin en Jonathan Borlée en de immer sympathieke Bashir Abdi zorgden voor maar liefst vijf medailles in de atletiek. Marathonloper Koen Naert voegde daar gisteren een gouden medaille en Europese titel aan toe.

Het zal niet verbazen dat ik een boon heb voor de lange afstandslopers. Gentenaar Bashir Abdi nam afscheid op de 10.000 meter met een zilveren medaille. Hij wil zich volledig toeleggen op de langste afstand nadat hij in april dit jaar zijn marathondebuut maakte in Rotterdam. Hij kwam daar ten val vlak na de start, maar schudde toch nog een fenomenale 2:10:43 uit zijn benen: de 9e beste tijd ooit door een Belg gelopen. Dat belooft voor de toekomst! Gisteren was het dus aan Koen Naert om zich te meten met de Europese top en te strijden voor de medailles op de marathon in Berlijn. Hij zette de race volledig naar zijn hand en zegevierde met een persoonlijke recordtijd. Een prestatie waar ik niets dan bewondering voor kan hebben.

DSC03238
De finishlijn lag aan de Gedächtniskirche op Kurfürstendamm.

Koen Naert was tot 2015 verpleger in het brandwondencentrum van Neder-over-Heembeek. Tot dan combineerde hij zijn sport met een fulltime job, nachtdiensten inbegrepen. Vlak na de aanslagen in Brussel sprong hij zijn collega’s vrijwillig bij. Hij studeert nu opnieuw: een postgraduaat wondzorg en weefselherstel. Na zijn sportcarrière wil hij immers terug aan de slag gaan als verpleger. Naert kreeg geen topsportcontract bij de Vlaamse federatie, maar bij de Waalse. Ik schreef al over topsport als beroep en de grote opofferingen die dan gemaakt moeten worden. Geld is zelden de drijfveer van een topatleet. De meeste topsporters in ons land kunnen amper leven van hun inkomen, voor Naert is dat niet anders. De passie voor zijn baan als verpleger maakt er hem alleen maar een knappere atleet op.

Vorig jaar liep Naert zijn snelste marathon in Rotterdam. Hij kwam toen over de finish in 2:10:16. Gisteren liep hij in Berlijn pas zijn 7e marathon als topsporter. Zijn schitterende 2:09:52 was meteen goed voor de 2e snelste marathon ooit door een Belg gelopen. De straten in Berlijn vormen het snelste marathonparcours ter wereld. Dennis Kimetto vestigde er in 2014 het nog steeds heersende wereldrecord van 2:02:57. Gisteren waren de omstandigheden echter minder gunstig. De temperatuur steeg tot ver boven de 20 °C en het parcours bevatte meer bochten dan het traditionele parcours van de race die in september wordt gelopen. Naert schreef met andere woorden sportgeschiedenis en had daar geen ideale omstandigheden voor nodig.

Tot slot is er nog de manier waarop Naert de titel binnenhaalde. Hij geloofde in zijn eigen kunnen en wist dat de titel een mogelijkheid was. Met dat besef liep hij ook zijn wedstrijd. Tot kilometer 30 hield hij zich schuil in de groep der favorieten. Toen die uiteen viel en Naert met de Zwitser Abraham en de Italiaan Rachik vooraan liep, zette hij een versnelling in op 10 kilometer voor de finish. Als je weet dat een marathon doorgaans wordt beslist in de laatste 2 à 3 kilometer, dan is dat een heel gedurfde aanval. Naert ging uit van zijn eigen kracht, liep met lef en kreeg geen inzinking. In de laatste rechte lijn kon hij nog een Belgische driekleur bemachtigen die hij vervolgens ook nog op de juiste manier om zijn schouders sloeg. Hij had uiteindelijk ruim anderhalve minuut voorsprong op Abraham. De marathon kan met andere woorden wel een sensationele wedstrijd zijn.

IMG_2714
De laatste kilometer van de Berlin Marathon loopt over de Pariser Platz, vlak voor de Brandenburger Tor.

Ik heb genoten van de atletieknummers op deze overkoepelende Europese kampioenschappen, maar ook van de gemengde triatlonaflossing (brons voor de Belgian Hammers) en de wielerwedstrijd op de weg (brons voor Wout Van Aert). Dat overkoepelende concept wekte bij mij in ieder geval een Olympische Spelen-gevoel op. Duimpje omhoog dus. De volgende sportieve afspraak in Berlijn is op zondag 16 september: dan wordt de 45e Berlin Marathon gelopen. De Keniaan Eliud Kipchoge zal weer een gooi doen naar het wereldrecord. Vorig jaar regende het en strandde hij op 35 seconden van Kimetto’s chrono. De Berlin Marathon is integraal te volgen via de Duitse televisie: gewoon kijken.

Loperspraat – Het moment dat ik terug echt een loper werd

Na 7 weken hinkelen, manken, vloeken, vallen (letterlijk), opstaan en uiteindelijk gewoon stappen mocht ik heel behoedzaam terug beginnen lopen. Maandag 30 april 2018 was een heel winderige herfstdag in de lente. In Brussel werd het Terkamerenbos afgesloten omwille van het gure weer. Weercode oranje of niet: als ik van plan ben om te gaan lopen, dan is er bijna niets wat mij daarvan kan weerhouden. Mijn zus Roos ondernam daartoe dan ook geen enkele poging toen ze samen met mij naar het bos trok. Ik zou 5x 1 minuut lopen en tussendoor stappen. De zenuwen gierden door mijn lijf toen ik stond te wachten tot mijn GPS-signaal was opgepikt. Mijn eerste looppassen werden gefilmd, wat meteen weergeeft hoe memorabel dat moment voor mij (ons?) was. Op dat moment voelde ik mij echter geen loper, maar een sukkel. De verzuring in mijn linkerbeen maakte dat mijn kuit meteen als beton aanvoelde. Een tweede adem had ik niet nodig en een eerste adem kon ik niet eens vinden. Het liep kortom voor geen meter en mijn gemiddelde tempo bevestigde dat. Ik zag het pessimistisch in. Anderhalve week later zag ik het zo mogelijk nog zwarter in: ik kon gewoon niet begrijpen waarom mijn lichaam zo moeilijk deed. 10 weken geleden had ik nog 33 kilometer gelopen en nu liep ik met heel veel moeite een mijl in drie fases.

Dat lichaam begon beter mee te werken. Geleidelijk aan verlengde ik de loopblokken. Zo liep ik twee weken later 3x 5 minuten met tussendoor een wandelpauze: goed voor drie volledige loopkilometers. Stilaan groeide het gevoel dat ik echt wel aan het lopen was. Tot mijn grote opluchting merkte ik ook dat mijn conditie niet weg was. Ik vond zowel een eerste als een tweede adem. Sowieso liep ik meer ontspannen omdat ik niet continu op mijn horloge moest kijken om te zien hoe lang ik nog mocht. Zo voelde dat wel: ik mocht weer lopen en ik wilde me daar elke seconde bewust van zijn. Toen ik in mijn derde en vierde herstelweek langer dan een kilometer aan een stuk mocht lopen, voelde ik mij echt de koning te rijk. Ja, dit was lopen.

Die 7 weken dat ik niet mocht lopen, deed ik mijn best om de voordelen van een gedwongen rustperiode te vinden. Ik had in principe meer tijd en moest de deur niet meer uit als het slecht weer was. De restanten van mijn schuurplekken zouden eindelijk eens fatsoenlijk kunnen helen. Ik had beduidend minder wasgoed. Op zondagochtend moest ik bij het ontbijt geen rekening houden met een duurloop. Dit kon het gemis niet compenseren. Ik vond het vreemd om een douche te nemen zonder dat daar een noemenswaardige inspanning aan vooraf gegaan was. Eender welke maaltijd smaakt toch beter na een training. Ik had minder honger en sliep slechter. Alles had wat minder glans. Toen ik begon op te bouwen, begon ik zelf ook weer te blinken. Gek genoeg voelde ik mij weer op en top een loper toen ik omarmde wat ik zogezegd niet gemist had. Zweten! Een bezweet lichaam, rode kop en een tweede zweetuitbraak als ik stop met lopen. Jeuj, ik heb weer een schuurplek op een vertrouwde plaats! Feestje voor de buikkrampen als teken van dehydratatie! Ja, dat is ook lopen.

Toen ik in 2014 op geheel eigen wijze besloot te gaan lopen, deed ik zomaar wat. Ik was me niet bewust van afstand en snelheid, laat staan van de progressie die ik boekte. Het was in mijn ogen vanzelfsprekend dat ik een half uur kon lopen. Daar moest ik mezelf niet voor prijzen. Ik vond het wel bijzonder toen ik voor de eerste keer langer dan een uur liep. De 20 km van Brussel tot een goed eind brengen, voelde toen aan als één groot feest van al die geslaagde trainingen samen. Tijdens dit opbouwproces werd ik herboren als loper. Ik beleefde de verschillende mijlpalen die ik bereikte veel bewuster. Elke kilometer extra die ik kon lopen was een hoera-momentje waard. Dat zal waarschijnlijk niet stoppen tot ik weer eens een marathon heb afgerond. Ook de eerste keer terug op asfalt lopen, voelde als een overwinning. Net zoals deelnemen aan een wedstrijd. Snelheid is nu veel minder een issue. Blessureleed zit in een klein hoekje: dat werd me pijnlijk duidelijk gemaakt en blijft voor ongerustheid zorgen. Het is kortom geen evidentie om zoveel te kunnen lopen. Redenen genoeg om eens zo hard te genieten van al die positieve neveneffecten. Als loper heb ik meer energie, ben ik productiever en kijk ik positiever om me heen. Wie wordt daar nu niet gelukkig van?

De muziek – Ode aan Avicii

Vrijdag de 20e is het nieuwe vrijdag de 13e, dat zei ik toen in april. De voortekenen waren duidelijk: Marike sloot zichzelf buiten en werd zwaar afgezet door de slotenmaker. Tot overmaat van ramp werden ook de gehaalde frieten koud en kwamen ze bijna te laat op een theatervoorstelling van onze tante. Zelf had ik een uitermate deprimerend bezoek aan de kinesitherapeut achter de rug. Net op het moment dat we dit bijna allemaal een plaatsje hadden gegeven en toch nog iets van de avond probeerden te maken, hoorde ik in het journaal dat Avicii overleden was. Tim Bergling liet op 20 april 2018 het leven in Oman. Hij was 28 jaar.

IMG_2652

Er was een tijd dat ik al lachend zei dat ik ook wel naar van die slechte commerciële muziek met een stevige beat luisterde als ik ging lopen. Ah ja, want ik – madame cultuur – kon Avicii toch niet op hetzelfde niveau plaatsen als een Leonard Cohen of Ramses Shaffy? Ik heb echter nooit geweten dat er een progressive house liefhebber in mij schuilt, want dat is volgens Wikipedia hoe de muziek van Avicii gecatalogeerd moet worden. Inmiddels vind ik het flauw om minachtend te doen over muziek die cultureel minder hoog staat aangeschreven. Muziek kan een mens heel diep raken, maar dat kan op veel manieren: de ene al wat subtieler dan de andere. Zo zat ik een keer wat sip in de auto toen Roos de gevleugelde woorden sprak Jij hebt wat Avicii nodig. Er is muziek voor elk moment en elke gemoedstoestand. Gelukkig maar. Alleen Spinvis kan de wereld niet redden.

Ik luister dus niet naar Avicii als ik thuis rustig in de zetel zit met een boek. Avicii is inherent verbonden met mijn loperscultuur. Zijn doorbraakhit Levels wordt op elk groot loopevenement gespeeld. Een euforische kick gegarandeerd als je in de massa op het startschot staat te wachten. Tijdens de marathon van Rotterdam schalde Wake Me Up hard door de boxen toen mijn papa en ik rond kilometer 30 terug de stad in liepen. Kippenvel tot mijn kleinste teen. Avicii is een vaste waarde in mijn Duurloop-playlist. Ik krijg energie van die beats en word er gewoon blij van. Als dat geen emotie is?

Vlak na Avicii’s dood luisterde ik naar Hey Brother, een nummer dat mij altijd minder heeft aangesproken. Plots raakte het mij. David Bergling reisde zijn broer Tim achterna naar Oman omdat de familie ongerust was. David kwam te laat. Een paar dagen na het overlijden publiceerde de Berglings een emotionele open brief. Voor hen was de doodsoorzaak duidelijk: “Tim kon niet langer verder en wilde rust vinden. Hij was niet gemaakt voor de zakelijke machine waarin hij zich bevond.” Een realiteit waar je niet om heen kan in de documentaire True Stories. We zien hoe een verlegen knul met pet en ruitjeshemd in recordtempo de wereld verovert. Tot zijn 19e speelde Tim Berglings leven zich af binnen vijf straten in Stockholm. Twee jaar later ligt de wereld aan zijn voeten als hij een eerste concert draait in New York. Manager Arash “Ash” Pournouri wil er het financiële maximum uit halen. Het is ontnuchterend om te zien hoe Avicii’s volledige entourage enkel oog heeft voor de commerciële machine die moet blijven draaien. Als een doodzieke Tim Bergling met ernstige buikpijn in het ziekenhuis wordt opgenomen, gaan ook de dokters helemaal op in het product Avicii. Hij wordt opgelapt en met zware medicatie verder op tour gestuurd.

Er zijn ook veel lovende woorden voor de artiest Tim Bergling. Alle zangers waar hij mee samenwerkte, hebben niets dan respect voor zijn muzikale brein. Producen of dj’en wordt beschreven als een volledig orkest in je hoofd componeren. Je focust je niet op één instrument, maar creëert een muzikaal geheel. Het is een andere manier van muziek maken, maar daarom geen slappe oplossing voor wie geen talent heeft. Ondertussen gaat het niet alleen bergaf met Berglings fysieke gezondheid, hij wordt ook angstiger en kan geen rust vinden. In de spotlights staan is niets voor hem, net zo min als het touren. Hij slaat in paniek als de agenda nog maar ter sprake komt. Alcohol consumeren wordt een gewoonte om de zenuwen tegen te gaan. Zijn vrienden herkennen hem niet meer. Bergling moet grote inspanningen leveren om zijn entourage duidelijk te maken dat hij echt wil stoppen met de optredens. Uiteindelijk speelt hij zijn laatste concert op Ibiza in 2016 en stopt ook de samenwerking met zijn manager. Avicii gaf van 2012 tot 2016 maar liefst 813 shows over de hele wereld.

In april was ik dus geblesseerd en kon ik niet lopen. Toegegeven, dat maakte mij emotioneel wat labiel. Ik zocht de sentimentaliteit op en luisterde heel vaak naar Hey Brother. Wat een song, wat een waarheid. Het werd mijn ultieme lied over de broeder- en zusterliefde. If the sky comes falling down, for you, there’s nothing in this world I wouldn’t do. Ik kon niet anders dan aan mijn eigen broer en zussen denken. What if I’m far from home? Oh brother, I will hear you call. Zij zouden ook hemel en aarde bewegen en desnoods de wereld rond reizen als ik in de problemen zou zitten. Aangezien wij geen doorwinterde globetrotters zijn, betekent dat echt heel veel. Fans van Avicii vereeuwigden hun idool met de twee Avicii driehoekjes op hun lichaam. Via de muziek zou hij altijd met hen blijven praten. Het is een magere troost. Waarschijnlijk helemaal geen troost voor wie met Tim Bergling een broer of kind verloor.