De Dodentocht in Bornem is een wandeltocht van 100 km die dit jaar al aan zijn 49e editie toe was. Het vertrek vindt plaats op vrijdagavond om 21u, deelnemers hebben 24 uur tijd om te finishen. Concreet betekent dit dus dat alle wandelaars een nachtje door stappen. Zonder te slapen. Gewoon stappen. Als het donker is en iedereen in zijn bed ligt. Dus ook als het regent, zoals dit jaar het geval was. Om maar te zeggen: de Dodentocht heeft zijn naam niet gestolen en is inmiddels uitgegroeid tot een iconisch sportevenement. Van de 11752 starters bereikten er dit jaar 8178 de finish, dat is zo’n 70%. Mijn eigenste mama was er daar één van.
Samen met heel veel andere gekken stond ze dus vrijdagavond 10 augustus aan de start in Breeven. Ze voerde haar Dodentocht-kunstje al twee keer eerder uit. In 2006 volbracht ze de tocht met haar zus Hilde en in 2016 was mijn papa haar partner in crime. Dit jaar stond ze aan start en finish met buurvrouw Lut. Mijn ouders zijn allebei lopers en fietsers, maar mijn mama is de onbetwiste wandelexpert van onze familie. Ook in het dagelijks leven zet ze er altijd serieus de pas in.
Zaterdag 11 augustus begon voor mij om 7u aan de sporthal in Merchtem: post 8 op kilometer 53,2. Ik was namelijk bevoorrader en supporter van dienst. Een serieuze taak, te meer omdat ik de enige afgevaardigde van de familie was. Mijn zussen, broer en papa waren wel standby om telefonische steun te verlenen en – in het geval van mijn zussen – medische raad. Die bleek meteen nodig daar aan die sporthal. Een bloeddrukval en suikerdip zorgden ervoor dat mijn mama een woman down was en met de beentjes omhoog op de Merchtemse straatstenen moest liggen. De noodgedwongen pauze duurde langer dan verwacht, maar uiteindelijk vertrok het duo toch weer met kordate pas richting Buggenhout.


Ik vind het moeilijk om een prototype te schetsen van de typerende Dodentocht-ganger. Er zijn wat meer mannen dan vrouwen. Je ziet (heel) jonge mensen, maar ook (heel) oude. Sommigen zijn professioneel sportief geëquipeerd, anderen lopen in jeans en op versleten basketsloefkes. Legeroutfits zijn populair, net zoals afritsbroeken of veel te zware wandelbottines. Er wordt al eens een vlag of spandoek gedragen. Shirts met ludieke spreuken zijn makkelijk te spotten. Sommige wandelaars lijken zo goed als niets met zich mee te dragen, anderen hebben dan weer geprobeerd om hun voltallige huishouden – inclusief pepermolen – mee te nemen in een veel te logge rugzak.
Bevoorraden tijdens die Dodentocht is een job op zich. De organisatie voorziet pijlen van post naar post voor volgers met de auto en ook op de website kan je een overzichtelijk plan terugvinden. Dat neemt niet weg dat plaatsen (gehuchten?) als Steenhuffel, Opdorp en Branst er niet op voorzien zijn om een stroom van auto’s te herbergen. Na post 9 in Buggenhout zette ik mijn bevoorradingsoffensief verder met de fiets. Een wijze beslissing, zo bleek. Mijn rugzak was gevuld met diverse lekkernijen waaronder chocomelk, cola, sportdrank, peperkoek, suikerbrood en chocolade. Zoetigheid genoeg dus en zo fietste ik met buurman Paul vrolijk verder naar Lippelo, Puurs en Oppuurs.

Onze laatste tussenstop was in Sint-Amands: post 14, kilometer 88,2. Nog 12 kilometer te wandelen wil zeggen dat je nog ruim 2 uur aan de gang bent. Dat is niet minder dan een eeuwigheid als je al rond de 20 uur onderweg bent. Een juiste aanmoediging vinden is op dat punt ook niet gemakkelijk: Je bent er bijna klinkt als een leugen. De meeste wandelaars hebben daar een blik die op oneindig staat. Ik had het in mijn marathonwijsheden al eens over de lichten die uitgaan in je hoofd. Wel, dat is wat daar bij de meeste van die wandelaars gebeurd is. Ze doen al geen moeite meer om in het duister naar de aan-knop te zoeken. Zij die in gezelschap stappen, lijken zich daar niet meer van bewust te zijn. Er wordt niet meer gesproken. Lichaam en geest hebben een staakt-het-vuren bereikt. Sommigen vervolgen hun weg nog met een soepele tred, velen manken van de blaren of ander lijfelijk leed. Hard om te zien.

Na 100 kilometer afzien komen de moedige stappers dus aan in Bornem city, waaronder ook ons olijke duo. De lichten gaan terug branden in de meeste hoofden. Je ziet veel emoties. Mensen die zichzelf verbaasd hebben dat ze het hebben gehaald en die nadenken over de bewogen nacht en dag die ze nu echt achter de rug hebben. Vaak schuilt er een emotioneel verhaal achter het idee om die Dodentocht te stappen. Er vloeien tranen. Mijn mama was in de eerste plaats vooral gewoon opgelucht dat ze de finish had bereikt. Het publiek applaudisseert voor elke held die aankomt. De Dodentocht tot een goed einde brengen, verdient niet alleen een applaus, maar ook een staande ovatie. Chapeau!