Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar uit mijn eigen marathonervaring en heel wat advies van anderen heb ik wel de nodige lessen getrokken. Dit zijn mijn persoonlijke marathonwijsheden.
Al is het begin nog zo snel, de marathon achterhaalt hem wel Om er meteen nog een ander gezegde tegen aan te gooien: seconden die je in het begin te snel loopt, worden minuten die je op het einde verliest (eveneens met dank aan Dirk). Rustig starten is heel erg moeilijk als marathonloper, maar oh zo belangrijk. Je loophonger is ontembaar, de adrenaline giert door je lijf en je wordt meegezogen door de massa. Je houdt je écht wél in, maar je tussentijden tonen duidelijk anders aan. Geef jezelf maximum twee kilometer om veel sneller dan voorzien te lopen. Daarna moet je temporiseren. Volgens het meest ideale scenario zou je een negatieve split moeten lopen. Dit betekent dat je tweede marathonhelft sneller is dan de eerste. Je hebt je energie dan goed gedoseerd. De zogezegde winst die je in de eerste helft (of de eerste 10 kilometer) behaalt, leidt doorgaans tot een veel groter tijdverlies in de tweede helft. Bekijk het zo: je moet de eerste helft van je marathon niet lopen in een tijd die dicht bij je PR in de buurt komt, want je moet die inspanning veel langer kunnen volhouden. Kilometers 5 tot 10 loop je logischerwijze makkelijker dan kilometers 30 tot 35. Versnellen kan altijd nog. Desnoods leg je de laatste 2 kilometer af aan een moordend tempo. De marathon is lang genoeg om echt alles uit je benen te lopen.
Lopen is de snelste manier om de finish te bereiken, stappen brengt je geen stap verder
Vanaf kilometer 25 zie je aan de bevoorradingsposten steeds meer lopers stappen om te drinken. Hoe verder de marathon vordert, hoe groter de drang lijkt te worden om te stoppen met lopen. Het aantal stappers neemt dan ook gestaag toe, niet alleen bij de bevoorrading. Je bereikt hier helaas bijzonder weinig mee. Het is de logica zelve dat je de finish het snelst al lopend bereikt. Bovendien zal je de verzuring voelen opstijgen tot in je oorlel als je je opnieuw op gang wil trekken om te lopen. Een wandelpauze betekent tijd krijgen om elk pijntje te voelen en analyseren. Je zal je looptempo nooit kunnen opdrijven na een wandelpauze. Kortom: geloof je lichaam niet als het zegt dat alles weer beter zal gaan als je even stopt met lopen. Het is als een duiveltje dat op je schouder zit: negeer het en loop verder.
Het zit nooit allemaal mee, maar dat is ook geen ramp
Of je marathon eerder positief of negatief zal uitdraaien, wordt bepaald door een combinatie van heel veel factoren. Een goede voorbereiding is het allerbelangrijkste: gebalanceerde trainingen die naar wens verlopen, een doordacht voedingsplan en dito raceverloop. 100% garantie dat dan alles goed uitpakt heb je niet. Daarenboven zijn er ook bepalende factoren die je niet in de hand hebt. Het weer is daar het mooiste voorbeeld van. Je hebt liefst niet te veel wind, niet te veel zon en niet te veel regen. De kans dat aan al je wensen wordt voldaan is erg klein. Denk daarom niet dat je alleen een goede marathon kan lopen als alles meezit. Ik liep tot nu toe 8 marathons en er is maar eentje waarbij er niet echt iets tegenstak (Brussel oktober 2015). Dat was zeker niet de marathon die het beste (of snelste) verliep. Sterker nog, bij mijn beste marathonervaring (Brussel oktober 2017) zat er behoorlijk wat tegen: een gure tegenwind op een zwaar parcours, schoenen waar ik toch niet zo blij mee was, heel weinig ambiance langs de kant en het ergste van al: buikkrampen. Het heeft mij geleerd dat je als loper weerbaarder en sterker bent dan je soms zelf inschat.
Mijn trommeltje met marathonwijsheden is nog lang niet uitgeput. Wordt vervolgd…
Ren voor je leven is één van de hardloopboeken waar ik het meest van opgestoken en genoten heb. De ondertitel is dan ook niet voor niets Een persoonlijk boek over wat hardlopen met jou kan doen. Hardlopen is van groot belang voor journalist en hardloopbeest Klaas Boomsma. Hij begon ermee begon vlak voor z’n 37e verjaardag in een verslavingskliniek in Zuid-Afrika.
Klaas Boomsma was jarenlang verslaafd aan alcohol en cocaïne. Hij slaagde erin om toch min of meer normaal te functioneren als redacteur. Omdat hij zijn werk nog kon beoefenen, zag hij zichzelf ook nooit als iemand met een probleem. Hij lag immers niet ergens in de goot te creperen. Juist daar ligt het grote probleem van de verslaafde: hij ziet zelf niet hoe zijn leven geruïneerd wordt door de constante drang naar drugs. Keer op keer probeert hij zelf komaf te maken met zijn problemen. Ook als hij te kampen krijgt met angstaanvallen denkt hij steeds weer dat hij de situatie de baas is. Een echte ommekeer komt er dus pas in een kliniek in Zuid-Afrika. Daar wordt hem ook gezegd dat een verslaving als een ongeneeslijke ziekte is, wat in zijn oren klinkt als een te gemakkelijk excuus voor zijn probleem.
Op een heel bevattelijke manier weet Klaas Boomsma uit te leggen wat een verslaving met iemand doet en hoe dat een aanzienlijk deel van zijn leven heeft gedomineerd. Hij zwaait nooit met een belerend vingertje omdat de insteek van zijn verhaal het hardlopen is en hoe dat ervoor heeft gezorgd dat hij zijn leven weer op de rails kreeg. Zijn verhaal ruikt nooit naar sensatiezucht. Klaas Boomsma beweert ook niet dat hardlopen dé oplossing is voor elke verslaving of elk probleem. Ren voor je leven is vooral een aangrijpend verhaal over de ontstaansgeschiedenis van een hardloper. Rennen maakte leven weer mogelijk. Met een enorme drive zet hij zijn eerste passen als hardloper.
Die gedrevenheid kenmerkt ook de marathonloper Klaas Boomsma. Hij liep intussen al heel wat marathons in scherpe tijden. Ik ben duidelijk niet de enige die op geheel eigen wijze begon te lopen. Bij Klaas Boomsma komt daar ook de verslaving om de hoek kijken: hij is al jaren clean, maar hardlopen wordt steeds dominanter in zijn leven. Meer en sneller zijn codewoorden. Hij blijft jagen naar die fel begeerde sub 3 tijd, een marathon lopen in minder dan 3 uur dus. Tot er een moment komt dat hij beseft dat hij zichzelf aan het voorbij lopen is. De schoonheid van hardlopen zit niet in snelle tijden en heroïsche prestaties. Het is een onbeschrijfelijk machtig gevoel dat je overvalt als je op zondag de deur uitgaat om een duurloop af te werken. Zoveel meer dan een runner’s high. Dit vond ik het meest herkenbare in zijn verhaal. Ik las het boek in volle marathonvoorbereiding in een periode dat ik ook heel erg zocht naar een goed evenwicht tussen jezelf continu vooruit drijven zonder dat het primaire loopplezier daar onder lijdt.
Klaas Boomsma’s stijl is rechttoe rechtaan. Zijn taal is raak en verbloemt niets. In het begin moest ik wat wennen aan die directe aanpak, net zoals aan het vlotte Hollandse taalgebruik. Al snel leek het echter alsof hij zich rechtstreeks tot mij richtte. Ik geloof Klaas Boomsma. Hij is een echte, authentieke mens van vlees en bloed. Dat lees je ook op zijn blog. Ik ben een trouwe volger en heb veel gehad aan zijn berichten waarin hij schrijft over zijn blessureleed en zijn voorbereidingen op de marathon in Leiden die hij in mei liep. Momenteel traint hij volgens een trainingsmethode waarbij je in de marathonvoorbereiding niet langer dan 14 km aan een stuk loopt. Hij blijft dromen en strijden voor zijn sub 3. Ambitie hoeft loopplezier niet per se in de weg te staan.
Doe jezelf een plezier en lees dit boek. Het is zonder meer een indrukwekkend verhaal dat iedereen kan inspireren: loper en niet-loper, man en vrouw, jong en oud.
Klaas Boomsma – Ren voor je leven. Een persoonlijk boek over wat hardlopen met jou kan doen. (Uitgeverij Prometheus 2017)
In oktober 2014 werd ik een loper met een plan. Een groots sportief plan: ik zou in 2015 een marathon lopen. Ook nu ontstond dit idee uit een wisselwerking met mijn jongste zus Roos. In mei liepen we de 20 km van Brussel en dat bleek allesbehalve een eindstation te zijn van ons lopersleven. Van een opflakkering in sportiviteit was dus al lang geen sprake meer. Het was duidelijk: wij waren serieus gebeten door de loopmicrobe en we waren gedreven om onze sportieve grenzen nog wat te verleggen.
We trainden nog steeds volgens het principe dat je gewoon regelmatig moest lopen om beter te worden. Dat werkte. In augustus liepen we nog een 20 kilometer wedstrijd in Zaventem. Ik liep maar liefst een kwartier sneller dan in mei. Mijn broer Seppe won die wedstrijd trouwens en ook mijn vader was bij de snelle finishers. In oktober stond de halve marathon van Brussel op het menu. Dat parcours is in grote lijnen hetzelfde als dat van de 20 km. Je loopt wel een kilometer extra, maar de laatste kilometers gaan bergaf en de hoogtemeters van Ter Kamerenbos vallen weg. Mijn doel was om te finishen rond de 1:45. We waren deze keer zelfs voorzien van technologische hulpmiddelen. Onze meetapparatuur bestond uit een digitaal Casio horloge dat Roos leende van haar vriend Niko. Daar stond immers een chronometerfunctie op waardoor we dus konden timen hoe lang we onderweg waren. Met behulp van de kilometeraanduiding langs de weg hadden wij dus echt geen GPS-horloge nodig. Ik finishte uiteindelijk in 1:43:49. Missie geslaagd.
De halve marathon van Brussel is sowieso een aanrader, maar er wordt dan ook een volledige marathon gelopen. Beide afstanden hebben een indrukwekkende laatste kilometer over de Grote Markt en komen aan op De Brouckère. Ongeveer halverwege de halve marathon voegen de marathonlopers zich bij de lopers van de halve afstand op weg naar de finish. Zo zagen wij dus voor de eerste keer marathonlopers van dichtbij. Ik was onder de indruk. Dat was duidelijk het echte werk. Roos en ik bleven dan ook lang aan de finish plakken en we treuzelden op weg naar het station om ook die laatste marathonlopers aan te moedigen. Juist dat waren voor ons de helden van de marathon. Ze zijn het langst onderweg en vallen doorgaans niet binnen het prototype van de marathonloper. De strijd die zij hebben geleverd is er eentje op het hoogste niveau. Ik weet niet of wij het toen hebben uitgesproken, maar dat was wat wij ook wilden. Enkele weken later werden er concrete plannen gemaakt.
Uiteraard kregen wij hier ook weer het sportieve voorbeeld van mijn familie. Mijn broer was toen al een ervaren duursporter en duatleet. Hoe langer de wedstrijd duurt, hoe beter hij wordt. Als je een broer hebt die zo hard traint en zijn hand niet omdraait voor uren durende wedstrijden, dan verklaren ze je thuis ook niet voor gek als je een marathon wil lopen. Bovendien maakte mijn vader op 54-jarige leeftijd in september van dat jaar zijn marathondebuut in Ieper in een belachelijk snelle 3:28. Inspiratie op overschot dus binnen de eigen familiekring. Het was dan ook niet meer dan logisch dat mijn zus en ik groots durfden te dromen. Een droom die uiteindelijk werkelijkheid werd in mei 2015, slechts een jaar nadat we voor de eerste keer in ons leven 20 km liepen.
Sometimes the best runs come on days you didn’t feel like running.
One run can change your day, many runs can change your life.
If you can run a mile. You can run a marathon. – Nike Don’t just chase your dreams. Run them down! Run. Find yourself. Just do it. – Nike Just run.
Begin dit jaar scheurde ik deze pagina uit Runner’s World. Een krachtige, optimistische boodschap. 2018 wordt mijn jaar, wat dat ook moge betekenen. Zo niet, dan volgend jaar wel.
Het vergt weinig moeite om inspirational of motivationalquotes over lopen of eender welke andere bezigheid te verzamelen. Zowel Google als Pinterest leveren een overvloed aan zoekresultaten op die ons wijze, al dan niet ludieke, lessen proberen mee te geven. Waar je ze aanvankelijk enkel aantrof in hippe koffiebars, vind je ze nu in elke winkel die wat eigenheid en lifestyle wil uitstralen. Het is trouwens opvallend dat er in het algemeen gekozen wordt voor de Engelse benaming inspirational quote. Als het gaat over inspireren of motiveren lijken de begrippen boodschap, citaat of spreuk de lading niet te dekken. Ook de mededeling zelf lijkt pas inspirerend te zijn als die Engels klinkt.
De zin van zulke quotes is dat ze op gebalde en vaak humoristische wijze een waarheid kunnen weergeven. Vaak is dat een positieve boodschap die ons aanzet van het leven te genieten: Eat cake, it’s somebody’s birthday somewhere. Ook enig realisme is niet vreemd. Life’s a bitch bijvoorbeeld. Het leven kan hard en gemeen zijn. Waarschijnlijk zou dezelfde boodschap in het Nederlands anders klinken. Het klinkt stoer, maar minder provocerend om het Engelse bitch te gebruiken. Een Nederlands equivalent zal sneller vulgair overkomen. Anno 2018 vloeken we in het Engels.
Vaak bevatten ze ook een dosis zelfspot: I don’t need an inspirational quote, I need coffee. Neem die inspirerende (on)zin vooral niet te serieus en geef mij maar een koffie. Motiverende spreuken zijn decoratie, een originele versiering met een dikke knipoog. Je gaat uiteindelijk ergens iets drinken omdat de koffie daar goed smaakt en het personeel vriendelijk is, niet omdat de slogans aan de muur zo catchy zijn. Dat er dan een glimlach op je gezicht verschijnt omdat je iets van jezelf herkent in een hippe uitdrukking, is alleen maar mooi meegenomen.
Hippe uitdrukking of gevatte uitspraak zijn juistere benamingen voor het fenomeen inspirational quote. Ik denk namelijk niet dat zulke gezegdes je echt inspireren of motiveren om iets te doen wat je daarvoor niet deed. Neem nu de Just do it van Nike (vergelijkbaar met de Yes, we can van Obama). Het betekent zoveel als: begin er aan. Doe het gewoon. Blijf niet eeuwig twijfelen en afwegen, maar ga ervoor. Ga gewoon eens lopen. Trek het je niet aan dat je zal zweten en wat stramme spieren zal hebben. Just run. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat iemand na het lezen van twee of drie krachtige woorden effectief de loopschoenen aantrekt en denkt: ach ja, waarom niet? Niemand zal gemotiveerd zijn om voor een marathon te trainen als je met heel veel moeite uit het niets eens een mijl loopt omdat een quote dat gezegd heeft. Daarom zijn de woorden motivational en inspirational niet helemaal op hun plaats. Het is pas als je al gemotiveerd en geïnspireerd bent om te lopen dat je zal beamen dat de beste runs soms uit onverwachte hoek komen. In een hip jasje klinkt dit als: Sometimes the best runs come on days you didn’t feel like running.
We leven kortom niet in een wereld waarin de impact van enkele woorden zo groot is dat mensen plots rigoureus het roer omgooien en beginnen lopen omdat ze overtuigd zijn dat het hun leven zal veranderen nadat ze ergens One run can change your day, many runs can change your life aan de muur zagen hangen. Een hippe spreuk klinkt gewoon goed, is vaak grappig en moet herkenbaar zijn. Het kan ook een herinnering zijn aan een belangrijke boodschap voor jezelf, zoals mijn persoonlijke Dit wordt jouw jaar. De waarde van woorden is ook persoonlijk en zal afhangen van wie ze uitgesproken heeft. Als dat iemand is die je inspireert of simpelweg interesseert dan worden ze meteen krachtiger. Passion is not a chance, it’s a choice is een citaat van Eliud Kipchoge, de beste marathonloper van het moment. Een man die nog steeds een bescheiden leven leidt met zijn gezin in Kenia en waarvan ik oprecht geloof dat hij nog steeds heel veel plezier haalt uit elke kilometer die hij loopt. Als ik deze woorden zou horen uit de mond van Christiano Ronaldo dan zouden ze voor mij persoonlijk niets betekenen of toch veel minder. Sorry, Christiano.
Hang je muur dus vooral vol met wat voor jou belangrijk is of goed klinkt. Iedereen heeft zijn eigen waarheden. De inspirerende en motiverende kracht van mensen en plaatsen is gigantisch. Maak er gebruik van. Laat pretentie achterwege. Ga zeker geen slechte koffie drinken omdat de omgeving zo hip is. En als je een hekel hebt aan al die inspirerende nonsense: just don’t care.
De cijfers: marathon nr. 5 en nog steeds mijn snelste in 3:21:23
De voorbereiding: ik was in topvorm, maar stond gehavend aan de start na een val in het bos
De race: ik vloog tot aan kilometer 25, toen sloegen de zon en het Bois de Boulogne genadeloos toe
De herinnering: het geweldige weekend in Parijs met mijn zussen en mama
Wat vooraf ging Parijs is mijn habitat, mijn Franse thuis. De marathon van Parijs lopen was dan ook een nieuwe droom die werkelijkheid werd. Uiteindelijk was mijn inschrijving een feit vlak voor ik mijn derde marathon zou aanvatten, ruim een jaar van tevoren. Heel snel zijn is namelijk de boodschap als je een (betaalbaar) startnummer wil hebben voor de tweede grootste marathon ter wereld, want jawel: dat is de marathon van Parijs met meer deelnemers dan pakweg Berlijn en Londen.
De marathon die voorafging aan dit avontuur was die van Brussel. Op dat zware parcours wist ik een 3:22 uit mijn benen te schudden. Ik beschouwde het dan ook als een evidentie dat ik met de bloedvorm waarin ik verkeerde beter zou doen in Parijs. Dit zou immers mijn vijfde marathon zijn en ik was er telkens in geslaagd om mijn PR bij te stellen. Hoogmoed komt voor de val, was bij mij ook letterlijk te nemen. Op vrijdagavond liep ik mijn laatste plezierloopje in het bos: te enthousiast en te voortvarend en zo ook hard tegen de grond op een grindpad. Zo gebeurde het dus dat ik op vrijdagavond getroost moest worden bij een bord pasta door mijn zus Roos, terwijl mijn zus Marike en mama al in Parijs waren. Het nadeel van op het punt staan een droom te realiseren is dat de stress die erbij komt kijken ook navenant is. Stress om alles tot in de puntjes in orde te hebben voor vertrek, stress om te presteren en vooral ook stress om te genieten van waar je al zolang naar uitkijkt. Het medisch rapport luidde als volgt: een gehavende linkerkant, zijnde schouder, hand, knie en scheenbeen. Slechts krassen op de carrosserie, als het dat maar was. Ik was bovendien in goede handen. Mijn zussen hebben niet alleen zalvende woorden, maar vooral ook gouden handen. En met je mama aan je zijde, zit je altijd goed. Bij de pakken blijven zitten was geen optie.
Vlak voor de start De nacht voor de marathon was er eentje om heel snel te vergeten. Een irritante wekkertoon klinkt dan als een verlossing. Ik hield me vast aan het feit dat liggen ook rusten is. Ik zou wel over voldoende adrenaline beschikken om het gebrek aan slaap te compenseren. Bij mijn marathonontbijt op bed bediende ik mezelf en keek ik uit op een slapende Roos die af en toe een paar woorden prevelde bij wijze van poging tot gesprek. Na de laatste voorbereidingen vertrok ik om 7u naar de metro. Om en bij de 45.000 lopers moeten zich naar de start begeven. Dat wil zeggen dat er heel veel veiligheidsprocedures zijn, wat zorgt voor de nodige wachtrijen en stapkilometers.
De race
Starten op de Champs Elysées is een belevenis op zich. Bij elke marathon voelt het als een grote opluchting om uiteindelijk in dat startvak te staan. Wat je op dat moment moet gaan doen is immers heel eenvoudig: aan één stuk lopen. Ik kan helemaal terugvallen op mijn routine, er komt geen ingewikkeld denkwerk of organisatorisch gedoe aan te pas. Het was wel spannend hoe mijn toegetakelde knie zich zou gedragen. De adrenaline deed duidelijk z’n werk en mijn knie werd meteen het zwijgen opgelegd. Ik vloog over de keitjes van de Champs Elysées, over Place de Concorde en zo Rue de Rivoli op. Er waren amper toeschouwers te bespeuren, maar na een kilometer of 3 stond daar al mijn eigen supportersteam te roepen. Volledig uitgerust met Belgische vlag en muziekbox. Via Place de la Bastille werd de weg verdergezet naar Chateau en Bois de Vincennes. Ook hier waren mijn supporters weer present om mij te bevoorraden. Het parcours was boeiend en de toeschouwers werden steeds talrijker. Helaas waren ook de hoogtemeters prominenter aanwezig: geen echt steile hellingen, maar vaak wat op- en aflopende stukken. Een constant tempo lopen is dan moeilijker. Op het halfway point lag ik op schema voor een tijd van 3:17. Mijn benen voelden nog goed en ik genoot van mijn tocht door Parijs.
Toen ik rond kilometer 24 langs de Seine liep met aan de linkerkant de kathedraal van de Notre Dame begon het warm te worden. De zon was verschroeiender dan gedacht. Ik zag mijn supporters terug rond kilometer 25 en riep nog dat het goed ging. We liepen daarna door een tunnel en toen ging letterlijk even het licht uit in mijn hoofd. Het ging helemaal niet goed meer. Ik weet niet of het de zon was, mijn voortvarende start, mijn blessures die begonnen op te spelen of de adrenaline die uitgewerkt was. Hoe dan ook ging mijn tempo naar beneden. Na 29 kilometer liepen we langs de Eiffeltoren. Het besef dat ik nog 13 kilometer te gaan had, was onnoemelijk zwaar. Ik probeerde de resterende afstand in kleinere stukken op te delen: eerst aftellen naar 30 kilometer, dan naar 32, naar 35 enzoverder. Ik opende mijn mentale trukendoos vol afleidingen, maar het was spartelen om niet te verzuipen. Naar mijn idee ging ik ook in een slakkengang vooruit. De hoogtemeters in het Bois de Boulogne hakten er goed in. Het parcours is daar ook eentonig en ik besloot mijn gedachten zoveel mogelijk af te sluiten. Ik staarde naar de groene lijn die op de weg is aangeduid. Dat is de ideale marathonlijn die dus exact 42,195 kilometer bedraagt. Het plan was simpel: ik moest niet nadenken en gewoon die lijn volgen om zo snel mogelijk bij de finish te komen. Elke centimeter bocht die ik kon afsnijden, was extra winst. Ik probeerde niet meer te kijken naar de tussentijden die mijn horloge aangaf. Het was onvermijdelijk: ik verloor tijd, maar de rekenaar in mijn stond niet stil. Een verbetering van mijn PR was nog steeds mogelijk. Ik durfde me niet te veel te focussen op mijn tempo uit angst om dan helemaal weggelopen te worden.
De Avenue Foch is de laatste rechte lijn naar de finish: een brede laan die vooral ook heel lang is. De toeschouwers staan er zonder overdrijven rijen dik. Mijn mama heeft me uiteindelijk nog zien finishen. Ongelooflijk, maar ik was er. Eindelijk! 3:21:23 zei mijn horloge. Ik had dus 4 minuten verloren in mijn tweede helft. Allesbehalve een slakkengang dus. Van euforische gevoelens was geen sprake toen ik aankwam. Ik was gewoon blij dat ik er was. Het voelde in eerste instantie toch als een teleurstelling dat ik niet onder de 3:20 was gedoken, maar gezien de omstandigheden was dit een meer dan straffe prestatie. Toen ik later in de uitslag zag dat ik 137e vrouw was van de ruim 10.000 dames besefte ik dat ik echt trots moest zijn op dit resultaat. Als dit mijn snelste marathon zal blijven, dan laat ik die eer met veel plezier aan Parijs.
De conclusie
De marathon van Parijs is absoluut een aanrader voor wie graag eens een grote marathon wil lopen in een wereldstad. Hou wel rekening met het aantal hoogtemeters. Volgens mijn meting zijn dat er 274. Dat is ongeveer 100 minder dan de marathon van Brussel, maar wel 130 meer dan Rotterdam. De Parijse binnenstad staat garant voor een indrukwekkend parcours, maar zoals altijd zijn er ook saaie stukken. In een stad die nog steeds door koning Auto wordt gedomineerd, is het heel bijzonder om eens over de brede straten en avenues te kunnen lopen. In tegenstelling tot de steden in Nederland merk je weinig van de marathondrukte daags voor en na het evenement. Ook de hotelprijzen rijzen niet de pan uit in het marathonweekend.
Een triomf voor Team Odeyn!
Enkele weetjes
Wij waren met z’n vieren graag geziene gasten in het hotel. Mijn mama had dan ook al een foto van Roos en mij getoond voor wij aankwamen.
De Fransen mogen terecht trots zijn op hun baguettes, maar daags nadien zijn die dingen wel bijzonder taai. Het was echt werken om de Franse trots weg te krijgen bij mijn eentonige marathonontbijt.
Twee uur voor de start zaten er in het hotel nog enkele lopers op hun dooie gemak een stevig Engels geïnspireerd ontbijt weg te werken. Je kan ook té ontspannen zijn.
Op Rue de Rivoli kwam niet alleen het dj-talent van Roos bovendrijven, maar ook haar rebelse kantje: ze werd letterlijk teruggefloten door de gendarmerie toen ze enkele meters wilde meelopen.
Mijn uitputtingsslag was niets in vergelijking met de vele meters die mijn familie al lopend van en naar de metro heeft afgelegd. Er werd onderling ook hevig gediscussieerd over het laatste supporterspunt, wat leidde tot “het debacle van metrostation Javel”. Mijn mama ziet het nog steeds als een persoonlijk falen dat ze niet tijdig in het Bois de Boulogne zijn geraakt. Niemand die het haar kwalijk neemt uiteraard.
Na de marathon was mijn mama heel erg teleurgesteld dat ze nergens Parijs-Roubaix kon volgen.
Toen ik ’s avonds in bed lag, viel ik Roos meteen lastig met nieuwe marathonplannen. Soms ben ik best vermoeiend.
Daags na de marathon wilde ik nog wat zien in Parijs, maar de metro nemen om de benen te sparen is geen goed idee. Metrostations bevinden zich onder de grond en om daar te komen moet je behoorlijk veel trappen afleggen.
In april 2019 sta ik weer aan de start van de Paris marathon!
Le petit-déjeuner smaakt op post-marathondag eens zo goed.Le Bon Marché is een dankbaar decor om je medaille te showen.
Ik kwam zelf ter wereld op een vrijdag de 13e. Vandaag is dus een symbolische geboortedatum om mijn blog het levenslicht te laten zien.
Aan deze blog ging heel wat getwijfel vooraf. Als lezer en leerkracht Nederlands groeit mijn liefde voor woorden met de jaren. Ik ben altijd een fervent dagboeken- en brievenschrijver geweest, maar het online gebeuren ligt ver buiten mijn comfortzone. Door een blessure ging ik plots anders naar mezelf als loper kijken. Uiteindelijk wonnen de nieuwsgierigheid en de zin om ermee te beginnen het van de onzekerheid. Zoals wel vaker het geval is, bleek de denker de weg te plaveien voor de doener in mij.
Verwacht hier vooral geen fotografische hoogstandjes, diepgaande wetenschappelijke artikels of uitgekiende trainingsschema’s en recepturen. Er schuilt in mij ook geen poëet, maar ik probeer wel de poëzie in het dagelijks leven te zien. Ik schrijf zoals ik loop: vanuit mijn buikgevoel probeer ik met oog voor detail naar de wereld rondom mij te kijken.
Ik hoop jullie te kunnen verblijden met mijn schrijfsels over mijn leven als loper en alles wat daarbij hoort: gaande van heel praktisch advies tot vreemde hersenspinsels. Op de achtergrond zal de lezer steeds aanwezig zijn. Inspiratie en verwondering: daar draait het om. Als ik daar een klein stukje aan kan bijdragen, dan is dat al heel wat.
Waarom ik loop en schrijf kan je hier uitgebreid lezen. Mijn lopers cv vind je hier terug.
Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar uit mijn eigen marathonervaring en heel wat advies van anderen heb ik wel de nodige lessen getrokken. Dit zijn mijn persoonlijke marathonwijsheden.
Moeilijke momenten gaan voorbij (of blijken toch niet zo moeilijk te zijn) Dirk is een ervaren marathonloper en collega van mijn zus. Hij was meteen fan van ons marathonplan en maakte speciaal voor ons een lijstje met enkele nuttige tips en adviezen. “Moeilijke momenten gaan voorbij” was er daar één van. Een prachtig gezegde dat helemaal waar is. Het klinkt misschien als een magere troost, maar het is wel de enige waarheid die wat troost kan bieden op een moment dat je het zwaar hebt. Een moeilijk moment kan op drie manieren voorbij gaan. Ten eerste is een marathon eindig. Op een gegeven moment is het sowieso gedaan. Dit is de meest praktische interpretatie. Ten tweede duurt niet elk moeilijk moment tot aan de finish. Je kan het zwaar hebben, maar dat moment helemaal te boven komen. Met andere woorden: een marathonloper heeft niet alleen een tweede, maar ook een derde, vierde en misschien zelfs vijfde adem. Dit is de meest hoopgevende en optimistische interpretatie. Ten derde kan een moment wat aanvankelijk moeilijk leek, gevolgd worden door een nog moeilijker moment. Vandaar mijn eigen toevoeging aan dit gezegde. Dat klinkt misschien negatief, maar het betekent juist dat je meer aankan dat je soms zelf denkt. Dit is de meest realistische interpretatie.
Jezelf vergelijken met andere lopers werkt alleen maar onrust in de hand De eerste confrontatie met medemarathonlopers vindt steevast plaats als je je nummer gaat afhalen. Ik zie dan vooral heel veel afgetrainde, extreem gefocuste, ontspannen en vastberaden mensen. Alles wat ik me op dat moment juist niet voel: een eerste moment dat de twijfel toeslaat. Op weg naar de start van een marathon wordt het er doorgaans niet beter op. Iedereen ziet er dan zo verdacht rustig uit. Ik kan alles op dat moment verontrustend vinden: iemand die meer gels mee heeft dan ik. Oei, ik zal er dan wel te weinig mee hebben. Een andere loper heeft helemaal niets mee. Oei, dan zal ik wel te veel meedragen. Het is een totaal nutteloze denkoefening die vooral de stresslevels de hoogte injaagt. Jezelf met anderen vergelijken heeft geen zin omdat je helemaal niet weet wat de ambitie en ervaring van de loper in kwestie is. Bovendien is ook elk lijf anders. Wat voor de één wel werkt, doet dat voor de ander totaal niet. Als je wel graag vergelijkt, bekijk het dan als een grote modeshow voor loopkleding en -schoenen.
Een marathon is geen feestje van begin tot eind
Ook niet als je zelf de slingers ophangt. Ik ben de eerste om de marathon tot mythische proporties te verheffen. Dit betekent echter niet dat je je Hercules waant van de 1e tot de 43e kilometer. Integendeel, je beseft pas echt wat je hebt gedaan als de taak erop zit. Elke keer opnieuw. Mogelijke pieken van het feestniveau zijn plaatsen waar er:
veel supporters zijn, of nog beter: je eigen supporters
een goede muzikale ondersteuning is, mijn favoriet: de live dj
een interessante bezienswaardigheid is, de Grote Markt in Brussel om maar iets te noemen
variatie in het loopparcours komt, bruggen doen het – ondanks hun stijgingspercentage – altijd goed bij mij
vanuit het niets toch een vriendelijke mens staat die je bemoedigend toespreekt, vaak de immer plichtbewuste seingever
een stuk aflopend vals plat in de eerste helft van de race, je denkt dan dat je over magische krachten beschikt, maar eigenlijk loop je dus bergaf
Mijn trommeltje met marathonwijsheden is nog lang niet uitgeput. Wordt vervolgd…
Waarover ik praat als ik over hardlopen praat van de Japanse schrijver Haruki Murakami is een must read voor elke lopende lezer of lezende loper. Murakami is een bruggenbouwer en al lang geen onbekende meer in het literaire landschap. Hij wordt al jaren genoemd als mogelijke Nobelprijswinnaar. In Waarover ik praat als ik over hardlopen praat vind je echter niet de typische intrigerende Murakami-personages en ook de absurde magisch-realistische sfeer blijft achterwege. Het zijn Murakami’s ervaringen als marathonloper (en triatleet) die centraal staan.
In het voorwoord maakt Murakami meteen duidelijk dat hij geen (hand)boek zal schrijven over hoe je fit en gezond moet blijven. Hij schrijft over wat het voor hem betekent om hardloper te zijn, meer bepaald wat de wisselwerking is tussen zijn schrijverschap en hardlopersleven. Het boek verscheen in 2007, maar Murakami twijfelde 10 jaar of hij het zou schrijven. We kunnen hem alleen maar heel dankbaar zijn dat hij het uiteindelijk wel deed.
In verschillende hoofdstukken beschrijft Murakami zijn hardlopers- en schrijversleven vanaf de zomer in 2005 tot de herfst in 2006. Hoewel hij fanatiek met hardlopen bezig is en met veel detail uitlegt waar en hoe hij traint, blijft hij wel een erg menselijke duurloper. Soms heeft hij geen tijd om te lopen of twijfelt hij aan zijn eigen kunnen. Ook dit koppelt hij aan het schrijfproces. Murakami zegt zelf dat hij de metafoor tussen hardlopen en schrijven steeds verder kan uitwerken. Dat is ook wat dit boek zoveel meer maakt dan een opsomming van trainingsgegevens. Door middel van zijn eigen loopervaringen slaagt Murakami erin om beeldend weer te geven wat het loopproces met een mens en zijn denken doet. Tijdens het lopen zijn gedachten namelijk als wolken.
Murakami liep zijn eerste marathon buiten wedstrijdverband toen hij voor een reportage in Griekenland het idee kreeg om de omgekeerde marathon te lopen: van Athene naar Marathon dus. Hij deed dit volledig op eigen houtje onder een loden zon en wist toen nog niet dat de huidige marathonafstand 2,195 kilometer langer is dan de oorspronkelijke afstand tussen beide plaatsen. Het strafste en ook meest beklijvende verhaal is dat van de 100 km wedstrijd waar hij aan deelnam in juni 1996. Tijdens zijn tocht herhaalt hij de hele tijd dit mantra: “Ik ben geen mens. Ik ben een pure machine. Ik ben een machine en dus hoef ik niets te voelen. Ik moet gewoon vooruit”. De machinale ultraloper blijkt net zoals zijn romanpersonages ook over een bevreemdend kantje te beschikken, maar juist dat maakt hem alleen maar menselijker.
Is Waarover ik praat als ik over hardlopen praat een boek dat niet-lopers zal boeien? Wellicht minder. Het is namelijk geen lofzang over een leven als loper of een pleidooi om meer te bewegen. Murakami vertelt in een bijzonder nuchtere stijl over de heroïek van zijn (soms bovenmenselijke) prestaties. Zijn doel is niet om een spannend verhaal te vertellen. Hij slaagt er juist in om de eentonigheid en saaiheid van hardlopen te bezingen. Om die te kunnen begrijpen, moet je de schoonheid daarvan zelf als loper kunnen begrijpen. Voor de doorwinterde Murakami-fans biedt dit boek wel een unieke inkijk in het leven van de schrijver en persoon.
Voor wie meer of iets ander van Murakami wil lezen kan ik Kafka op het strand, Norwegian Wood en Ten zuiden van de grens van harte aanbevelen.
Haruki Murakami – Waarover ik praat als ik over hardlopen praat (Uitgeverij Atlas Contact 2009) – citaat p. 130
In februari 2014 werd ik een vrouw met een plan. Een groots sportief plan: ik zou in mei de 20 km van Brussel lopen. Het idee kwam er onder invloed van mijn jongste zus Roos. Samen zouden we onze sportieve grenzen verleggen. Ik was toen 28 jaar en sportiviteit bleef op dat moment in mijn leven beperkt tot fietsen voor praktisch gebruik en af en toe paardrijden. Hoog tijd voor verandering dus.
Ik had nochtans het goede sportieve voorbeeld van thuis meegekregen. Ik herinner me heel goed dat we als kind gingen wandelen en leerden fietsen langs de Vaart. Later fietsten we dan mee als mijn moeder een rondje ging joggen (zoals ze dat zelf noemt). Later begonnen we dan zelf ook dat rondje te lopen (of joggen). Tijdens mijn jeugd stond ik bekend als een goede loper. Op de middelbare school ging ik twijfelen aan mijn sportieve mogelijkheden. Ik kon immers niets met een bal. In tegenstelling tot mijn klasgenoten maakte ik een innerlijk vreugdedansje als er gelopen moest worden. Het was de enige sport waarin ik opmerkelijk beter was dan anderen. Ik ben toen ook beginnen paardrijden en mountainbiken. Rond mijn 16e heb ik samen met mijn broer Seppe bij een atletiekclub gezeten. Toen begon ik ook wat langere afstanden te lopen: een uur, een uur en een kwartier. Ik blonk zeker niet uit in snelheid, maar merkte wel dat ik van nature een groot uithoudingsvermogen leek te hebben. En zelfs als ik niet echt kon volgen, dan was opgeven geen optie.
Mijn vader en ik aan de Vaart in de jaren 80.
Van mijn 18e tot mijn 28e heb ik nooit regelmatig gelopen. Af en toe kende ik een opflakkering en kwamen mijn loopschoenen weer uit de kast, maar ik haalde er niet voldoende plezier uit om het vol te houden. Vermoedelijk was dat te wijten aan mijn aanpak. Ik ging voor de korte pijn. Niks opbouwen, meteen een half uur lopen. Meer een survival of the fittest in plaats van een runner’s high. Zo herinner ik me ook een periode dat ik met Roos een rondje van 50 minuten ging lopen. Nu weten we dat die ronde zo’n 8 kilometer is. Een pittige afstand voor iemand die jaren niet gelopen heeft. Ik was dan ook uitgeput na zo’n inspanning.
Ben ik voor die 20 km van Brussel dan anders beginnen trainen? Nee, helemaal niet. Zelfs in het pre-Start-to-run-tijdperk was een geleidelijke opbouw niet aan mij besteed. Zo gebeurde het dus dat ik ergens in februari 2014 samen met Roos 5 kilometer op de Finse piste ging lopen. Afzien ja, maar niet kapot gaan. Mijn trainingsaanpak was eenvoudig: ik zou 3 à 4 keer per week gaan lopen. De duur zou ik laten afhangen van het gevoel. Ik had geen GPS-horloge of app om tijd en afstand te meten, maar nam mijn oude Nokia gsm mee om te timen hoe lang ik liep. Naar mijn idee toen al best professioneel. Na een paar weken liep ik vlot een uur. Ik liep vaak samen met mijn zus en we bouwden onze afstand steeds wat uit. Als ultieme test zouden we eens anderhalf uur lopen. Een memorabele training omdat we er niet beter op hadden gevonden dan een route te nemen die we vaak te paard aflegden. Goede wegen voor ruiters zijn zelden goede looppaden. Het mag een wonder heten dat we toen ongeschonden uit de strijd kwamen. De test was geslaagd en wij voelden ons klaar voor het grote doel.
De Vaart anno 2018. Ondertussen fiets ik zonder zijwieltjes. Ik heb nog steeds een mandje, maar sleep mijn knuffel niet meer overal mee naartoe.
Heb ik dan ongestraft kunnen opbouwen van nooit naar anderhalf uur lopen? Nee, helemaal niet. Na twee maanden trainen kreeg ik last van mijn achillespees. Ik mankte zelfs. Ook hier was mijn aanpak totaal verkeerd. In eerste instantie negeerde ik het trekkerige gevoel in mijn enkel en ik zweeg in alle talen: dat zou wel overwaaien. Niet dus. Gelukkig was daar mijn zus Marike, een kinesitherapeut uit de duizend. Ik moest oefeningen doen en vooral blijven bewegen. Hoewel het er aanvankelijk niet zo rooskleurig uitzag, verbeterde mijn blessure plots zienderogen. Met dank dus aan de gouden handen van mijn zus. Anderhalve week voor de Grote Dag ging ik bij wijze van test 13 km lopen op de Finse piste. Weer zo’n geweldig onverantwoord idee, maar de test was geslaagd.
De 20 km van Brussel liepen Roos en ik uiteindelijk in 1:59:58. We hadden een klopje gekregen tussen 14 en 16 kilometer, maar de laatste kilometers vlogen we de Tervurenlaan op. Zo hard dat we niet beseften dat het daar serieus omhoog gaat. Ik heb me ongeveer een week bovennatuurlijk gevoeld. Het was het begin van een heel mooi loopverhaal. Wie had ooit gedacht dat we een jaar later samen een marathon zouden lopen? Wij toen zeker niet.